ECLI:NL:TADRARL:2021:156 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-270

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:156
Datum uitspraak: 19-04-2021
Datum publicatie: 19-08-2021
Zaaknummer(s): 20-270
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2021

in de zaak 20-270/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 juli 2020 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 20 en 22 maart 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 10 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z842958 HH/SD van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 13 juli 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 3 augustus 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 4 augustus 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 januari 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift, met bijlagen. Tevens heeft de raad kennis genomen van de e-mail, met bijlagen, van verweerder van 22 december 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

-    ten onrechte heeft de voorzitter overwogen dat verweerder jegens klager de juiste zorg heeft betracht terwijl dat niet het geval was. Verweerder heeft immers een beroepsfout gemaakt omdat hij het door klager op diens kantoor afgegeven en voor zijn zaak relevante samenlevingscontract met zijn toenmalige partner niet heeft overgelegd in de procedure. Daardoor heeft klager schade geleden.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgrond niet slaagt; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daarbij is verder van belang dat de raad de juistheid van de stelling van klager, dat hij het samenlevingscontract met zijn toenmalige partner op het kantoor van verweerder heeft afgegeven om te overleggen in zijn procedure, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet kan vaststellen. Verweerder heeft in dat kader ter zitting aangevoerd dat hij dat contract niet op kantoor van klager heeft gekregen en evenmin in het overgedragen dossier van de voorgaande advocaat van klager heeft aangetroffen. Ook heeft verweerder ter zitting aangevoerd dat de toenmalige partner van klager blijkens haar overgelegde verklaring heeft betwist dat de handtekening op de bewuste samenlevingsovereenkomst met klager van haar is geweest. 

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. W.H. Kesler, M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2021.

Griffier                                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 19 april 2021