ECLI:NL:TADRARL:2021:274 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-647/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:274 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-10-2021 |
Datum publicatie: | 06-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-647/AL/GLD |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tussen advocaten. Voorzittersbeslissing. Klacht ten dele niet ontvankelijk wegens termijn overschrijding en ten dele kennelijk ongegrond. Klager heeft verweerder ook civiel aansprakelijk gesteld. In deze kwestie treedt de advocaat van de beroepsaansprakelijkheidsassuradeur als advocaat van verweerder op. Klager vindt dat ongepast en niet toegestaan en daarover is door hem een incident opgeworpen. De voorzitter overweegt dat hij in het midden kan laten of een incident als deze in een tuchtrechtelijke procedure mogelijk is. Het staat een beklaagde advocaat vrij om zich in een tuchtrechtelijke zaak bij te laten staan en zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen, ook als dat de raadsman van de beroepsaansprakelijkheidsassuradeur zou betreffen. Voorts is de voorzitter, anders dan klager in zijn repliek stelt, van misbruik van tuchtprocesrecht niet gebleken. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 18 oktober 2021
in de zaak 21-647/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
gemachtigde:
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 29 juli 2021 met kenmerk K20-115 door de raad ontvangen op 30 juli 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 01.1 tot en met 05.12.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
Algemeen
1.1 Tot maart 2017 is klager als advocaat op het advocatenkantoor van verweerder
werkzaam geweest. Het kantoor van verweerder is huisadvocaat van een brancheorganisatie
voor ondernemers in Groen, Grond en Infra, hierna: Brancheorganisatie C. Per maart
2017 is klager als bedrijfsjurist bij Brancheorganisatie C. in dienst getreden. In
december 2017 is klager bij de brancheorganisatie vertrokken en een eigen advocatenkantoor
begonnen.
1.2 Tijdens zijn dienstverband bij Brancheorganisatie C heeft klager (onder meer)
de zaken behandeld die hij in zijn klacht als de M-zaak, de A-zaak en de K-zaak heeft
benoemd. In overleg met mr. M, werkzaam bij genoemde brancheorganisatie, heeft klager
bij zijn vertrek genoemde dossiers meegenomen.
Feiten in de M-zaak
1.3 Bij beschikking van 15 juni 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep in een proefproces
over M, dat door Brancheorganisatie C namens een 100-tal aangesloten leden aanhangig
was gemaakt, Brancheorganisatie C in het gelijk gesteld. Oorspronkelijk trad mr. M
in deze procedure als gemachtigde op. Later was dat verweerder.
Feiten in de A-zaak
1.4 In januari 2018 of kort nadien heeft verweerder aan de heer A een e-mail met
de volgende inhoud geschreven:
“Beste Edwin,
Zoals toegezegd hierbij de contactgegevens van ….. [klager] [….], Ik wens jullie veel succes met het hopelijk laatste staartje in deze discussie! Mocht je nog vragen hebben, dan weet je me te vinden.”
Feiten in de K-zaak
1.5 De besloten vennootschap [...] K B.V. is lid van genoemde brancheorganisatie.
Genoemde vennootschap is in handen van het echtpaar K, aldus klager. Klager heeft
de vennootschap in een langlopende letselschadezaak als advocaat geadviseerd. Het
betreft een arbeidsongeval waarbij ASR de verzekeraar van de vennootschap is. Vanaf
april 2020 is verweerder voor de vennootschap gaan optreden.
1.6 In een e-mail van 27 maart 2020 heeft verweerder in deze zaak onder meer het
volgende aan klager geschreven:
“[...] K […]. B.V. heeft mij verzocht om een second opinion in het jouw bekende dossier [...] K[…..]/X. Ik verwijs onder andere naar jouw mailbericht van afgelopen woensdag waarin K mailt dat je uiterlijk vandaag wilt weten of jij een procedure tegen a.s.r. kan gaan opstarten.
Het zal je duidelijk zijn dat ik even tijd nodig heb het dossier te kunnen bestuderen. En door alle Coronaperikelen staat mijn agenda behoorlijk onder druk.
Ik meld me uiterlijk 10 april a.s. inhoudelijk bij je.”
1.7 In een e-mail van 27 maart 2020 heeft klager verweerder onder meer als volgt geantwoord:
“Dank voor je bericht.
Ik wacht je bericht graag af.
Vraag ze ook om alle mails die ik met ze heb gewisseld naar je toe te sturen anders heb je geen volledig beeld.”
1.8 In een e-mail van 27 maart 2020 aan verweerder heeft klager genoemde e-mail als volgt aangevuld:
“Nog even dit:
Ik kreeg in oktober/november 2019 een bericht van K […] dat zij de zaak met /tegen ASR verder afwikkelen met hun verzekeringsagent, die toen ook al een afspraak met ASR zou hebben gemaakt.
K […] wilde mij niet vertellen wie die agent was en wat de verdere stappen zouden
zijn. Vervolgens hoor ik ergens in februari 2020 dat begin maart 2020 pas een afspraak
staat gepland met ASR en of ik nog even een bepaalde mail waarin ik alles goed had
uitgeschreven, wilde toezenden (kennelijk stond de zaak toch stil vanaf oktober 2019).
Dat deed ik.
Na afloop van het gesprek (met wederpartij ASR nota bene) wist K […] mij nog steeds
niet te kunnen vertellen waarom er geen dekking was, en ontdekte ik ook wie die agent
was en ontdekte ik dat die agent nota bene zeer nauw samenwerkt met ASR. K […] wist
na afloop niets te melden over het gesprek anders dan dat men goed ingelezen was,
maar op vragen als “Waarom is er dan geen dekking? Welke informatie hadden zij nodig?
Wat ging er volgens ASR dan fout?, wist zij geen antwoord te geven.
Hoe dan ook, ASR raadde K […] aan om mij als advocaat dan maar aansprakelijk te stellen. K […] wist en weet nog steeds niet waarom. Ik heb K […] aangeraden om daarover dan om opheldering te vragen bij ASR.
Ook ik heb ASR zelf aangeschreven met deze vraag.
Noch van K […] noch van ASR heb ik ooit een antwoord gekregen.
Het komt mij raadzaam voor, ook jegens mij, om eerst eens boven tafel te krijgen wát de fout dan is geweest die ik gemaakt zou hebben.”
1.9 Vervolgens heeft verweerder bij e-mailen van 10 en 17 april 2020 aan klager
bericht dat het hem nog niet was gelukt om het gehele dossier door te nemen en bij
e-mail van 22 april 2020 dat [...] K B.V. hem had verzocht de behandeling van de zaak
over te nemen.
1.10 In zijn e-mail van 22 april 2020 heeft verweerder klager voorts als volgt
geschreven:
“Bij K […] zijn vragen gerezen over de behandeling van deze zaak, onder meer ten aanzien van jouw advies a.s.r. bepaalde informatie te weigeren, althans niet aan informatieverzoeken vanuit a.s.r./[…..]- advocaten te voldoen. Mijn voorlopige inschatting is dat met deze weigering de belangen niet gediend zijn.”
1.11 Bij e-mail van 22 april 2020 heeft klager verweerder als volgt geantwoord:
“De overname van dit dossier acht ik in strijd met de gedragsregels. Ik zal hierover de deken benaderen en ik beraad mij op vervolgstappen. Deze week stuur ik je nog niets op ik wacht eerst af wat de deken hierover zegt.”
1.12 Bij e-mail van 23 april 2020 aan klager heeft verweerder als volgt gereageerd:
“Nadat [...] K […] B.V. mijn second opinion heeft ontvangen heeft [...] K […] B.V. mij gevraagd de zaak/de zaken over te nemen en dat zal ik ook gaan doen. Naar welke gedragsregel(s) jij verwijst is mij niet duidelijk. Maar uiteraard staat het je vrij de deken om advies te vragen.
Ik verwijs je graag naar gedragsregel 28 lid 1, waarin is vermeld dat wij onderling overleg moeten voeren opdat ik als opvolgend advocaat behoorlijk ingelicht kan worden over de stand van de zaak. Die stand is mij nu namelijk niet helder, en daar heb ik het dossier voor nodig. Hoe dan ook verwacht ik dat ik uiterlijk vrijdag het volledige dossier ontvang zodat de belangen van [...] K […] B.V. niet geschaad worden. Dat dreigt nu wel door jouw weigering het dossier over te dragen. Ik ga er graag van uit dat jij het belang van [...] K […] B.V. vooropstelt. Mocht jij dit niet doen en het dossier niet overdragen, dan zal ik me tot de deken wenden.”
1.13 Bij e-mail van 23 april 2020 aan verweerder heeft klager verweerder aansprakelijk
gesteld en aangegeven dat hij zolang hij de second opinion niet heeft ontvangen niets
zal opsturen. In aanvulling daarop heeft klager nog aangegeven dat hij een optreden
van verweerder als advocaat namens [...] K B.V. als onrechtmatig zal beschouwen en
dat hij verweerder daarvoor aansprakelijk zal houden.
1.14 Vervolgens zijn op 23 april 2020 nog de nodige e-mails over de overname van
de zaak tussen partijen gewisseld.
1.15 In zijn klachtbrief heeft klager een e-mail van 23 april 2020 van mevrouw
K geciteerd met onder meer de volgende inhoud (zie blz. 92 klachtdossier):
“Beste Hugo,
Je hebt ons gisteren een aantal berichten gestuurd. Weer zijn we van de toon en inhoud behoorlijk geschrokken.
Je hebt gevraagd te laten weten of wij het dossier laten overnemen door …… [verweerder].
Dat kan ik hierbij bevestigen.
Wij zijn je echt dankbaar voor wat je voor ons hebt kunnen bereiken bij de arbeidsinspectie.
Dat is echt heel goed gegaan.
Maar er ontstonden bij ons twijfels over de aanpak van de zaak bij ASR. En ja, het
gesprek dat wij met ASR hadden is daarvan het begin geweest. Daarna veranderde jouw
toon ook ineens. Dit vonden wij heel vervelend en onprettig.
Daarom hebben wij een second opinion gevraagd. We hebben die inmiddels gekregen en hierbij werden onze twijfels bevestigd. Dit is de reden dat we hebben besloten het dossier door ….. [verweerder] over te laten nemen.
……
Dat je ons schrijft dat wij als we dit doen jou niet meer aansprakelijk zouden kunnen stellen vind ik wel heel vreemd. Maar dat zullen we aan ….. [verweerder] over laten.”
1.16 Op 1 mei 2020 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij een tweetal enveloppen
met stukken van klager heeft ontvangen. Nadien heeft klager geen contact meer met
verweerder gehad, maar alleen nog met zijn kantoorgenote, mr. R.
1.17 Bij brief van 29 mei 2020 heeft mr. R namens [...] K B.V. klager in deze zaak
aansprakelijk gesteld. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
“De kern van het voornoemde artikel is de medewerkingsverplichting die geldt voor de verzekerde, in dit geval cliënte. Concreet betekent dit dat het incident zo spoedig mogelijk bij ASR moet worden gemeld, er informatie verstrekt moet worden die voor ASR van belang is om de uitkeringsplicht te kunnen beoordelen en het verlenen van voldoende medewerking aan de schaderegeling en onderzoeken. Aan deze medewerkingsplicht is echter niet voldaan, zo ook blijkt uit de brief van …… [X-advocaten] d.d. 18 oktober 2018 en de e-mail d.d. 24 september 2019 (bijlage 1). Door het niet nakomen van deze medewerkers verplichting, stelt ASR zich op het standpunt dat zij in haar belangen is geschaad. Dat lijkt mij een terecht standpunt.
……
Uit het voorgaande citaat blijkt dat u cliënte adviseert om het rapport niet te tekenen én dat u adviseert om even niet te reageren…….. In de begeleidende brief van …… [Y advocaten] d.d. 13 april 2017 staat ook expliciet vermeld dat cliënte dient na te gaan of hetgeen is geschreven overeenkomt met hetgeen is besproken. Eventuele wijzigingen dan wel aanvullingen konden met pen in het daarvoor bestemde tekstvak worden aangegeven (bijlage 2).
Het uitgangspunt is dus dat cliënte eventuele wijzigingen of aanvullingen had kunnen
doorgeven, waarna het rapport daarna pas als definitief beschouwd kon worden……. Juist
in het kader van werkgeversaansprakelijkheid ex art. 7:658 lid 4 jo. lid 1 BW, in
combinatie met de jurisprudentiële maatstaf uit het Davelaar/Alispan arrest, zijn
de feiten van belang. Dit omdat werkgeversaansprakelijkheid zeer casuïstisch van aard
is en veel afhangt van de feitelijke constellatie van een zaak.
Daarom wordt in de begeleidende brief van ……. (Y advocaten) ook aangegeven dat cliënte
nog enkele relevante gegevens dient te verschaffen (zie bijlage 2). Dit geldt bijvoorbeeld
ten aanzien van de contactgegevens van Volker Rail. …… Kortom, het was gelet op het
vorenstaande cruciaal dat de gevraagde gegevens vanuit …… [Y advocaten/X-advocaten]
zo snel mogelijk worden verstrekt.
Dat uw strategie om geen gegevens aan…… [X-advocaten] te verstrekken is voortgezet, blijkt ook uit de brief gericht aan ….. [X-advocaten] d.d. 26 februari 2018 (bijlage 3). De relevante passage luidt als volgt:……
Omdat er op 18 oktober 2018 nog steeds geen relevante informatie door u is verstrekt, hetgeen blijkt uit de afwijzingsbrief van ….[X-advocaten] (zie bijlage 1 1) is uiteindelijk wel dekking geweigerd.
Al met al kan worden geconcludeerd dat u onvoldoende medewerking heeft verleend om de relevante informatie te verstrekken, waardoor u in strijd met de van toepassing zijnde polisvoorwaarden heeft gehandeld.”
1.18 Per 3 augustus 2020 is mr. M, die voorheen bij Brancheorganisatie C werkzaam
was, bij het kantoor van verweerder gaan werken.
1.19 Op 11 augustus 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT MET TOELICHTING EN INCIDENT
Klacht
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft zich in strijd met gedragsregel 25 lid1 tot de cliënte van
klager gewend;
b) Verweerder heeft zich niet onthouden van initiatieven om in een lopende zaak
in strijd met gedragsregel 28 lid 1 een cliënt van een andere advocaat tot de zijne
te maken;
c) Verweerder heeft niet onafhankelijk geopereerd bij het geven van een second
opinion aan de cliënte van klager.
2.2 Ter toelichting van de klacht heeft klager het volgende naar voren gebracht.
Toelichting klachtonderdeel a
2.3 De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep was een opsteker voor de brancheorganisatie/haar
leden. Klager had in deze zaak de belangrijke processtukken opgesteld. Anders dan
met de brancheorganisatie was afgesproken kwam de zaak op naam van verweerder te staan
en ging uiteindelijk niet klager maar verweerder met de eer van de zaak strijken.
2.4 Verweerder heeft direct contact gezocht met [...] K B.V. Door mr. M van brancheorganisatie
C als stroman te gebruiken en zelf aan te geven dat genoemde vennootschap hem had
benaderd wordt afbreuk gedaan aan de strekking van regel 25 lid 1 van de gedragsregels.
Verweerder wist dat klager de advocaat van [...] K B.V. was en had zich niet op deze
manier als advocaat in een lopend dossier van klager mogen mengen.
Toelichting klachtonderdeel b
2.5 In deze zaak is een e-mail die op het kantoor van verweerder werd ontvangen
maar voor klager bestemd niet aan verweerder doorgestuurd. Pas nadat A te kennen had
gegeven dat klager zijn advocaat was heeft verweerder de adresgegevens van klager
aan A toegezonden. Uit de inhoud van de hierboven bij 1.4 van de feiten geciteerde
e-mail blijkt dat verweerder op het moment dat de e-mail aan A werd verzonden reeds
kennis van de zaak droeg en zich daarmee inhoudelijk had bemoeid. Verweerder wist
dat klager een aantal zaken had meegenomen en dat aan klager gerichte e-mails dus
wellicht op het bureau van klager thuishoorden, maar hij heeft nagelaten daarnaar
navraag te doen.
Toelichting klachtonderdeel c
2.6 [...] K B.V. heeft zich voor rechtshulp niet tot verweerder, maar tot Brancheorganisatie
C , gewend. Verweerder had in een eerdere zaak al eens de eer naar zich toegetrokken
(M-zaak) en had in een andere zaak geprobeerd zich een cliënt toe te eigenen (A-zaak).
2.7 Op 17 februari 2020 heeft mevrouw K een opdrachtbevestiging van klager getekend
om de zaak als advocaat voort te zetten. De e-mail van mevrouw K aan klager van 23
april 2020 strookt op geen enkele wijze met de (gebruikelijke) manier van schrijven
van mevrouw K en is overduidelijk door verweerder gedicteerd om de klachtwaardige
en onrechtmatige overname van verweerder te verhullen.
2.8 De second opinion, die in de zaak door verweerder is opgesteld, acht klager
volledig ongefundeerd, omdat deze is uitgebracht op basis van een onvolledig dossier
en op de onjuiste aanname dat klager bepaalde informatie aan ASR had geweigerd.
2.9 Verweerder heeft ook de gedragsregels 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, en 24 geschonden.
Incident
2.10 Bij zijn repliek in de klachtzaak heeft klager een incident met de volgende
inhoud opgeworpen (zie bladzijde 183 e.v. van het klachtdossier).
2.11 Klager heeft verweerder ook civielrechtelijke aansprakelijkheid gesteld voor
de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van het in de visie van klager
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Die civielrechtelijke aansprakelijkheidstelling
heeft verweerder bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar gemeld die mr. B, advocaat
te Rotterdam, voor de civielrechtelijke claim heeft ingeschakeld. Mr. B is daarmee
in de civielrechtelijke claim voor klager het aanspreekpunt geworden. Er is geen sprake
van verplichte procesvertegenwoordiging en naar het oordeel van klager is het dan
ongepast en niet toegestaan dat mr. B ook in de tuchtzaak de belangen van verweerder
behartigt.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
3.2 Verweerder beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van klager in dit klachtonderdeel
wegens termijnoverschrijding. Het handelen waarop dit klachtonderdeel betrekking heeft
dateert uit 2016 en 2017. Het verzoek om de behandeling van de zaak op zich te nemen
kreeg verweerder in het voorjaar van 2016. Het pleidooi vond plaats op 21 juni 2016.
De definitieve uitspraak kwam op 15 juni 2017. Klager wist reeds in 2017 van zijn
optreden.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
3.3 Het verwijt in deze zaak betreft een e-mail van verweerder in reactie op een
aan het e-mail adres van klager bij Brancheorganisatie C gezonden e-mail, nadat klager
niet meer bij de brancheorganisatie werkzaam was. Deze e-mail was door de brancheorganisatie
aan verweerder doorgestuurd met het verzoek de zaak op te pakken. Verweerder heeft
vervolgens met de cliënt (A) contact opgenomen die aangaf dat klager wat hem betreft
de zaak kon behandelen. Verweerder heeft vervolgens de contactgegevens van klager
aan A gegeven. De toevoeging onderaan de bewuste e-mail: “Mocht je nog vragen hebben,
dan weet je me te vinden.” is een gebruikelijke afsluiting van een zakelijke e-mail.
3.4 Verweerder ziet niet in hoe hij met zijn optreden in deze kwestie gedragsregel
28 geschonden zou kunnen hebben temeer daar hij niet beter weet dan dat klager de
zaak voor A is blijven behandelen
Klachtonderdeel c
3.5 Verweerder ontkent dat hij bij de overname van de zaak tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld.
3.6 Hoewel het strikt genomen mr. R is die klager aansprakelijk heeft gesteld gaat
verweerder op de klacht in alsof hij de aansprakelijkheidstelling heeft verzonden.
Hij doet dit omdat mr. R advocaat-stagiaire op zijn kantoor is en hij haar ook begeleidt
bij de behandeling van de zaak van K.
3.7 [...] K B.V. werd geconfronteerd met een dekkingsafwijking door zijn verzekeraar
vanwege schending van de informatieplicht zoals opgenomen in de polisvoorwaarden.
Onder deze omstandigheden was een aansprakelijkstelling gericht aan klager in het
belang van genoemde vennootschap, al was het maar om de rechten van de vennootschap
veilig te stellen. Het is niet zo dat een advocaat pas een aansprakelijkstelling mag
verzenden als hij zeker weet dat hij over alle relevante informatie beschikt. Een
advocaat behartigt de belangen van zijn cliënt en verweerder was de advocaat van [...]
K B.V.
4 BEOORDELING
4.1 Het gaat hier om een klacht tussen twee advocaten.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Dit klachtonderdeel betreft de M-zaak. Klager verwijt verweerder dat hij in
de zaak als advocaat is gaan optreden.
4.3 Op grond van artikel 46g lid 1 van de Advocatenwet wordt een klacht door de
voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien deze na verloop van drie jaren na de
dag waarop klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen
van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft wordt
ingediend. Blijkens lid 2 van genoemd artikel blijft niet-ontvankelijk verklaring
alleen dan achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs
pas nadien bekend zijn geworden.
4.4 Op pagina 25 van zijn repliek aan de deken schrijft klager dat hij op 15 juni
2017 wist dat verweerder de behandelend advocaat was. De klacht dateert van 11 augustus
2020. Op het moment dat de klacht werd ingediend waren dus meer dan drie jaren verstreken
sinds het moment waarop klager bekend was met het handelen waarop de klacht betrekking
heeft, namelijk dat verweerder als advocaat in de zaak optrad. Er doet zich hier geen
situatie voor als bedoeld in lid 2 van genoemde gedragsregel. Daartoe is door klager
onvoldoende gesteld en ook de voorzitter is daarvan uit het klachtdossier niet gebleken.
4.5 Door klager is nog gesteld dat op het moment waarop hij bekend werd met het
optreden van verweerder in de procedure (zoals klager dat stelt) hij nog volledig
onwetend was of verweerder al dan niet wist dat de zaak door klager was opgesteld
en dat dit pas eind 2017/begin 2018 duidelijk werd. Klager heeft echter niet, althans
onvoldoende, aannemelijk gemaakt welke feiten hem later, en wanneer, bereikt hebben
die voor het indienen van de onderhavige klacht onontbeerlijk, althans van belang,
waren. Aan deze stelling kan de voorzitter derhalve voorbij gaan.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdeel a. met toepassing
van artikel 46g lid 1 Advocatenwet, daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Ad klachtonderdeel b)
4.7 Dit klachtonderdeel betreft de A-zaak.
4.8 Tussen partijen staat vast dat verweerder de behandeling van deze zaak niet
heeft overgenomen en dat hij nadat hem duidelijk was geworden dat de zaak bij klager
in behandeling was de contactgegevens van klager aan A heeft doorgegeven.
4.9 Er is hier derhalve geen sprake van een situatie waarop gedragsregel 28 van
toepassing is. Klachtonderdeel b. mist derhalve feitelijke grondslag.
4.10 De handelwijze van verweerder moet ook worden bezien tegen de achtergrond
van het feitencomplex waarin klager oorspronkelijk op het kantoor van de huisadvocaat
van Brancheorganisatie C werkzaam was, vervolgens de nodige jaren bij deze brancheorganisatie
heeft gewerkt en nadien als advocaat voor zichzelf is begonnen waarbij hij een aantal
zaken van de brancheorganisatie heeft meegenomen. Dit is een situatie waarin gemakkelijk
misverstand over welke advocaat welke zaak in behandeling heeft kon ontstaan. Dat
verweerder erop uit is geweest om achter de rug van klager om deze zaak te ronselen
is de voorzitter niet gebleken. Daartoe is door klager onvoldoende gesteld.
4.11 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdeel b. met toepassing
van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
Incident
4.12 Klager heeft bij repliek in verband met klachtonderdeel c. een “incident”
opgeworpen (zie blz. 183 e.v. van het klachtdossier). Alvorens de voorzitter toekomt
aan de beoordeling van dit klachtonderdeel zal de voorzitter zich eerst over dit opgeworpen
procesrechtelijke bezwaar uitlaten.
4.13 Klager heeft primair verzocht om het verweer niet-ontvankelijk te verklaren,
subsidiair verzocht om verweerder te gebieden afstand te doen van zijn rechtsgeleerde
vertegenwoordiging en meer subsidiair verzocht om tuchtrechtelijke conclusies te trekken
die geraden voorkomen.
4.14 De voorzitter kan in het midden laten of een incident als deze in een tuchtrechtelijke
procedure mogelijk is. Het staat een beklaagde advocaat vrij om zich in een tuchtrechtelijke
zaak bij te laten staan en zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen, ook
als dat de raadsman van de beroepsaansprakelijkheidsassuradeur zou betreffen. Voorts
is de voorzitter, anders dan klager in zijn repliek stelt, van misbruik van tuchtprocesrecht
niet gebleken.
4.15 De verzoeken van klager in het opgeworpen incident worden derhalve afgewezen.
Ad klachtonderdeel c)
4.16 Dit klachtonderdeel betreft de K-zaak. In de kern valt de klacht in twee onderdelen
uiteen: ten eerste gaat het om de wijze van overname van de zaak (subonderdeel 1)
en ten tweede om de wijze waarop de aansprakelijkheidstelling heeft plaatsgevonden
(subonderdeel 2).
Inhoudelijke beoordeling klachtonderdeel c) subonderdeel 1
4.17 In dit subonderdeel is de maatstaf voor de beoordeling de welwillendheid die
tussen advocaten dient te gelden. De voorzitter stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening
binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die
berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden
van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren.
4.18 Op grond van gedragsregel 28 lid 1 onthoudt een advocaat zich in beginsel
van initiatieven om in een lopende zaak een cliënt van een andere advocaat tot de
zijne te maken. Krijgt een advocaat een verzoek de behandeling van een zaak, die reeds
bij een andere advocaat in behandeling is, over te nemen, dan voeren deze advocaten
onderling overleg met het doel de opvolgend advocaat behoorlijk in te lichten over
de stand van de zaak, aldus de regel. In de toelichting bij deze gedragsregel is vermeld
dat deze gedragsregel de mogelijkheid van een second opinion onverlet laat. Een overname
kan daaruit wel volgen in welk geval de gedragsregel weer wel van toepassing is, aldus
de toelichting (blz. 475 Vademecum advocatuur 2021 Wet- en regelgeving).
4.19 Deze gedragsregel ziet met name op het voorkomen van de onwenselijke situatie
waarin sprake is van het “aftroggelen” en/of “ronselen “ van cliënten van een collega.
Een advocaat behoeft geen toestemming te vragen om een zaak van een andere advocaat
over te nemen. Ook nadat een cliënt zich tot een advocaat heeft gewend, blijft er
de vrije advocaat keuze. Doel van het overleg is dat de opvolgend advocaat over de
stand van de zaak wordt geïnformeerd.
4.20 Bij e-mail van 27 maart 2020 heeft verweerder aan klager geschreven dat [...]
K B.V. hem had verzocht een second opinion te geven en bij e-mail van 20 april 2020
dat hem verzocht was de behandeling van de zaak van klager over te nemen. Daarbij
heeft verweerder tevens aangegeven wat de reden was om naar een andere advocaat over
te stappen.
4.21 Een advocaat wiens zaak wordt overgenomen behoudt de mogelijkheid om bij zijn
cliënt na te gaan of het inderdaad zijn wens is van advocaat te wisselen. Daarvan
heeft klager zich kunnen vergewissen. Bij haar e-mail aan klager van 23 april 2020
heeft mevrouw K mede namens haar echtgenoot (in de e-mail wordt over “wij” gesproken)
aangegeven dat zij de zaak aan verweerder hadden overgedragen. De voorzitter is niet
gebleken dat deze e-mail niet de visie van het echtpaar K bevat. Daartoe is door klager
onvoldoende gesteld en ook overigens is uit het klachtdossier daarvan niet gebleken.
4.22 De voorzitter kan derhalve niet anders concluderen dan dat verweerder aan
zijn overlegverplichting heeft voldaan.
Inhoudelijke beoordeling klachtonderdeel c) subonderdeel 2
4.23 In de e-mail van mevrouw K aan klager van 23 april 2020 wordt reeds melding
gemaakt van de mogelijkheid van aansprakelijkheidstelling. Ook voor wat betreft dit
onderdeel is de voorzitter niet gebleken dat deze e-mail niet het standpunt van het
echtpaar K weergeeft.
4.24 Alle feiten en omstandigheden in beschouwing nemende komt de voorzitter tot
de conclusie dat de aansprakelijkheidstelling in de hoedanigheid van advocaat van
[...] K B.V., zijnde de wederpartij van klager, is verzonden. Aan de hand van de bij
die situatie behorende maatstaf dient de handelwijze van verweerder derhalve te worden
beoordeeld. Die maatstaf houdt in dat een advocaat van de wederpartij een grote mate
van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die
hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan
onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over
de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat
ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de
belangen van zijn cliënt zonder redelijk doel de belangen van de wederpartij onnodig
of onevenredig schaadt.
4.25 Met een beroep op zijn geheimhoudingsverplichting heeft verweerder geweigerd
de door hem opgestelde second opinion, waarop de gronden van de aansprakelijkheidstelling
gebaseerd zullen zijn, in de klachtzaak over te leggen. De voorzitter is van oordeel
dat dit was toegestaan nu de beweerdelijke beroepsfout in de aansprakelijkheidstelling
met verwijzing naar een aantal bijgevoegde brieven afkomstig van advocaten van ASR
voldoende is gesubstantieerd. Bij de aansprakelijkheidstelling heeft verweerder de
belangen van zijn cliënte behartigd en in het belang van zijn cliënte heeft verweerder
mogen handelen zoals hij heeft gedaan. Derhalve is geen sprake van tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen van verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij.
Van een uitzonderingssituatie zoals in 4.24 achter a), b) en c) is genoemd is de voorzitter
niet gebleken.
4.26 Daarbij merkt de voorzitter nog het volgende op. In het tuchtrecht gaat het
om de beoordeling van een individuele verantwoordelijkheid van een advocaat voor zijn
eigen handelwijze. Het gaat hier om een aansprakelijkheidstelling die niet door verweerder
maar door zijn kantoorgenote, mr. R, is verzonden. Strikt genomen kan verweerder slechts
als patroon en/of kantoorgenoot van mr. R, of (als daarvan sprake is) als eigenaar
van het kantoor waar mr. R werkzaam is, erop worden aangesproken dat mr. R een zodanige
aansprakelijkheidstelling heeft doen uitgaan. Bij de beoordeling van een dergelijk
“handelen” is de maatstaf een andere dan bij de handelwijze van mr. R zelf, namelijk
het vertrouwen in de advocatuur. Dat is in elk geval door verweerder niet geschonden.
4.27 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdeel c. met toepassing
van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
Beroep op gedragsregels
4.28 Bij de indiening van zijn klacht heeft klager zich op de volgende gedragsregels
beroepen die de voorzitter hieronder (voor zover nog nodig) bij de beoordeling van
de klacht betrekt.
4.29 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregels 1 en 2. Die gedragsregels
zien op de beroepsplichten en de kernwaarden die een advocaat in acht moet nemen en
op de onafhankelijkheid en partijdigheid. Gedragsregel 1 beoogt in een oogopslag de
gehele draagwijdte van de wettelijke betamelijkheidsnorm zichtbaar te maken die ook
in artikel 46 van de Advocatenwet is terug te vinden. De voorzitter heeft de handelwijze
van verweerder aan artikel 46 van de Advocatenwet en daarmee aan gedragsregel 1 getoetst.
De eis van onafhankelijkheid ziet op een deugdelijk kunnen adviseren en in rechte
vertegenwoordigen. Aan die eis is door verweerder ook voldaan. Klager heeft niet aannemelijk
gemaakt dat dit anders is geweest.
4.30 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregel 3. Het gaat daarbij om
vertrouwelijkheid. Deze regel ziet op de verhouding tussen advocaat en cliënt en niet
op de onderlinge verhouding tussen advocaten, waarop de onderhavige klacht betrekking
heeft. Klager kan zich derhalve niet op deze gedragsregel beroepen.
4.31 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregel 6. Deze regel ziet op
een doelmatige behandeling van de zaak en op het algemeen belang dat onnodige executies
worden voorkomen en geen onnodige gedingen worden gevoerd. Ook deze gedragsregel is
door verweerder niet geschonden. Verweerder mocht menen dat het in het belang van
zijn cliënt was om verweerder aansprakelijk te stellen en een aansprakelijkheidstelling
is geen executiemaatregel in de zin van lid 2 waarvoor de plicht geldt om op voorhand
van het voornemen daartoe kennis te geven.
4.32 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregel 7. Verweerder heeft zich
jegens klager niet onnodig grievend uitgelaten zodat deze gedragsregel niet is geschonden.
4.33 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregel 8. Door klager is niets
gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, over het verstrekken door verweerder van
feitelijke informatie, waarvan hij weet, althans behoorde te weten, dat deze onjuist
was. Van schending van deze gedragsregel is geen sprake.
4.34 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregel 9. Door klager is niets
gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, waaruit zou moeten worden afgeleid dat verweerder
tegenover zijn cliënt en/of in contacten met derden misverstand heeft laten ontstaan
over zijn hoedanigheid van advocaat waarin hij is opgetreden. Lid 1 van deze gedragsregel
is derhalve niet geschonden. Lid 2 van deze gedragsregel ziet op de situatie waarin
een advocaat niet in die hoedanigheid optreedt in welke situatie hij zich dient te
gedragen zodanig dat het vertrouwen in de advocatuur niet wordt geschaad. In zoverre
in de verhouding tussen klager en verweerder van deze situatie al sprake mocht zijn
geweest is de voorzitter van het oordeel dat dit vertrouwen niet is geschaad.
4.35 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregel 24 die ziet op de onderlinge
verhoudingen tussen advocaten die berust op welwillendheid en vertrouwen. Deze gedragsregel
heeft de voorzitter reeds bij de beoordeling van de klacht betrokken en naar het oordeel
van de voorzitter heeft verweerder conform deze gedragsregel gehandeld.
4.36 Klager verwijt verweerder schending van gedragsregel 25. Deze gedragsregel
ziet op de situatie waarin een advocaat zich tot een wederpartij wendt die door een
advocaat wordt bijgestaan. De gedragsregel ziet niet op de situatie waarin een cliënt
zich tot een advocaat heeft gewend met het verzoek om een second opinion te geven
of met een verzoek om deze de zaak over te nemen, waarvan in de onderhavige zaak sprake
was. Alleen al om reden is geen sprake van schending van gedragsregel 25.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
klachtonderdeel a met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk;
de klachtonderdelen b en c, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 18 oktober 2021