ECLI:NL:TADRARL:2021:147 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-691

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:147
Datum uitspraak: 10-05-2021
Datum publicatie: 16-08-2021
Zaaknummer(s): 19-691
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 10 mei 2021

in de zaak 19-691/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerder

voorheen advocaat te [plaats]

gemachtigde: mr. B.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 29 april 2019  heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 7 oktober 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z888611 van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 1 maart 2021. Daarbij waren klager en verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager van 30 augustus 2020 en 10 september 2020, de e mail van klager van 2 september 2020 en de brief met bijlagen van verweerder van 4 september 2020.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager is verwikkeld in een echtscheiding. De ex-echtgenote van klager wordt bijgestaan door mr. L. te [plaats] en door verweerder.

2.3    Verweerder is zowel advocaat, belastingadviseur als accountant AA.

2.4    Klager is bestuurder van [PBM] B.V. Deze vennootschap heeft in 2018 de ex-echtgenote van klager gedagvaard bij de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam in verband met een vordering op haar tot terugbetaling van gelden die de ex-echtgenote in maart 2016 uit een kluis had weggenomen. De comparitie van partijen vond plaats op 4 april 2019, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.

2.5    Op 3 mei 2019 heeft de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam eindvonnis gewezen en de vorderingen van de vennootschap van klager afgewezen.

2.6    Bij exploot van 1 augustus 2019 heeft de vennootschap van klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 mei 2019.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    op 4 april 2019 (tijdens de comparitie van partijen) te liegen tegen de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam om hem in een kwaad daglicht te stellen;

b)    op 4 april 2019 te liegen tegen de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam om de rechtsgang te beïnvloeden;

c)    tijdens bedoelde comparitie van partijen ten onrechte te stellen dat hij (als bestuurder van zijn vennootschap) de jaarrekening 'geconstrueerd' heeft, waardoor hij beschuldigd wordt van een strafbaar feit;

d)    tijdens bedoelde comparitie van partijen ten onrechte te stellen dat hij contante bonussen kreeg en die in een kluis stopte, terwijl hij zijn salaris en bonussen per bank uitbetaald krijgt;

e)    tijdens bedoelde comparitie van partijen ten onrechte te stellen dat een bepaald vel papier met daarop een instructie (omtrent de kluis), zijn handschrift is;

f)    tijdens bedoelde comparitie van partijen ten onrechte te stellen dat hij de alimentatie nu niet betaalt aan zijn ex-echtgenote;

g)    hem nodeloos op kosten te jagen door steeds opnieuw namens zijn cliënte tegen hem te procederen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder gaat er van uit dat dit klachtonderdeel zijn opmerking tijdens de comparitie betreft dat klager het bedrag van € 12.900,00 dat in de verdeling van de gemeenschap valt als kasgeld van de vennootschap probeerde neer te zetten met als gevolg dat dit niet in de gemeenschap zou vallen en niet verdeeld zou hoeven te worden. De cliënte van verweerder heeft verklaard dat die gelden als privégelden moeten worden aangemerkt. Verweerder heeft tijdens de comparitie gehandeld binnen de vrijheid die hem als advocaat toekomt.

Ad klachtonderdelen b) en c)

4.3    Tijdens de comparitie van 4 april 2019 heeft verweerder verklaard het onbegrijpelijk te vinden dat er in de jaarrekening 2014 (van de vennootschap van klager) een voorziening was getroffen voor een 'roof' (uit de kluis) in 2016. Op basis daarvan heeft verweerder in het belang van zijn cliënte de opmerking gemaakt dat de jaarrekening dus voor de zaak was geconstrueerd.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Verweerder heeft deze informatie, namelijk dat de bonussen contant werden ontvangen, tijdens de comparitie op 4 april 2019 van zijn cliënte ontvangen en en hij had onvoldoende redenen (dubbel) om aan de woorden van zijn cliënte te twijfelen.

Ad klachtonderdeel e)

4.5    Het betreft een vel papier dat hij tijdens de comparitie heeft getoond. Zijn cliënte had aangegeven dat klager zelf de kluiscodes had genoteerd en deze aan haar had gegeven. Op basis daarvan heeft hij gesteld dat klager niet kon ontkennen dat het vel papier met daarop een instructie en de kluiscodes, het handschrift van klager is.

Ad klachtonderdeel f)

4.6    Klager heeft niet aangetoond dat er geen achterstand in de alimentatie was. Er was een achterstand in de alimentatie omdat zijn cliënte (de ex­echtgenote van klager) de incassokosten van de deurwaarder in mindering had gebracht op het ontvangen bedrag van klager, waardoor de achterstand in de alimentatie niet volledig was voldaan.

Ad klachtonderdeel g)

4.7    Verweerder heeft dit verwijt betwist en heeft verwezen naar een aantal procedures die klager tegen de cliënte van verweerder heeft gevoerd.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. De raad stelt voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij heeft te gelden dat een advocaat bij uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige terughoudendheid in acht moet nemen.

Ad klachtonderdelen a), b), c), d), e) en f)

5.2    Klachtonderdelen a), b) c), d), e) en f) lenen zich voor een gezamenlijk behandeling. Klager verwijt verweerder dat hij tijdens de zitting bij de kantonrechter een aantal uitspraken heeft gedaan dat volgens klager niet juist was. De raad heeft dit klachtonderdeel aldus begrepen dat de klacht ziet op de uitspraken van verweerder - kort gezegd – dat klager de jaarrekening van zijn vennootschap had geconstrueerd, dat klager achterstand had met de betaling van de alimentatie, dat hij contante bonussen had ontvangen en dat klager een instructie en kluiscodes op een vel papier had geschreven.

5.3    De raad is – mede gelet op de inhoud van de gemotiveerde betwisting van deze verwijten door verweerder – van oordeel dat verweerder de belangen van zijn cliënt heeft behartigd aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem heeft verschaft. Niet is gebleken dat verweerder wist of redelijkerwijs kon weten dat deze informatie onjuist was. Verweerder mocht afgaan op de juistheid van de informatie en hij was niet gehouden om de juistheid daarvan - waaronder het handschrift van klager - te onderzoeken of te verifiëren. Gelet op het bovenstaande zal de raad deze klachtonderdelen ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel g)

5.4    Klager stelt dat verweerder hem nodeloos op kosten jaagt door steeds opnieuw namens zijn cliënte tegen hem te procederen.

5.5    Deze klacht is algemeen gesteld en klager heeft niet verwezen naar concrete procedures. Dit verwijt is daarom onvoldoende onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt en verweerder het verwijt gemotiveerd heeft betwist, is niet vast komen te staan dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarom zal ook dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel, C.A.Th. Philipsen, H.K. Scholtens, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2021.

Griffier                                                                     Voorzitter

Verzonden d.d. 10 mei 2021