ECLI:NL:TADRARL:2021:311 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-653/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:311 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-10-2021 |
Datum publicatie: | 25-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-653/AL/NN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Advocaat wederpartij. Verweerster behoefde in de gegeven omstandigheden niet aan de wilsbekwaamheid van haar cliënte te twijfelen. Dat verweerster moedwillig en in strijd met de regels op het laatste moment stukken ten behoeve van het kort geding heeft ingediend om daarmee de procesbelangen van klagers te schaden, is de voorzitter niet gebleken. Deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk niet-ontvankelijk wegens ontbreken belang bij klacht |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 11 oktober 2021
in de zaak 21-653/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager 1
klager 2
gemachtigde: klager 1
tezamen ook: klagers
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 2 augustus 2021 met kenmerk 2021 KN008/1346171, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 De zus van klager 2 (hierna: mevrouw S) heeft op 14 januari 2021 een levenstestament
en een volmacht bij de notaris ondertekend. Daarbij heeft zij een volmacht verleend
aan de heer J en mevrouw B gezamenlijk om alle (rechts)handelingen te verrichten,
alsmede een volmacht inzake medische aangelegenheden. Ook is bepaald dat in geval
van belet of ontstentenis van een van de gevolmachtigden, de ander zelfstandig bevoegd
is om als gevolmachtigde van mevrouw S op te treden.
1.2 Per e-mail van 24 januari 2021 heeft mevrouw B aan de notaris laten weten niet
als gemachtigde van mevrouw S te willen optreden. De notaris heeft de heer J hiervan
op 27 januari 2021 op de hoogte gesteld.
1.3 Op 25 januari 2021 is bij de griffie van de rechtbank Noord-Nederland, locatie
Groningen, van klagers een verzoekschrift tot het instellen van curatele over mevrouw
S, ontvangen.
1.4 Bij brief van 1 februari 2021 hebben klagers, naar aanleiding van het daartoe
strekkende verzoek van de rechtbank van 26 januari 2021, nadere informatie aan de
rechtbank verstrekt. In deze brief is, voor zover relevant, ook door klagers geschreven;
“Tenslotte is het zelfs mogelijk dat er twee gevolmachtigden benoemd zijn, die gezamenlijk zouden moeten optreden. Voor zover bekend is, is er geen sprake van een optreden of instemmen van een tweede gevolmachtigde en dat betekent dat [de heer J] in strijd met het levenstestament optreedt.”
1.5 Verweerster is mevrouw S vanaf 9 februari 2021 gaan bijgestaan. Verweerster heeft
mevrouw S op 9 februari 2021 gesproken en op 16 februari 2021 thuis bezocht ter voorbereiding
van de zaak.
1.6 Het verweerschrift met bijlagen is op 17 februari 2021 door verweerster aan de
griffie van de rechtbank gefaxt en na sluitingstijd van de griffie van de rechtbank
ontvangen.
1.7 Per e-mail van 18 februari 2021 om 10:59 uur heeft verweerster de fax van 17 februari
2021 aan de rechtbank aan klagers doorgestuurd.
1.8 Per e-mail van 18 februari 2021 om 17:29 uur heeft (de secretaresse namens) verweerster
aan klagers een scan van de begeleidende brief aan de rechtbank alsmede het gehele
levenstestament (productie 1) gestuurd. Daarbij is gemeld dat die stukken die dag
aan de rechtbank waren gefaxt. Ook is aan klagers gemeld dat de ontbrekende pagina
1 van de op 17 februari 2021 aan de rechtbank gezonden volmacht (productie 2) ook
die dag aan de rechtbank is gefaxt. Namens verweerster is daarom tevens een scan van
de begeleidende brief aan de rechtbank en de gehele volmacht alsnog aan klagers gemaild.
1.9 Op 19 februari 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift van
klagers ten overstaan van de kantonrechter plaatsgevonden.
1.10 Op 22 februari 2021 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.11 Bij beschikking van 4 maart 2021 heeft de kantonrechter het verzoek van klagers
tot ondercuratelestelling van mevrouw S afgewezen. In rechtsoverweging 2.3 is, voor
zover in deze relevant, overwogen:
“De kantonrechter stelt ten eerste vast dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat er bij [mevrouw S] sprake is van dementie. Ook zijn er geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat [mevrouw S] gelet op haar geestelijke situatie niet in staat was of is een levenstestament op te stellen. [Mevrouw S] heeft ter zitting duidelijk haar wil kenbaar gemaakt, welke wil in lijn is met het opgestelde levenstestament. Het is de kantonrechter hierdoor voldoende duidelijk geworden dat [mevrouw S] bewust een levenstestament heeft opgesteld ter voorkoming van het instellen van een curatele, en ter voorkoming dat haar financiën door [klager 2] worden beheerd. De door verzoekers gestelde dubbele agenda van [de heer J] is op geen enkele wijze onderbouwd.
Klagers hebben geen hoger beroep ingesteld.
1.12 Op 17 maart 2021 is mevrouw S overleden.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) (sub 1) ten onrechte, althans zonder gedegen deskundig onderzoek naar haar psychische
toestand, juridische bijstand aan mevrouw S te verlenen, terwijl mevrouw S ten tijde
van indiening en behandeling van het verzoekschrift niet in staat was om haar wil
te bepalen, dan wel (sub 2), indien verweerster de opdracht op basis van het levenstestament
van klaagster van 14 januari 2021 heeft aanvaard van de heer J, heeft nagelaten om
ook van de tweede gevolmachtigde om toestemming te verzoeken;
b) ten onrechte de - krachtens het levenstestament van klaagster van 14 januari 2021
- tweede gevolmachtigde, mevrouw B, niet op te roepen voor en te informeren over de
procedure van klaagster, terwijl verweerster de eerste gevolmachtigde wel bij die
procedure heeft betrokken;
c) moedwillig in strijd met de gedragsregels en het rolreglement de door haar op 17
februari 2021 aan de kantonrechter gefaxte producties niet gelijktijdig maar pas op
18 februari 2021 om 10:59 uur aan klagers te faxen (i) en pas op 18 februari om 17:29
uur de volledige teksten van het levenstestament en de volmacht aan klagers te mailen
(ii) zonder enig telefonisch overleg, waarmee verweerster klagers in een nadelige
processituatie heeft gebracht en haar eigen procespositie (en die van mevrouw B) heeft
versterkt;
d) (sub 1) bewust en zonder haar toestemming de voor intern overleg met klager 2 bedoelde
aantekeningen van mevrouw B in de procedure te overleggen en (sub 2) daarbij valsheid
in geschrifte te plegen door eigenhandig de naam van mevrouw B daarop te schrijven
en de doelstelling van het briefje te wijzigen.
3 VERWEER
Op het verweer van verweerster zal de voorzitter, voor zover relevant, in de beoordeling
terugkomen.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van
de advocaat van de wederpartij van klagers. Volgens vaste rechtspraak van het hof
komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat
zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen
feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c)
de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
4.2 Aan de hand van voormelde maatstaf zal de voorzitter het gedrag van verweerster
beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
4.3 Verweerster heeft als verweer aangevoerd dat zij op geen enkel moment heeft getwijfeld,
of hoefde te twijfelen, aan de wilsbekwaamheid van haar cliënte en dat voldoende heeft
onderzocht. Tijdens de diverse besprekingen kon haar cliënte haar wensen helder onder
woorden brengen. De enige gevolmachtigde van haar cliënte, de heer J, was overal bij
aanwezig en heeft kennelijk ook geen aanleiding gezien om niet in te stemmen met de
opdracht van haar cliënte. Stukken in het dossier, waaronder van de huisarts, gaven
verweerster ook geen aanleiding om aan de wilsbekwaamheid van haar cliënte te twijfelen.
Ook tijdens de zitting bij de kantonrechter heeft haar cliënte ondubbelzinnig en duidelijk
haar wil kenbaar gemaakt, die in lijn was met het kort daarvoor door haar opgestelde
levenstestament. Dat sprake zou zijn geweest van een psychisch afwezige houding van
haar cliënte tijdens de zitting, betwist verweerster. Klagers hebben volgens verweerster
hun standpunt over de wilsonbekwaamheid van haar cliënte in de procedure ook niet
aangetoond, zoals blijkt uit rechtsoverweging 2.3 in de beschikking van de kantonrechter
van 4 maart 2021.
4.4 Naar het oordeel van de voorzitter is de juistheid van de twee subverwijten van
klagers, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet komen
vast te staan. Feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat verweerster door haar
optreden voor haar cliënte de belangen van klagers anderszins onnodig of onevenredig
heeft geschaad zonder redelijk doel, zijn gesteld noch gebleken. Nu verweerster de
grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klagers
niet heeft overschreden, wordt klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaard.
Ad klachtonderdelen b) en d)
4.5 Deze klachtonderdelen zien op de wijze waarop verweerster de door haar cliënte
gevolmachtigde heer J volgens klagers wel en de door haar cliënte tweede gevolmachtigde,
mevrouw B, ten onrechte niet bij de zaak van haar cliënte zou hebben betrokken en
op de wijze van gebruik van aantekeningen van mevrouw B in de procedure. Het persoonlijk
karakter van het tuchtrechter mee dat alleen degene die onheus is bejegend daarover
kan klagen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist,
ligt het op de weg van de deken om een dekenbezwaar in te dienen, indien en voor zover
de deken daartoe aanleiding ziet. Een dergelijk dekenbezwaar is echter niet aan de
orde.
4.6 Nu door klagers niet is gesteld of is gebleken dat zij in enig eigen belang zijn
geschaad door het in deze klachtonderdelen verweten handelen van verweerster, dienen
klagers naar het oordeel van de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard
in klachtonderdelen b) en d).
Klachtonderdeel c)
4.7 Verweerster heeft toegelicht dat zij de stukken aan de rechtbank op 17 februari
2021 na sluitingstijd per fax heeft verzonden zodat de rechtbank daarvan pas in de
ochtend van 18 februari 2018 kennis heeft kunnen nemen. In de loop van diezelfde ochtend
heeft zij de stukken ook aan klagers gemaild. Verweerster betwist dat zij die stukken
moedwillig en in strijd met de regels te laat heeft ingediend. Klagers hebben tegen
het tijdstip en de inhoud van de stukken bovendien ter zitting ook geen bezwaar gemaakt,
aldus verweerster.
4.8 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster de grenzen van de haar toekomende
vrijheid als advocaat van de wederpartij van klagers niet overschreden. Verweerster
mocht namens haar cliënte de stukken kort voor de zitting indienen zoals zij dat heeft
gedaan. Dat zij dat moedwillig en in strijd met de regels heeft gedaan om de procesbelangen
van klagers te schaden, is de voorzitter niet gebleken. Concrete feiten die dat standpunt
onderbouwen, zijn door klagers niet gesteld of gebleken. Indien klagers naar hun opvatting
door de handelwijze van verweerster in hun belangen waren geschaad, had het bovendien
op hun weg gelegen om dat tijdens de zitting bij de kantonrechter aan de orde te stellen.
Dat zij dat hebben gedaan, is de voorzitter niet gebleken. Nu ook niet valt in te
zien waarom verweerster gehouden zou zijn geweest om telefonisch contact met klagers
op te nemen, zoals betoogd, is van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster
jegens klagers geen sprake geweest. De voorzitter zal klachtonderdeel c) dan ook kennelijk
ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
klagers in klachtonderdelen b) en d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet,
kennelijk niet-ontvankelijk;
klachtonderdelen a) en c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 11 oktober 2021