ECLI:NL:TADRARL:2021:313 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-655/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:313
Datum uitspraak: 25-10-2021
Datum publicatie: 25-01-2022
Zaaknummer(s): 21-655/AL/MN
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing over klacht tegen deken. Er bestaan geen (wettelijke) regels op grond waarvan een deken bevoegd is om bij een verzoek tot overdracht van een dossier door de ene advocaat de andere advocaat te verplichten om dat dossier over te dragen. De deken mocht het verzoek van klager opvatten als een verzoek tot bemiddeling c.q. advisering. Op dat verzoek heeft de deken voortvarend en op zorgvuldige wijze gereageerd en gemotiveerd uitgelegd waarom hij de andere advocaat heeft geadviseerd om het dossier op dat moment niet aan klager af te geven. De deken was door die andere advocaat verzocht om geen vertrouwelijke informatie met klager te delen. Geen regel noopte de deken om die informatie met klager te delen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 oktober 2021
in de zaak 21-655/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
voorheen advocaat te Z.
over
verweerder
mr. H., in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A.

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 3 augustus 2021 met kenmerk Z 1344645/MV/SD, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 18 augustus 2020 heeft klager als toenmalige advocaat mevrouw R., een cliënte van mr. W, thuis bezocht na daartoe benaderd te zijn door de heer S.
1.2 Op 21 augustus 2020 heeft klager per e-mail en brief mr. W op de hoogte gebracht van het verzoek van mevrouw R. om de rechtsbijstand inzake de lopende onderbewindstellingsprocedure over te nemen en verzocht om toezending van het dossier.
1.3 Per e-mail van 26 augustus 2020 heeft mr. W aan klager geschreven:

“ (…) Hedenmiddag heeft een bespreking plaatsgevonden tussen cliënte, mevrouw [R], haar beide bewindvoerders waaronder haar zuster, haar dochter en ondergetekende. Het geheugen van cliënte is niet optimaal maar de deelnemers aan het overleg hebben begrepen dat:

a. Cliënte zich niet tot u heeft gewend, maar dat u zich – zonder een daartoe strekkend verzoek van cliënte zelf – samen met de heer [V] tot cliënte hebt gewend. Dit terwijl de heer [V] de wederpartij is van cliënte in diverse zaken betreffende haar vermogen en financiële administratie.

b. Cliënte u voor het overige niet kent, geen prijs stelt op nadere kennismaking en geen overdracht van welk dossier dan ook wenst.

Ik zal daarom niet aan uw verzoek betreffende toezending van het dossier voldoen. Mocht u menen dat ik daarmee enige gedragsregel overtreed dan ben ik graag bereid tot een overleg in aanwezigheid van de deken.”

1.4 Op 31 augustus 2020 heeft klager verweerder verzocht om de kwestie op de kortst mogelijke termijn te onderzoeken en mr. W te verplichten haar volledige dossier aan hem over te dragen.
1.5 Per e-mail van 2 september 2020 heeft verweerder gereageerd op het verzoek van klager van 31 augustus 2020 om te bemiddelen in de overdracht van het dossier van mevrouw R door mr. W aan klager. Verweerder heeft daarop als volgt gereageerd:

“(…) Mevrouw [R] is bij beschikking van 24 april 2020 door de kantonrechter onder bewind gesteld. (…)
Uit de aan mij opgestuurde correspondentie en het audiobestand komt naar voren dat u door de heer [V] bent benaderd om mevrouw [R] bij te staan.

U heeft vervolgens – naar ik begrijp – zonder mr. [W] daarvan op de hoogte te stellen, mevrouw [R] bezocht en zij heeft u gevraagd haar belangen verder te behartigen. (…)

Mr. [W] heeft bezwaar gemaakt tegen de overdracht, omdat zij uit verschillende contacten van mevrouw [R], onder meer tijdens het contact dat zij daags na het voornoemde telefoongesprek, op 31 augustus 2020 met haar heeft gehad, heeft afgeleid dat mevrouw [R] niet wil dat u het dossier overneemt.

Gelet op de tegenstrijdige berichten van mevrouw [R], haar geestelijke toestand, waarnaar de kantonrechter in zijn beschikking verwijst, de mate waarin zij te beïnvloeden lijkt en het feit dat zij nog door de kantonrechter zal worden gehoord over de onderbewindstelling, zal ik mr. [W] op dit moment niet adviseren haar werkzaamheden te beëindigen en het dossier aan u over te dragen.”

1.6 Per e-mail van 4 september 2020 heeft klager aan verweerder gevraagd om het schriftelijke bezwaar van mr. W tegen de overdracht van het dossier aan hem te doen toekomen. Ook heeft hij daarin gemeld dat mevrouw R hem opnieuw uitdrukkelijk heeft verzocht haar bij te staan in de zaak betreffende de bewindvoering.
1.7 Op 7 september 2020 heeft verweerder per e-mail aan klager laten weten dat mr. W hem heeft verzocht haar reactie als vertrouwelijk te beschouwen, zodat hij haar reactie niet aan klager zal toesturen. Ook heeft hij klager gemeld dat hij in zijn e-mail van 2 september 2020 de argumenten en bezwaren van mr. W tegen overname van de zaak al heeft toegelicht.
1.8 Per e-mail van 9 oktober 2020 heeft klager aan verweerder geschreven:

“Uw onderstaande bericht heeft mij in goede orde bereikt. Ik heb daar tot op heden niet op gereageerd omdat uiteindelijk mevrouw [R], al dan niet onder druk, heeft besloten niet langer gebruik te maken van mijn diensten. Nu wordt ik echter beschuldigd van laakbaar handelen jegens mevrouw [R]. Daarom wil ik de reactie van mr. [W] alsnog ontvangen. Kennelijk staan daar passages in die mr. [W] voor mij verborgen wenst te houden. Mijn standpunt is dat de reactie van mr. [W] integraal en ongecensureerd aan mij dient te worden toegezonden. (…) Indien u persisteert in uw weigering (…) dit bericht aan te merken als klacht tegen u als deken (…).”

1.9 Verweerder heeft bij e-mail van 13 oktober 2020 aan klager gemeld dat hij niet aan dit verzoek kan voldoen, omdat voor de vertrouwelijke informatie die verweerder in het kader van de bemiddeling van mr. W heeft ontvangen dezelfde wettelijke (afgeleide) geheimhoudingsplicht geldt.
1.10 Op 22 oktober 2020 heeft klager bij verweerder een klacht ingediend over verweerder in zijn hoedanigheid van deken.
1.11 In de beslissing van 16 februari 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de klacht van klager van 22 oktober 2020 voor onderzoek verwezen naar de deken. Op 18 februari 2021 is deze beslissing door de griffie van het hof aan de deken gestuurd voor nader onderzoek.

2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
de reactie van mr. W op haar verzoek niet aan klager te sturen, waardoor verweerder niet de onafhankelijkheid in acht heeft genomen die een deken betaamt en waarmee hij ten minste een schijn van partijdigheid heeft gewekt.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft het verzoek van klager in de e-mail van 31 augustus 2020 opgevat als een verzoek om advies of bemiddeling over de vraag of en onder welke voorwaarden het dossier betreffende mevrouw R door mr. W aan klager overgedragen kon worden. Verweerder betwist dat hij als deken de bevoegdheid heeft om te beslissen over de overdracht van een dossier van de ene advocaat aan de andere. Verweerder betwist voorts dat de Leidraad dekenale klachtbehandeling van toepassing is door hem als deken te geven adviezen en bij bemiddelingen.
3.2 Volgens verweerder heeft hij het verzoek van klager op zorgvuldige wijze behandeld. De reactie van mr. W aan hem, zoals door hem was ontvangen naar aanleiding van het overnameverzoek van klager, bevatte vertrouwelijke (cliënt)informatie die niet (zonder meer) met klager/een andere advocaat kon worden gedeeld. Dat kon volgens verweerder in ieder geval niet zo lang niet duidelijk was wat de positie van klager was. Mr. W was voor verweerder op dat moment de behandelend advocaat van mevrouw R. Of die rechtsbijstand door mr. W nog altijd met instemming van mevrouw R was, zou ter gelegenheid van de hoorzitting door de kantonrechter over de onderbewindstelling aan bod komen. Voor verweerder stond, gezien de hem bekende feiten en de omstandigheden en gelet op de geestesgesteldheid van mevrouw R, op dat moment niet vast dat klager door mevrouw R tot opvolgend advocaat was gekozen.
3.3 Verweerder diende de op verzoek van mr. W van haar ontvangen vertrouwelijke advocaat-cliënt informatie als zodanig te behandelen op basis van zijn (afgeleide) wettelijke geheimhoudingsplicht. In zijn e-mail van 3 september 2020 heeft hij klager de door mr. W aangevoerde bezwaren en argumenten tegen overname van de zaak door klager meegedeeld zodat klager daarvan ook voldoende op de hoogte was, aldus verweerder.

4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter constateert dat de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken in het arrondissement van de Orde van Advocaten in Amsterdam. Slechts indien verweerder zich bij de vervulling van die functie zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad, kan hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.
4.2 Een deken heeft een zekere beleidsvrijheid bij het uitvoeren van zijn taken waaronder bemiddelings- of adviesverzoeken. Anders dan klager stelt, bestaan er geen (wettelijke) regels op grond waarvan een deken bevoegd is om bij een verzoek tot overdracht van een dossier door de ene advocaat de andere advocaat te verplichten om dat dossier over te dragen. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder op terechte gronden het verzoek van klager van 31 augustus 2020 dan ook opgevat als een verzoek tot bemiddeling c.q. advisering.
4.3 Op dat verzoek van klager heeft verweerder naar het oordeel van de voorzitter op voortvarende en zorgvuldige wijze gereageerd. In zijn e mail van 3 september 2020, als ook in zijn e-mails van 7 september 2020 en 13 oktober 2020, heeft verweerder aan klager gemotiveerd uitgelegd welke beweegredenen hij had om mr. W te adviseren om het dossier van mevrouw R op dat moment niet aan klager af te geven. De voorzitter is van oordeel dat er geen algemene regel is die verweerder in zijn hoedanigheid van deken noopt om, in het kader van een bemiddeling van de ene advocaat ontvangen, vertrouwelijke informatie met de andere advocaat te delen. De omstandigheid dat die andere advocaat ook een geheimhoudingsplicht heeft, maakt dat niet anders. Dat maakt dat verweerder tot zijn advies heeft kunnen komen zonder dat hij klager inzage heeft hoeven geven in de van mr. W ontvangen vertrouwelijke informatie.
4.4 Op grond van het voorgaande is de voorzitter niet gebleken dat verweerder zich dusdanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen jegens klager is geen sprake. Daarom zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2021.

Griffier                                                         Voorzitter

Verzonden d.d. 25 oktober 2021