ECLI:NL:TADRARL:2021:305 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-844/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:305 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2021 |
Datum publicatie: | 25-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 20-844/AL/MN |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Advocaat wederpartij. Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat verweerder tijdens een vijfgesprek, waarbij ook klager aanwezig was, een bepaalde toezegging namens zijn cliënte heeft gedaan. Ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 november
2021
in de zaak 20-844/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
tot 21 april 2021 advocaat te H.
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 september 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 5 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1006172HH/SD
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. Gelijktijdig
zijn de klachtzaken 20-845, 21-064 en 21-626 tussen dezelfde partijen behandeld.
Alleen verweerder is bij de zitting aanwezig geweest. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de in
de dekenbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11. Ook heeft
de raad kennisgenomen van de op 6 september 2021 ontvangen brief van verweerder met
één productie.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en
de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is al jarenlang verwikkeld in een (v)echtscheiding en de afwikkeling daarvan.
De ex-echtgenote van klager werd bijgestaan door mr. L. en door verweerder. Verweerder
is ook belastingadviseur en accountant AA.
2.3 De gezamenlijke woning van klager en zijn ex-echtgenote, woning I, is verkocht
en de verkoopopbrengst, althans de overwaarde, is gestort in een depot bij notaris
H. Het saldo van het depot bij notaris H bedroeg € 407.485,86. Bij een andere notaris,
te weten notaris B, is ook een depot gehouden in verband met de verkoop van de andere
gezamenlijke woning, woning II, van klager en zijn ex-echtgenote in november 2018.
2.4 Klager heeft op enig moment ten laste van zijn ex-echtgenote conservatoir beslag
doen leggen op een deel (namelijk de onverdeelde helft) van het depot bij notaris
B waarop zijn ex-echtgenote rechthebbende is.
2.5 In zijn e-mail van 12 augustus 2019 heeft mr. L namens zijn cliënte aan de advocaat
van klager laten weten dat een gesprek op 14 augustus 2019 kan plaatsvinden waarbij
dan ook verweerder aanwezig kan zijn. Ook heeft mr. L geschreven:
“De vooropname uit het depot bij de notaris ad € 25.000,-- is akkoord mits het gesprek woensdag a.s. doorgang vindt. Laat dit gaarne nog even weten.”
2.6 Op 14 augustus 2019 heeft op het kantoor van mr. L. een vijfgesprek plaatsgevonden,
waarbij klager, zijn advocaat, de ex-echtgenote van klager, mr. L. en verweerder aanwezig
waren.
2.7 In zijn e-mail van 26 augustus 2019 heeft mr. L namens zijn cliënte aan de advocaat
van klager, ook aan verweerder in cc, onder meer laten weten:
“Er ligt nog een voorstel dezerzijds gedaan tijdens de bespreking hier op kantoor, hetwelk luidde:
– (…)
– voor wat betreft de € 25.000,00 voor ieder der gerechtigden kan er een identieke instructie naar notaris [B] worden gestuurd onder wie een bedrag van circa € 50.000,00 rust uit de opbrengst na de levering van [woning II] er toe strekkende dat hij aan [klager] en [de ex-echtgenote] ieder € 25.000,00 overmaakt. Wil u deze instructie in concept aan mij toesturen. Bij akkoord bevinding van de tekst zend ik deze aanstonds retour aan U voorzien van mijn bevestiging namens mevrouw.”
2.8 Per e-mail van 2 september 2019 heeft de advocaat van klager (alleen) aan mr. L. geschreven:
“Bij notaris [B] staat niet eens € 50.000,00 in depot, maar een lager bedrag, namelijk circa € 47.000,00. Op het deel van uw cliënte heeft [klager] ooit beslag gelegd vanwege dwangsommen.
[Klager] heeft verder steeds gezegd dat het notaris [H] moest zijn dus daar houdt
hij aan vast, nog afgezien van het feit dat notaris [B] überhaupt niet in staat is
tot uitkering van een bedrag van € 25.000 aan ieder der partijen.
Kortom, [klager] vertrouwt erop dat uw cliënte per omgaande meewerkt aan de uitkering
van € 25.000,- uit het depot van notaris [H].”
2.9 Per 23 september 2019 is verweerder geschorst (geweest) in de uitoefening van
de praktijk. Tijdens de schorsing heeft verweerder zijn dossiers overgedragen aan
mr. N., (destijds) advocaat te R, als zijn waarnemer.
2.10 In de e-mail van 4 oktober 2019 heeft de ex-echtgenote van klager aan verweerder
en aan mr. L laten weten dat zij wil dat het bedrag van € 50.000,- uit het depot van
notaris B wordt betaald en niet uit het depot bij notaris H. Ook heeft zij desgevraagd
bevestigd dat verweerder tijdens het vijfgesprek niet heeft gezegd dat de € 50.000,-
uit het depot bij notaris H kon worden betaald.
2.11 Bij brief van 19 december 2019 heeft mr. L namens de ex-echtgenote van klager
en met instemming van klager en zijn advocaat aan notaris H verzocht om uit het depot
€ 25.000,- aan klager en eenzelfde bedrag aan diens ex-echtgenote te betalen.
2.12 Per februari 2020 heeft verweerder voor de duur van zijn schorsing tot 23 maart
2020 zijn dossiers overgedragen aan advocaat mr. S als zijn opvolgend waarnemer.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
in augustus 2019 toe te zeggen dat zijn cliënte (de ex-echtgenote van klager) zou
meewerken aan een interim betaling van € 25.000,- ten gunste van haarzelf en van klager,
maar daar opeens niet meer aan mee te willen werken en verzoeken daarover niet meer
te beantwoorden.
4 VERWEER
De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat
van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline
komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid
is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig
grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs
kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt
zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.2 De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de
advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet.
De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven
van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van
de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.
5.3 Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te
worden.
5.4 Verweerder heeft betwist dat hij de toezegging namens zijn cliënte heeft gedaan
tijdens het vijfgesprek omdat het zijn cliënte zelf was die de bedoelde toezegging
toen heeft gedaan. Bovendien was hij bij dat gesprek aanwezig als accountant van de
ex-echtgenote van klager en niet als haar advocaat. Omdat zijn cliënte de nota van
afrekening van notaris B gedateerd 20 november 2018 niet had ontvangen, wist zij niet,
en verweerder dus ook niet, dat maar circa € 47.000,- bij notaris B in depot stond
en de uitbetaling van de € 50.000,- daarvan feitelijk niet mogelijk was.
5.5 Naar het oordeel van de raad is op grond van de stukken en gelet op de gemotiveerde
betwisting door verweerder, niet komen vast te staan dat verweerder tijdens het vijfgesprek
de toezegging namens zijn cliënte heeft gedaan zoals hem wordt verweten. Van een tuchtrechtelijk
verwijtbaar niet nakomen van een toezegging door verweerder kan dan ook geen sprake
zijn geweest. Dat verweerder na het vijfgesprek niet op berichten van (de advocaat
van) klager heeft gereageerd, is de raad niet gebleken en is in de omstandigheden
dat de correspondentie via mr. L verliep ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De
klacht is dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 29 november 2021