ECLI:NL:TADRARL:2021:116 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-533

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2021:116
Datum uitspraak: 08-02-2021
Datum publicatie: 28-06-2021
Zaaknummer(s): 20-533
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de eigen advocaat deels niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een rechtstreeks belang en deels ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 8 februari 2021

in de zaak 20-533/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 10 juli 2020 met kenmerk K19/39, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster is vanaf medio februari 2018 bijgestaan door verweerster in een familierechtelijke procedure.

1.2    Verweerster had deze zaak overgenomen van mr. [R.]. Verweerster heeft het aanvullend verweerschrift van 20 april 2018 en de berekeningen opgesteld en aan de rechtbank gezonden.

1.3    Op 3 mei 2018 vond de mondelinge behandeling plaats bij de rechtbank Noord-Holland.

1.4    Bij beschikking 8 augustus 2018 heeft de rechtbank Noord-Holland een uitspraak gedaan. Bij brief van 10 augustus 2018 aan klaagster heeft verweerster een kopie van de beschikking toegezonden en toegelicht wat de rechtbank heeft beslist.

1.5    Op 23 januari 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft gebrekkige bijstand ter zitting verleend.

b)    Verweerster heeft fouten gemaakt bij de aanlevering van het dossier bij de rechtbank.

c)    Verweerster heeft een dossier van een andere cliënt naar klaagster toegezonden.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).

4.2    Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.3    De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zullen worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf.

4.4    Klaagster is van mening dat verweerster gebrekkige bijstand heeft verleend. Klaagster heeft hierbij aangevoerd dat verweerster geen sterk verweer heeft gevoerd en dat zij op een zitting amper iets heeft gezegd. Ook is klaagster van mening dat verweerster fouten heeft gemaakt bij de aanlevering van het dossier bij de rechtbank. Klaagster heeft deze beide verwijten niet verder onderbouwd.

Verweerster heeft tegen deze verwijten verweer gevoerd. Zij heeft onder meer aangevoerd dat alle verzoeken en wensen van klaagster zijn ingediend. Klaagster heeft haar laten weten dat zij zeer tevreden was over het concept. Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de kinderrechter uitgebreid de tijd genomen om met partijen te spreken. De kinderrechter heeft veel vragen gesteld en alle vragen van de kinderrechter zijn beantwoord. De standpunten en verzoeken van partijen zijn ter zitting besproken en de rechtbank heeft uiteindelijk haar beslissing genomen. Ook heeft verweerster aangevoerd dat zij alle feiten en stukken die aan haar kenbaar waren gemaakt, heeft ingebracht.

4.5    De raad is - gelet op het ontbreken van een onderbouwing van de klacht en de gemotiveerde betwisting van de stelling door verweerster - van oordeel dat niet is gebleken dat de door verweerster verleende bijstand gebrekkig was. Evenmin is vast komen te staan dat verweerster fouten heeft gemaakt bij de aanlevering van stukken aan de rechtbank. Nu de voorzitter niet heeft kunnen vaststellen dat verweerster in de behartiging van de belangen van klaagster verwijtbaar is tekortgeschoten, zal de voorzitter deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel c)

4.6    Verweerster heeft erkend dat haar kantoor abusievelijk ook een dossier van een andere cliënt aan klaagster heeft gezonden. Dat is slordig en had niet mogen gebeuren. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt echter slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in haar belang is of kan worden getroffen. Gesteld noch gebleken is dat klaagster door het ontvangen van een dossier van een andere cliënt van verweerster rechtstreeks in haar belangen is geschaad. Dit betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdelen a) en b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

-    klachtonderdeel c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2021.

Griffier                                                                  Voorzitter

Verzonden d.d. 8 februari 2021