ECLI:NL:TADRARL:2021:309 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-064/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:309 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2021 |
Datum publicatie: | 25-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-064/AL/MN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Advocaat wederpartij. Verweer op ne bis in idem-beginsel ex artikel 47b Advocatenwet wordt verworpen. Niet is gebleken dat verweerder het geschil niet heeft willen oplossen en daarover niet heeft gecommuniceerd met klager en zijn advocaat. Verweerder heeft als partijdig advocaat strategische keuzes gemaakt, zonder dat hij daardoor de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 november
2021
in de zaak 21-064/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
tot 21 april 2021 advocaat te H.
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 20 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1235479 HH/SD
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. Gelijktijdig
zijn de klachtzaken 20-844, 20-845 en 21-626 tussen dezelfde partijen behandeld. Alleen
verweerder is bij de zitting aanwezig geweest. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de in
de dekenbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft
de raad kennisgenomen van de op 6 september 2021 ontvangen brief van verweerder met
één productie.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is al jarenlang verwikkeld in een (v)echtscheiding en de afwikkeling daarvan.
De echtscheiding is uitgesproken op 7 december 2016.
2.3 De ex-echtgenote van klager werd bijgestaan door mr. L. en - tot diens schorsing
in de praktijkuitoefening vanaf 23 september 2019 - ook door verweerder. Verweerder
is ook belastingadviseur en accountant AA.
2.4 Klager heeft op 1 maart 2018 de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam verzocht
een deskundige te benoemen teneinde een bindend advies te geven ten aanzien van de
uitvoering van het finaal verrekenbeding conform de huwelijkse voorwaarden.
2.5 Op 29 mei 2018 heeft een zitting bij de kantonrechter plaatsgevonden. Verweerder
heeft namens de ex-echtgenote van klager geen (noemenswaardig) verweer gevoerd.
2.6 Bij beschikking van 19 juni 2018 heeft de kantonrechter een deskundige aangewezen,
met bepaling dat partijen ieder de helft van de kosten van de deskundige moet betalen.
2.7 De deskundige heeft in mei 2019 een concept-rapport opgemaakt en dit aan de betrokken
partijen gestuurd. In deze rapportage staat onder meer vermeld:
“Procedure
Zoals opgenomen in de opdrachtbevestiging d.d. 10 oktober 2018 zullen wij u de gelegenheid geven tot het maken van opmerkingen en het doen van verzoeken op basis van dit concept rapport. Ook heeft u het recht om correctie van feitelijke onjuistheden in het concept rapport te vermelden. Als u van deze gelegenheid gebruik maakt, zullen wij de inhoud van de opmerkingen en verzoeken in het deskundigenbericht vermelden.”.
2.8 Bij brief van 18 juli 2019 heeft de deskundige aan klager onder meer het volgende geschreven:
“Hierbij sturen we u een opvolging op de brief van 5 juli jl. Een kopie van deze brief is per gelijke post aan [verweerder] verzonden. Helaas hebben wij van [verweerder] geen reactie ontvangen op de onze brief van 5 juli. U heeft aangegeven alsnog toestemming te geven voor het delen van de door u aan ondergetekende verstrekte gegevens zoals opgenomen in de bijlage van de concept rapportage. We verzoeken u deze gegevens rechtstreeks te verzenden aan [uw ex-echtgenote].
We hebben van [verweerder] geen antwoord ontvangen op de vraag om toestemming te verlenen voor het delen van de door hem aan ondergetekende (de deskundige) verstrekte gegevens zoals opgenomen in de bijlage van de concept rapportage. Zoals eerder vermeld kan ik zonder deze instemming/toezegging als deskundige het onderzoek niet afronden. (…)
Overigens constateren we dat de openstaande voorschotnota’s niet zijn betaald.
Door voorgenoemde omstandigheden ben ik niet meer in de mogelijkheid het onderzoek te continueren ofwel af te ronden. Het proces heeft voor vertraging gezorgd en de datum van afronding (uitgangspunt was 31 juli 2019) is net meer haalbaar vanwege het feit dat ik per 31 juli a.s. met pensioen ga en uit dienst treedt bij [naam] Accountants. Als deskundige zie ik mij genoodzaakt mijn werkzaamheden neer te leggen.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) in de kwestie van huwelijkse voorwaarden niet te (willen) praten, niet op te (willen)
lossen, nergens op te reageren en klager op kosten te jagen, waardoor verweerder niet
zorgvuldig en integer jegens klager heeft opgetreden;
b) niet te reageren op het concept-rapport/ bindend advies afwikkeling huwelijkse
voorwaarden van mei 2019 van de door de kantonrechter op 19 juni 2018 benoemde deskundige,
waardoor genoemd onderzoek/bindend advies niet (meer) kan worden afgerond;
c) zijn (voormalige) cliënte er niet op te wijzen de declaratie(s) van de deskundige
te betalen, dan wel haar te adviseren deze niet te betalen, terwijl de deskundige
hem (namens zijn (voormalige) cliënte) op de openstaande declaratie(s) heeft gewezen
bij zijn brieven van 5 en 18 juli 2019, waardoor de afwikkeling huwelijkse voorwaarden
is gesaboteerd;
d) niet te reageren op de onder c genoemde brieven van de deskundige.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdelen a) tot en met d)
4.2 Volgens verweerder dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in alle
klachtonderdelen omdat daarover al eerder door de raad is beslist.
4.3 Voor zover klager wel wordt ontvangen in alle klachtonderdelen heeft verweerder
ter zitting het volgende verweer gevoerd. Zijn cliënte heeft de voorschotdeclaratie
wel betaald. Hij heeft haar niet geadviseerd om dat niet te betalen. Volgens verweerder
blijft klager maar klagen over zijn niet communiceren of niet reageren. Daarover zijn
al verschillende andere uitspraken gedaan. Het is aan hemzelf om in overleg met zijn
cliënte te bepalen of en zo ja, hoe hij reageert richting de wederpartij of derden.
Tot slot heeft verweerder ter zitting gemeld dat na de pensionering van de eerste
deskundige een andere is benoemd die het rapport heeft afgemaakt.
5 BEOORDELING
Klachtonderdelen a) tot en met d)
5.1 Het meest verstrekkende verweer van verweerder is zijn beroep op artikel 47b Advocatenwet,
op het ne bis in idem-beginsel. Dat verweer wordt door de raad verworpen, nu de raad
uit de stukken en ook ambtshalve niet is gebleken dat op de onderhavige verwijten
in eerdere tuchtrechtelijke beslissingen al onherroepelijk is beslist. Klager kan
dan ook worden ontvangen in alle klachtonderdelen die gezien hun samenhang hierna
gezamenlijk worden beoordeeld.
5.2 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat
van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline
komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid
is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig
grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs
kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig
schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.3 De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de
advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet.
De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven
van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van
de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.
5.4 Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te
worden.
5.5 Naar het oordeel van de raad is uit de stukken onvoldoende gebleken dat verweerder
de kwestie omtrent de huwelijkse voorwaarden namens zijn cliënte niet heeft willen
oplossen en niet heeft gereageerd of heeft gecommuniceerd met klager en zijn advocaat.
Daarnaast heeft verweerder betwist dat zijn cliënte het voorschot niet heeft betaald
of dat hij haar heeft geadviseerd om dat niet te doen. Blijkens de brief van de deskundige
van 18 juli 2019 heeft verweerder namens zijn cliënte wel gegevens aan de deskundige
verstrekt, maar geen toestemming gegeven voor het delen van die gegevens, wat noodzakelijk
was voor afronding van het rapport. Als partijdig advocaat stond het verweerder vrij
om die strategische keuze namens zijn cliënte te maken, net als zijn beslissing om
kennelijk niet te reageren op de brieven van de deskundige van 5 en 18 juli 2019.
Nu ter zitting onbetwist door verweerder is aangevoerd dat na de pensionering van
de eerste deskundige het rapport alsnog door een opvolgend deskundige is afgerond,
is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerder met zijn handelwijze de belangen
van klager onnodig of onevenredig zonder doel heeft geschaad. Andere feiten of omstandigheden
waaruit zou blijken dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid jegens
klager heeft overschreden, zijn gesteld noch gebleken.
5.6 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk
geen verwijt treft. De raad zal alle klachtonderdelen dan ook ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 29 november 2021