ECLI:NL:TADRARL:2021:314 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-666/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:314 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-10-2021 |
Datum publicatie: | 02-02-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-666/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Advocaat wederpartij. Verweerder mocht schikkingsvoorstel doen op de wijze zoals door hem gedaan, zonder daarbij de belangen van klaagster onnodig of onevenredig te hebben geschaad. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 18 oktober 2021
in de zaak 21-666/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 3 augustus 2021 met kenmerk Z 1262345 HH/SD, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster heeft een vordering ingesteld tegen de cliënte van verweerder en heeft
daartoe in 2020 een procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland,
locatie Utrecht (hierna verder: de rechtbank), aanhangig gemaakt.
1.2 Verweerder heeft de cliënte als gedaagde bijgestaan. In januari 2021 heeft verweerder
een conclusie van antwoord ingediend.
1.3 Per e-mail van 13 januari 2021 heeft verweerder aan klaagster onder meer geschreven:
“(…) In dat kader wil ik namens cliënte een schikking beproeven en onderzoeken of
wij de kwestie niet beter achter ons kunnen laten. Ik doe u derhalve het voorstel
dat partijen deze kwestie met gesloten beurzen afdoen en doorhaling van de procedure
bij de rechtbank vragen. Daarmee vermijdt u het risico op veroordeling in de proceskosten.
Bovendien is cliënte – onder de voorwaarde dat de kwestie dan met gesloten beurzen
wordt afgedaan – bereid af te zien van een klachtmelding bij het Bureau Financieel
Toezicht (handhaving) en de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (tuchtrechtelijk). Ook
vermijdt u de kans dat een vonnis in deze procedure openbaar wordt/wordt gepubliceerd,
waarbij uw werkwijze in de lopende kwestie publiekelijk bekend wordt. Onderdeel van
de schikking is ook dat u toezegt niet bij de in uw dagvaarding en de conclusie van
antwoord genoemde “eindklanten” uw (vermeende) vordering te gelde zal maken, buiten
noch in rechte, en dat u in de schikking verklaart ook jegens hen finale kwijting
te verlenen.
Ik hoor graag van u binnen twee weken na heden of u bereid bent de zaak door te halen
onder bovengenoemde voorwaarden. Na verstrijken van genoemde termijn geldt dit aanbod
als vervallen.
Is een schikking niet mogelijk, dan rest ons verder te procederen. Cliënte ziet de
uitkomst van de procedure verder met vertrouwen tegemoet.”
1.4 Op 19 maart 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
in zijn e-mail van 13 januari 2021 klaagster te dreigen met (i) inschakeling van de
media en (ii) met het doen van klachtmeldingen bij het Bureau Financieel Toezicht
en de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders indien klaagster niet instemt met het schikkingsvoorstel
van verweerder, waarmee verweerder de belangen van klaagster nodeloos en op ontoelaatbare
wijze heeft geschaad.
3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van
de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het hof
komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat
zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen
feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c)
de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
4.2 Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het
algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af
te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij heeft te gelden dat een
advocaat bij uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige
terughoudendheid in acht moet nemen.
4.3 Naar het oordeel van de voorzitter kan in de e-mail van 13 januari 2021 niet een
dreigement van verweerder jegens klaagster met media-aandacht worden gelezen bij niet
instemming met het schikkingsvoorstel. Met zijn opmerking dat een eventueel alsnog
tussen partijen te wijzen vonnis openbaar zal worden en zal worden gepubliceerd, heeft
verweerder een feitelijk juiste weergave gegeven van de gang van zaken. Vonnissen
worden immers openbaar uitgesproken en gepubliceerd op rechtspraak.nl. Met die stellingname
heeft verweerder dan ook niet een bedreigende houding jegens klaagster ingenomen die
hem in het kader van het tuchtrecht niet vrijstond.
4.4 Verweerder heeft ten aanzien van het tweede subverwijt aangevoerd dat hij daarmee
slechts de stelling van zijn cliënte heeft verwoord. Een advocaat dient het standpunt
van zijn cliënt echter niet klakkeloos over te nemen maar die, waar nodig, nader te
onderzoeken en zich daarbij ook rekenschap te geven van de belangen van de wederpartij
van de cliënt. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder in het kader van
de schikkingsonderhandelingen het partijdige standpunt van zijn cliënte verwoorden
zoals door hem in de e-mail gedaan, zonder nader onderzoek. Verweerder heeft daarbij
bovendien niet namens zijn cliënte gedreigd met inschakeling van BFT of de Kamer voor
Gerechtsdeurwaarders, maar gemeld dat zijn cliënte van klachtmelding bij die instanties
zal afzien bij schikking. Het stond zijn cliënte ook vrij om dergelijke klachtmeldingen
over klaagster te doen, ook al is klaagster van mening dat dit, zoals zij stelt, een
kansloze exercitie is. Als dat zo is, valt niet goed in te zien welke dreiging van
een dergelijke klachtmelding door de cliënte van verweerder zou kunnen uitgaan.
4.5 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat niet is gebleken
dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid jegens klaagster heeft overschreden.
De voorzitter zal de klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 18 oktober 2021