ECLI:NL:TADRARL:2020:309 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-024

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:309
Datum uitspraak: 20-07-2020
Datum publicatie: 13-05-2021
Zaaknummer(s): 20-024
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Een klacht over de eigen advocaat wordt door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2020

in de zaak 20-024AL/OV

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 13 januari 2020 met kenmerk 51/19/057, door de raad ontvangen op 13 januari 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Voorts heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klager van 16 januari 2020 en de reactie die e-mail met bijlage van verweerster van 31 januari 2020.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager en zijn broer hebben vanaf 15 december 2005 gedurende een lange tijd op basis van een samenlevingscontract samengeleefd in Amerongen. Nadat onenigheid is ontstaan tussen de broers zijn er verschillende procedures gevoerd. In haar arrest van 5 september 2017 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden bepaald dat er een verdeling van de gemeenschap dient te komen waarbij het perceel waar de broers woonden, werd toebedeeld aan de broer van klager. Klager is onder meer veroordeeld tot betaling van  € 60.000 aan zijn broer. Nadat de executie van dit arrest in gang werd gezet, heeft klager hulp gezocht bij verweerster. Inmiddels was er executoriaal (derden)beslag gelegd onder klager op verschillende vermogensbestanddelen, waaronder klagers bedrijfsauto’s.

1.2    Op 17 juli 2018 heeft mr. G. (kantoorgenoot van verweerster bij J. Advocaten) op verzoek van verweerster bezwaar gemaakt tegen verschillende onderdelen van de door de wederpartij van klager gevolgde incassoprocedure. De deurwaarder is niet ingegaan op een regelingsvoorstel. Hierdoor heeft mr. S. (kantoorgenoot van verweerster bij J. Advocaten) zich ingespannen om het beslag op de Toyota Landcruiser opgeheven te krijgen.

1.3    Nadat klager en verweerster verschillende malen correspondentie hebben gevoerd over het niet opvolgen van door verweerster gegeven adviezen en het niet betalen van declaraties door klager, is bij brief van 27 september 2018 de samenwerking door verweerster opgezegd.

1.4    Hierna heeft klager per e-mail van 11 november 2018 geklaagd over de kwaliteit van de dienstverlening, over het door verweerster inschakelen van andere advocaten van J. en over de hoogte van de declaraties. Na wederom correspondentie te hebben gevoerd, heeft verweerster op 13 maart 2019 aan klager een laatste regelingsvoorstel gedaan. Klager heeft daarop gereageerd door middel van het indienen van een klacht bij de klachtenfunctionaris van J.

1.5    Op 23 juli 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Er is geen overeenkomst tussen J. en klager waarin het uurloon van verweerster is vermeld.

b)    Verweerster heeft zonder instemming van klager de bijstand van een kantoorgenoot ingeschakeld. Verweerster en mr. S. hebben gelijktijdig aan hetzelfde dossier gewerkt. Het uurloon van mr. S. is bovendien hoger dan het uurloon van verweerster.

c)    Verweerster heeft een voorstel gedaan om het eerste gesprek te declareren terwijl dat een  kennismakingsgesprek betrof.

d)    De verleende dienstverlening door verweerster was onvoldoende. Concreet heeft klager hierbij gesteld dat verweerster laat, pas na 4,5 maand, heeft gereageerd op een brief van klager en dat een deurwaarder laat is aangeschreven door verweerster.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat de klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De voorzitter zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Klager verwijt verweerster dat er geen overeenkomst tussen hen is gesloten waarin het uurloon van verweerster is vermeld.

4.3    Verweerster heeft aangevoerd dat er een overeenkomst is tussen J. en klager waarin het uurloon van verweerster is weergegeven. Verweerster heeft een door beide partijen getekende overeenkomst van opdracht gedateerd 2 juli 2018 overgelegd. Daarin is een uurtarief van € 290,40 opgenomen. Verweerster is van mening dat klager hiermee op de hoogte was van haar uurtarief.

4.4    De voorzitter stelt vast dat in de door beide partijen getekende overeenkomst van opdracht van 2 juli 2018 het volgende is vermeld:

“Voor mijn werkzaamheden geldt een tarief van € 290,40 per uur inclusief btw (thans 21%).”

Gelet op die passage is vast komen te staan dat er wel degelijk een overeenkomst is gesloten tussen klager en verweerster waarin het uurloon van verweerster is vermeld. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Klager verwijt verweerster dat zij zonder zijn instemming de bijstand van een kantoorgenoot heeft ingeschakeld en dat zij gelijktijdig aan het dossier hebben gewerkt. Het uurloon van die kantoorgenoot is bovendien hoger dan het uurloon van verweerster.

4.6    Namens verweerster is aangevoerd dat klager er over is geïnformeerd dat er meerdere advocaten aan de zaak kunnen werken. Ook is klager gewezen op het hogere uurtarief van mr. S. Achteraf bezien was het beter geweest als klager hier schriftelijk op was gewezen. Het hogere tarief van mr. S. is verwerkt is het regelingsvoorstel van 13 maart 2019, aldus verweerster.

4.7    De voorzitter stelt vast dat in de bovengenoemde overeenkomst van opdracht het volgende is vermeld:

“Op deze opdracht zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Een exemplaar is bijgesloten. (…) Op onze website [website advocatenkantoor] vindt u onze brochure ‘transparant in declareren’, waarin u het een en ander nog eens kunt nalezen.

Artikel 5 van de Algemene voorwaarden luidt als volgt:

“[J.] Advocaten bepaalt wie binnen [J.] Advocaten met uitvoering van de opdracht wordt/worden belast, in voorkomend geval met inschakeling van derden, waaronder hulppersonen.”

De website van [J.] advocaten luidt – voor zover relevant – als volgt:

“De hoogte van het uurtarief is afhankelijk van de ervaring van de advocaat die uw zaak behandelt. Van tevoren maakt de behandelend advocaat hierover met u een afspraak. Het kan gebeuren dat meerdere advocaten aan uw zaak werken. Indien een andere advocaat in uw dossier werkt, wordt het uurtarief van de desbetreffende advocaat berekend. Wanneer die andere advocaat meer ervaren is, geldt een hoger uurtarief. [J.] informeert u hierover voordat de andere advocaat met zijn werkzaamheden begint.”

De voorzitter is van oordeel dat gelet op deze bepaling in de algemene voorwaarden verweerster zonder instemming van klager een kantoorgenoot mocht inschakelen, zoals zij heeft gedaan. Ook mochten zij gelijktijdig aan het dossier werken. Voor zover het inschakelen van kantoorgenoten heeft geleid tot een hoger uurtarief dan dat van verweerster, geldt dat verweerster een crediteringsvoorstel heeft gedaan waarin dat geringe verschil (van in totaal ongeveer € 150,-) geacht kan worden te zijn verdisconteerd. Daarbij komt dat in het geval verweerster geen kantoorgenoten mocht inschakelen, dit niet aanstonds, dus zonder bijkomende omstandigheden die klager niet heeft aangevoerd, kan leiden tot het oordeel dat haar daarvan ook in tuchtrechtelijke zin een verwijt treft.   

4.8    Gelet op het voorgaande zal ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdeel c)

4.9    Klager verwijt verweerster dat zij een voorstel heeft gedaan om het kennismakingsgesprek te declareren.

4.10    Verweerster heeft aangevoerd dat  er in de regel door haar kantoor geen vrijblijvend kennismakings-/-intakegesprek wordt aangeboden.

4.11    De voorzitter stelt vast dat het declareren van het kennismakingsgesprek een civielrechtelijk  geschil betreft en dat een oordeel daarover niet aan de tuchtrechter is. Het declareren van een kennismakingsgesprek is op zichzelf niet onrechtmatig. Niet valt in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt.

Ad klachtonderdeel d)

4.12    Klager geeft aan dat de verleende dienstverlening door verweerster onvoldoende was. Klager noemt hierbij aan dat verweerster laat, pas na 4,5 maand, heeft gereageerd op een brief van klager en hij stelt dat een deurwaarder laat is aangeschreven.

4.13    Verweerster heeft betwist dat de door haar verleende dienstverlening onvoldoende was.

4.14    De voorzitter stelt vast dat verweerster na ongeveer 3,5 maand heeft gereageerd op een brief namens klager.  Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is het van belang dat vóór en na deze brief van klager correspondentie tussen klager en verweerster is gevoerd waarbij verweerster steeds tijdig heeft gereageerd, en dat de brief van verweerster van dien aard was dat het uitblijven van een prompte reactie voor niet tot schade heeft geleid.. De door klager bedoelde brief is een herhaling van standpunten waarop verweerster eerder al had gereageerd.

De klacht over het laat aanschrijven van een deurwaarder is niet onderbouwd. Bij gebreke van deze onderbouwing is de juistheid van deze stelling en daarmee de gegrondheid van de klacht niet komen vast te staan.

4.15      Gelet op het voorgaande zal ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden verklaard.

4.16    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2020.

Griffier                                                                                    Voorzitter

Verzonden d.d. 20 juli 2020