ECLI:NL:TADRARL:2021:251 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-312
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2021:251 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-07-2021 |
Datum publicatie: | 09-12-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-312 |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over verweerster in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 19 juli 2021
in de zaak 21-312/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 1 april 2021 met kenmerk 2020 KNN030 / 1095134, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is bijgestaan door advocatenkantoor X te Zwolle (hierna: X Zwolle)
inzake een burengeschil. Dat geschil is geëindigd met een vaststellingsovereenkomst
in 2015. In 2016 heeft klaagster in kort geding nakoming van de vaststellingsovereenkomst
gevorderd. Het kort geding is geëindigd in een schikking neergelegd in een proces-verbaal.
1.2 In april 2019 heeft klaagster zich via haar rechtsbijstandsverzekeraar wederom
tot (de rechtsopvolger van) X Zwolle gewend vanwege schending van de vaststellingsovereenkomst
door de wederpartij. De zaak is op 4 april 2019 aan de heer H, jurist bij X Zwolle,
uitbesteed. Op 19 april 2019 is een opdrachtbevestiging opgestuurd.
1.3 Eind september 2019 heeft mr. F, advocaat bij de vestiging van X in Groningen
(hierna: X Groningen), namens klaagster de wederpartij in kort geding gedagvaard.
Bij vonnis van 6 november 2019 heeft de voorzieningenrechter de vordering van klaagster
afgewezen.
1.4 Op 23 januari 2020 heeft klaagster bij X Groningen een klacht ingediend over
de heer H en mr. F. Verweerster heeft de klacht in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris
behandeld.
1.5 Klaagster en verweerster hebben op 4 februari 2020 telefonisch contact met
elkaar gehad. Bij e-mail van 17 februari 2020 heeft verweerster de klacht tegen mr.
F gemotiveerd afgewezen. Klaagster heeft hierop bij e-mail van 19 februari 2020 gereageerd.
1.6 Op 27 februari 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerster.
1.7 Bij e-mail van 5 maart 2020 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
“Ik ben als gevolg van ziekte van mij en mijn zoontje in de afgelopen tijd weinig op kantoor geweest. Dit is de reden dat ik nog niet in de gelegenheid ben geweest u te voorzien van een reactie naar aanleiding van uw mailbericht en brief van 19 februari.
Vandaag zag ik dat u tegen mij een klacht hebt ingediend (…)
Graag verneem ik van u of u mijn reactie naar aanleiding van uw mailbericht van 19 maart 2020 nog op prijs stelt. Zo ja, dan kan ik u voor vrijdag voorzien van een reactie.”
1.8 Bij e-mail van 6 maart 2020 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
“Ik begrijp dat u mijn inhoudelijke reactie naar aanleiding van uw mailbericht van 19 februari 2020 niet meer op prijs stelt.
(…)
Ten aanzien van uw dossiers wil ik wel graag het volgende opmerken.
De dossiers die door [X] zijn behandeld zijn op twee manieren gearchiveerd. De procesdossiers met daarin uitsluitend de originele processtukken zijn fysiek opgeslagen in het archief.
De overige stukken, zoals (mail)correspondentie en losse foto’s zijn niet fysiek, maar als afzonderlijke bestanden opgeslagen in het digitale archief. Deze stukken zijn dus niet fysiek in uw dossier aanwezig. (…)
U beschikt inmiddels over zowel (…) de digitale stukken uit de fysieke dossiers, alsmede over de digitaal opgeslagen bestanden.
Ten aanzien van het kopiëren – of beter gezegd printen – van de digitale bestanden heb ik aangegeven dat dit niet tot de mogelijkheden behoort.
Dit is iets wat wij niet voor u gaan doen. Ik heb reeds ook uitgelegd waarom. Ook gaan wij de bestanden niet voor u op volgorde zetten.
U geeft nu aan dat u zelf op kantoor wenst te komen om de dossiers zelf te printen/kopiëren. Dit is niet nodig. Ik heb u immers aangeboden alle originele stukken toe te sturen. De digitale bestanden kunt u ook zelf thuis printen. (…)
Gezien het voorgaande zie ik ook geen aanleiding voor het samenvoegen van dossiers of het verlengen van de bewaartermijn.”
1.9 Op 24 juli 2020 heeft verweerster klaagster meegedeeld het klachtdossier te
zullen sluiten.
1.10 Op 11 september 2020 heeft klaagster per e-mail contact opgenomen met verweerster
om met haar te overleggen over het vervolg van de klacht van klaagster. Bij e-mail
van 14 september 2020 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
“In maart 2020 heb ik aangegeven, dat ik opensta voor een gesprek met u. (…) De situatie is, als gevolg van uw beschuldigingen en verwijten die u nadien richting mij en richting mijn kantoor hebt geuit, veranderd. (…) Hierbij laat ik u weten dat ik niet meer bereid ben met in gesprek te gaan om te zoeken naar de door u gewenste oplossingen.”
1.11 Bij brief van 6 oktober 2020 heeft X Zwolle klaagster onder meer geschreven:
“De door u geuite klacht is aan de hand van de klachtenregeling afgewikkeld. Ook heb ik begrepen dat er een lopende klacht is bij de Deken. Op basis hiervan kan ik u meedelen dat wij in afwachting zijn van instructies van de Deken hieromtrent. Een gesprek is – om de eerder door de klachtenfunctionaris aangegeven gronden – niet aan de orde.”
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerster is haar toezegging niet nagekomen om de oude dossiers in het archief
van X Zwolle ordentelijk en op papier aan klaagster beschikbaar te stellen en om die
dossiers aan het nieuwe dossier toe te voegen om zo de wettelijke bewaartermijn van
de dossiers met zeven jaar te verlengen.
b) Verweerster handelt vooringenomen, niet oplossingsgericht en niet professioneel.
c) De weigering van verweerster om de oude dossiers langer te bewaren en om klaagster
inzage te geven in de stukken, opdat klaagster haar dossier kan aanvullen, heeft negatieve
gevolgen voor klaagsters bewijspositie en toekomstige rechtspositie in de civiele-
en tuchtprocedure.
d) Verweerster heeft in de klachtprocedure niet professioneel gehandeld, doordat
zij niet alle vragen en klachtpunten van klaagster heeft behandeld, geen minnelijke
oplossing heeft beproefd en haar toezeggingen niet is nagekomen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster in haar hoedanigheid
van klachtenfunctionaris. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde
tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en
beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat
optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van klachtenfunctionaris,
blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Het criterium waaraan het handelen
van een advocaat die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter
een beperkter criterium dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig
wordt getoetst. Getoetst wordt slechts of de advocaat zich bij de vervulling van die
andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt
geschaad.
Klachtonderdelen a) en c)
4.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.3 Klaagster verwijt verweerster dat zij haar toezegging niet is nagekomen om
de oude dossiers in het archief van X Zwolle ordentelijk en op papier aan klaagster
beschikbaar te stellen en om die dossiers aan het nieuwe dossier toe te voegen om
zo de wettelijke bewaartermijn met zeven jaar te verlengen, hetgeen negatieve gevolgen
heeft voor klaagster.
4.4 Verweerster heeft erkend dat zij heeft toegezegd dat zij de fysieke dossiers
aan klaagster zou toesturen. Nadat verweerster contact had gehad met de heer H, is
het haar echter gebleken dat alle bij het kantoor aanwezige stukken al reeds twee
keer digitaal aan klaagster waren toegestuurd en dat klaagster de ontvangst daarvan
had bevestigd. Verder is het verweerster gebleken dat de dossiers uit 2015 en 2016
waren gearchiveerd waarbij uitsluitend de processtukken fysiek bewaard zijn gebleven
en dat het dossier uit 2019 uitsluitend digitaal was gearchiveerd. Ten aanzien van
de fysiek bewaarde processtukken heeft verweerster aangegeven dat die per post aan
klaagster zouden kunnen worden toegestuurd. Verweerster heeft klaagster daarbij meegedeeld
dat zij niet bereid is om de digitaal gearchiveerde stukken per post aan klaagster
toe te sturen. De aan klaagster digitaal toegestuurde bestanden bestaan uit diverse
berichten, foto’s en andere bestanden die niet in een logische volgorde en in mapjes
zijn geordend. Dat is hoe de stukken destijds zijn gearchiveerd. Op verweerster rust
geen verplichting tot het ordenen, herbenoemen, nummeren en printen van digitale bestanden
uit in 2015 en 2016 gearchiveerde dossiers. Verweerster kan zich niet herinneren dat
zij de toezegging aan klaagster heeft gedaan om de bewaartermijn van de dossiers te
verlengen.
4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten dat niet kan worden vastgesteld
dat verweerster de toezegging aan klaagster heeft gedaan zoals klaagster in haar klacht
stelt, heeft verweerster onbetwist gesteld dat klaagster de dossierstukken (tot twee
keer toe) digitaal heeft ontvangen en dat verweerster heeft aangeboden de fysiek bewaarde
processtukken per post aan klaagster toe te sturen. Verweerster heeft terecht aangevoerd
dat op haar geen verplichting rust tot het ordenen, herbenoemen, nummeren en printen
van digitale bestanden. Klachtonderdelen a) en c) zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.6 In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerster dat zij vooringenomen en
niet oplossingsgericht is en niet professioneel handelt. Klaagster heeft dit als volgt
toegelicht. Verweerster heeft na de e-mail van klaagster van 19 februari 2020 gedurende
twee weken niets van zich laten horen. Verweerster weigert om met klaagster in gesprek
te gaan. Uit de brief van 6 oktober 2020 die klaagster van X Zwolle heeft ontvangen,
valt af te leiden dat verweerster een bemiddelingsgesprek heeft gefrustreerd. Verweerster
heeft als klachtenfunctionaris geen oog gehad voor de privésituatie van klaagster.
Alleen de snelheid van de klachtafhandeling was voor verweerster van belang, en het
schoonvegen van de straatjes. Het sluiten van het dossier op 24 juli 2020 past daarin.
Verweerster is verantwoordelijk voor het kantoorbeleid in de klachtbehandeling, aldus
klaagster.
4.7 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster
op 5 maart 2020 heeft gereageerd op de e-mail van klaagster van 19 februari 2020.
In haar e-mail heeft verweerster uitgelegd waarom zij niet eerder heeft kunnen reageren.
Gelet hierop heeft verweerster het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad door
pas op 5 maart 2020 te reageren. Dat verweerster ervoor heeft gekozen niet meer met
klaagster in gesprek te gaan is een keuze die verweerster heeft gemaakt. Zij heeft
ook aan klaagster uitgelegd waarom zij die keuze heeft gemaakt. Ook hiermee heeft
verweerster het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Dat verweerster geen oog
heeft gehad voor de privésituatie van klaagster en alleen de snelheid van de klachtafhandeling
van belang vond heeft klaagster onvoldoende onderbouwd en dit blijkt ook niet uit
het klachtdossier. Verweerster heeft verder onbetwist gesteld dat zij niet verantwoordelijk
is voor de vaststelling van het kantoorbeleid.
4.8 De conclusie uit het voorgaande is dat klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond
is.
Klachtonderdeel d)
4.9 Klaagster verwijt verweerster tot slot dat zij in de klachtprocedure niet professioneel
heeft gehandeld doordat zij niet alle vragen en klachtpunten van klaagster heeft behandeld,
geen minnelijke oplossing heeft beproefd en haar toezeggingen niet is nagekomen.
4.10 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster
ten aanzien van de klacht van klaagster hoor en wederhoor heeft toegepast en een uitgebreide
inhoudelijke reactie op de klacht heeft gegeven. Verweerster heeft de klacht van klaagster
serieus genomen en conform de klachtenregeling van het kantoor behandeld en beoordeeld.
Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerster klachtonderdelen onbesproken
heeft gelaten en/of toezeggingen niet is nagekomen. Dat klaagster het niet eens is
met de reactie van verweerster, betekent niet dat verweerster het vertrouwen in de
advocatuur heeft geschaad. Voor die conclusie zijn in het klachtdossier geen aanknopingspunten
te vinden. Klachtonderdeel d) is eveneens kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in
alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 19 juli 2021