ECLI:NL:TADRARL:2021:214 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-388

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:214
Datum uitspraak: 19-07-2021
Datum publicatie: 02-11-2021
Zaaknummer(s): 21-388
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Verweerster is met de inhoud van haar e-mails ruim binnen de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij gebleven. Ook het tijdstip van de aansprakelijkstelling is niet onnodig belastend of onbetamelijk. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2021
in de zaak 21-388/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 30 april 2021 met kenmerk Z 1311568 HH/SD, door de raad ontvangen op 30 april 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klaagster is (thans nog enig) bestuurslid van een turnsportvereniging (hierna ook: de vereniging). Het minderjarige kind van verweersters cliënte is lid van deze vereniging.
1.2    Op 24 december 2020 om 15:55 uur heeft verweerster zich, namens haar cliënte, per e-mail tot klaagster gewend en haar aansprakelijk gesteld voor ernstig bestuurlijk falen als bestuurder van de vereniging.
1.3    Op 24 december 2020 om 20:08 uur heeft klaagster een e-mail gezonden aan de (ouders van de) leden van de vereniging, waarin zij melding maakt van de van verweerster ontvangen aansprakelijkstelling.
1.4    Op 24 december 2020 om 22:54 uur heeft verweerster zich per e-mail tot klaagster gewend en onder meer geschreven:

“Op uw email van vanavond wil ik voor nu kort reageren. (…) Om aan de leden een dergelijke email te sturen waarin de namen van derden (zijnde de man en het minderjarige kind van mijn cliënte) worden genoemd, gaat buiten alle perken om. U handelt hiermee onrechtmatig.

Ik verzoek u, zonodig sommeer u, om de onderstaande rectificatie van u email aan alle leden te sturen. U heeft daarvoor tot 27 december 12.00 uur de tijd, daarbij dient u mij een kopie te sturen van het bericht. Indien u hier geen gevolg aan geeft, zal cliënte overwegen om in een kort geding procedure rectificatie af te dwingen. (…)

Ik wil u sommeren om de verdere communicatie over het juridische geschil, behoudens het rectificatiebericht, slechts aan mij te richten. (…)

1.5    Op 28 december 2020 heeft verweerster in een e-mail aan klaagster onder meer geschreven:

“Op mijn vorige email heb ik geen kopie van een rectificatiebericht ontvangen. Ik neem daarom aan dat u geen rectificatie verstuurd heeft. (…)

Graag verneem ik van u wier er namens de vereniging en [klaagster] als advocaat zal optreden in een kort geding procedure, zodat ik mij tot uw advocaat of advocaten zal wenden. Ook verneem ik van u en uw advocaat dan de verhinderdata voor de komende drie maanden, zodat ik dit aan de rechtbank kan doorgeven.”

1.6    Op 30 december 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
a)    Verweerster heeft klaagster schriftelijk benaderd en aansprakelijk gesteld in haar functie van vrijwillig bestuurslid van een turnsportvereniging op donderdag 24 december 2020 om 15:55 uur.
b)    Verweerster heeft in de daaropvolgende e-mails aan klaagster van 24 december 2020 om 22:54 uur en 28 december 2020 op ‘agressieve’ wijze eisen gesteld.
c)    Verweerster heeft zich (hierdoor) in strijd met de integriteit ingezet waardoor de vereniging schade oploopt wat ten koste zal gaan van de leden.

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft verweer gevoerd.

4    BEOORDELING
4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.2    De voorzitter overweegt dat geen sprake is van onnodig grievend gedrag of anderszins handelen in strijd met de betamelijkheid die voor een advocaat geldt. Verweerster is met de inhoud van haar e-mails ruim binnen de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij gebleven. Zij heeft op zakelijke wijze het standpunt namens haar cliënte verwoord. Het tijdstip van de aansprakelijkstelling – op 24 december – is niet onnodig belastend of onbetamelijk. Vanuit het perspectief van de cliënte van verweerster was spoed geboden en dat dit voor klaagster geen werkdag was, doet daar niet aan af. Dat sprake zou zijn van schade voor de vereniging, zoals klaagster stelt, is door haar op geen enkele wijze onderbouwd. Van niet integer of onbetamelijk handelen door verweerster is de voorzitter niet gebleken.
4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.

Griffier                                           Voorzitter

Verzonden d.d. 19 juli 2021