ECLI:NL:TADRARL:2021:279 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-813/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:279 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-11-2021 |
Datum publicatie: | 07-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-813/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond, vanwege een gebrek aan onderbouwing. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 29 november 2021
in de zaak 21-813/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 11 oktober 2021 met kenmerk K20/182, door de raad ontvangen op 11 oktober 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 0 tot en met 05.4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure.
Verweerster heeft de ex-partner bijgestaan.
1.2 In een brief uit 2018 (precieze datum door verweerster onleesbaar gemaakt)
heeft verweerster aan de ex-partner de ontvangst van overhandigde stukken, waaronder
de aangifte inkomstenbelasting 2017, bevestigd.
1.3 Op 26 november 2018 heeft op het kantoor van verweerster een gesprek plaatsgevonden
tussen klager, de ex-partner en verweerster.
1.4 Door verweerster is namens de ex-partner een verzoekschrift voorlopige voorzieningen,
gedateerd 6 december 2018, ingediend. Bij het verzoekschrift is als productie een
kopie van de gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting 2017 overgelegd.
1.5 Op 22 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster is op misselijkmakende wijze in het bezit gekomen van klagers aangifte
inkomstenbelasting 2017 en heeft daardoor klagers privacy geschonden.
b) Door verweerster opstelling is het contact met klagers ex-partner volledig verbroken.
De belangen van de kinderen zijn hierdoor geschaad.
2.2 Ter toelichting op klachtonderdeel a stelt klager dat hij de aangifte inkomstenbelasting
bij zich had tijdens het gesprek op 26 november 2018, maar dat hij deze toen niet
aan verweerster heeft overhandigd. Klager stelt dat verweerster liegt over hoe zij
aan de aangifte is gekomen. Verweerster heeft willens en wetens klagers privacy aangetast
door ongevraagd te zoeken in klagers belastingpapieren, aldus klager. Klager vraagt
een schadevergoeding van € 35.000,-.
2.3 Ter toelichting op klachtonderdeel b stelt klager dat de gehele echtscheidingsprocedure
door onkunde, leugens en bedrog door verweerster een vechtscheiding is geworden, ten
koste van de kinderen. Verweerster heeft zaken gesteld die in strijd zijn met de waarheid,
waardoor klagers belang en met name de belangen van de kinderen zijn geschaad. Klager
stelt dat verweerster bij herhaling in de rechtbank heeft verteld dat er geen huurtoeslag
is aangevraagd, terwijl dat keihard gelogen is. Ook heeft verweerster verteld dat
degene met de dikste portemonnee de meeste alimentatie betaalt, terwijl dat niet waar
is. Verder heeft verweerster in een brief aan de rechtbank van 21 augustus 2019 een
onjuist hypotheekbedrag vermeld, aldus klager.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt
is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn
cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze
vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel
10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens
belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar
begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen
waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking
van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de
onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat
de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal
dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid
van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid
daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten
over de wederpartij van zijn cliënt. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties
als de onderhavige in het algemeen waken voor een onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden.
Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist
omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen
van kinderen.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 De voorzitter stelt voorop dat de bewijslast voor de juistheid van de klacht
op klager rust. Dat betekent in dit geval dat klager dient aan te tonen dat verweerster
op ‘misselijkmakende wijze’ in het bezit is gekomen van klagers aangifte inkomstenbelasting.
Voor dergelijk bewijs is de mening of het standpunt van klager op zichzelf niet zonder
meer voldoende. Klager heeft zijn stelling niet met bewijsstukken onderbouwd en verweerster
heeft het verwijt gemotiveerd betwist. Verweerster heeft gesteld dat zij bedoelde
belastingaangifte van haar eigen cliënte heeft ontvangen. De voorzitter kan de juistheid
van klagers stelling dan ook niet vaststellen. Dat verweerster op punt onbetamelijk
heeft gehandeld, is de voorzitter niet gebleken. Dit klachtonderdeel wordt kennelijk
ongegrond verklaard.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Ook hier geldt dat de bewijslast voor de juistheid van de klacht op klager
rust. Klager dient aan te tonen dat door verweersters opstelling het contact met de
ex-partner is verbroken en dat de belangen van de kinderen hierdoor zijn geschaad.
Dat verweerster in strijd met de waarheid uitlatingen heeft gedaan, is door klager
alleen gesteld, door hem niet onderbouwd en door verweerster gemotiveerd betwist.
Dat verweerster onjuiste uitlatingen heeft gedaan, kan de voorzitter dan ook niet
vaststellen. Dat het contact tussen klager en de ex-partner is verbroken als gevolg
van verweersters opstelling is de voorzitter niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel
wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
Tot slot
4.4 Reeds op grond dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is zal
klagers verzoek tot vergoeding van schade worden afgewezen, nog daargelaten dat het
verzoek op geen enkele wijze is onderbouwd. Bovendien zijn de mogelijkheden tot toewijzing
van schadevergoedingsvorderingen in het tuchtrecht in zijn algemeenheid beperkt.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. C.M. van de Kamp
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 29 november 2021