ECLI:NL:TADRARL:2020:248 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-621

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:248
Datum uitspraak: 20-10-2020
Datum publicatie: 29-12-2020
Zaaknummer(s): 19-621
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de advocaat van de wederpartij over het niet opvragen van verhinderdata aan klaagster ongegrond. Klaagster had geen advocaat en daarom was verweerster niet gehouden om verhinderdata op te vragen. Verweerster heeft zich ook niet verzet tegen het verplaatsen van de geplande zitting. Klaagster is door de gang van zaken niet in haar belangen geschaad.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 oktober 2020

in de zaak 19-621/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 8 april 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 13 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019 KNN045 / 854667 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 25 augustus 2020. Daarbij waren verweerster, haar gemachtigde en haar patroon aanwezig. Klaagster is niet op de zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Verweerster is op 15 februari 2019 beëdigd als advocaat.

2.3 Klaagster is verwikkeld geweest in een geschil met de verhuurder van haar woning. De verhuurder werd in het geschil bijgestaan door verweerster.

2.4 Bij brief van 15 maart 2019 heeft verweerster klaagster gesommeerd om, zakelijk weergegeven, achterstallige huurpenningen te betalen en om in te stemmen met beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Verweerster heeft verder het volgende geschreven:

“(…) Indien u niet of niet volledig aan deze sommaties voldoet, heb ik instructie om zonder nader bericht rechtsmaatregelen, waaronder het vorderen van ontruiming, tegen u te treffen (…)”

2.5 Verweerster heeft op 26 maart 2019 een aanvraagformulier kort geding bij de kantonrechter ingediend. Verweerster heeft op dat formulier meegedeeld dat de verhinderdata van klaagster “niet bekend” zijn.

2.6 Op 27 maart 2019 heeft verweerster klaagster schriftelijk op de hoogte gesteld van de zittingsdatum, 10 mei 2019. Verweerster heeft gelijktijdig een kopie van het aanvraagformulier en de conceptdagvaarding toegezonden.

2.7 Op 28 maart 2019 om 11.17 uur heeft verweerster het volgende geschreven aan de rechtbank:

“Zoals ik zojuist telefonisch met u heb besproken, is het correct dat wij hebben verzuimd om de verhinderdata van [klaagster] op te vragen. Dit betreft een omissie van onze zijde.
Dat neemt niet weg dat mijn cliënte een spoedeisend belang heeft en op korte termijn het geschil wenst voor te leggen aan de kantonrechter als voorzieningenrechter. Daarnaast geeft [klaagster] als verhinderdata: 29 maart 2019, de gehele maand april 2019, de gehele maand mei 2019, 3 en 7 juni 2019. Waarom zij op deze data verhinderd is, onderbouwt zij echter niet. Ook ontbreekt een onderbouwing waarom [klaagster] verhinderd is op de thans bepaalde zittingsdatum van 10 mei 2019 om 9.15 uur.
Gelet op het spoedeisend belang van mijn cliënte en het gebrek aan onderbouwing betreffende de onredelijke hoeveelheid verhinderdata van [klaagster], wil ik u verzoeken om, met voorbij gaan aan de verhinderdata van [klaagster] de zittingsdatum op 10 mei 2019 om 9.15 vast te stellen. (…)”

2.8 In haar e-mail van 28 maart 2019 om 11.35 uur heeft klaagster aan de rechtbank haar ongenoegen geuit over de gang van zaken rondom het plannen van een datum voor het kort geding. Ze heeft verder verzocht om uitstel van de zitting op 10 mei 2019 “wegens medische redenen en wegens (…) bezoeken aan de verschillende ziekenhuizen in het land”, waaronder op 10 mei 2019.

2.9 Op 28 maart 2019 om 14.25 uur is als beslissing van de kantonrechter aan klaagster meegedeeld dat het kort geding vanwege het spoedeisende karakter plaats zal vinden in mei 2019 en dat klaagster kenbaar kan maken welke dag in mei 2019 haar voorkeur heeft. Klaagster heeft hierop laten weten dat zij haar verhinderdata handhaaft.

2.10 Bij dagvaarding van 2 april 2019 is klaagster door de verhuurder van haar woning gedagvaard voor het kort geding 10 mei 2019.

2.11 Klaagster is op de zitting van 10 mei 2019 verschenen.

2.12 Bij vonnis van 23 mei 2019, hersteld bij vonnis van 3 juni 2019, is de vordering van de verhuurder toegewezen en is klaagster veroordeeld tot ontruiming van de woning.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

a) Verweerster heeft de verhinderdata van klaagster niet opgevraagd, voorafgaand aan het vragen van een datum aan de kantonrechter.

b) Verweerster heeft de medewerkers van de rechtbank en de kantonrechter beïnvloed.

c) Verweerster heeft klaagster gediscrimineerd en gedupeerd.

3.2 Klaagster heeft ter onderbouwing van haar klacht naar voren gebracht dat verweerster heeft erkend dat zij heeft verzuimd verhinderdata op te vragen. Desondanks respecteert verweerster de verhinderdata van klaagster niet. Volgens klaagster heeft verweerster medewerkers van de rechtbank en de kantonrechter zodanig beïnvloed, “dat zelfs de rechter zich aan de kant van eisende partij schaart”. Verweerster heeft klaagster gevraagd haar verhinderdata te onderbouwen, terwijl niemand van verweerster verlangt dat zij ook haar verhinderdata onderbouwt. Klaagster voelt zich “enorm gediscrimineerd en gedupeerd” omdat verweerster “haar rechten als burger heeft ondermijnd en de hele rechtbank daarin meesleurt”.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

Klachtonderdeel a)

5.2 Vast staat dat verweerster op aanwijzing van haar patroon geen verhinderingen heeft opgevraagd bij klaagster, voordat zij bij de kantonrechter om een datum voor een kort geding heeft gevraagd. Naar het oordeel van de raad is dit niet onbetamelijk en de raad licht dat als volgt toe.

5.3 In het procesreglement kort geding kanton is weliswaar bepaald dat bij de aanvraag van een datum voor een kort geding de “verhinderdata van de (gemachtigden van) partijen” worden vermeld, maar dit reglement schept op dit punt geen verplichting voor advocaten en aan de niet naleving van (deze bepaling van) het procesreglement zijn ook geen directe gevolgen verbonden. Het is ook niet ongebruikelijk dat slechts verhinderdata worden opgevraagd als sprake is van een advocaat of gemachtigde aan de zijde van de wederpartij. Als blijkt dat een partij op de (voorlopig) vastgestelde datum verhinderd is, wordt doorgaans een nieuwe datum bepaald. Het niet opvragen van verhinderingen van een wederpartij die zich niet door een gemachtigde laat bijstaan, leidt aldus niet tot benadeling van die wederpartij en is niet zonder meer onbetamelijk.

5.4 Daar komt bij dat verweerster zich niet heeft verzet tegen het plannen van een nieuwe datum als zodanig. Waar verweerster zich wel tegen heeft verzet is enerzijds het ontbreken van een onderbouwing aan de mededeling van klaagster dat zij op 10 mei 2019 verhinderd was en anderzijds de “onredelijke hoeveelheid verhinderdata” van klaagster. Verweerster heeft de rechtbank verzocht aan een en ander voorbij te gaan en dit stond verweerster naar het oordeel van de raad ook vrij. Het was immers in het belang van haar cliënt dat het kort geding spoedig zou plaatsvinden. Van onbetamelijk handelen van verweerster is naar het oordeel van de raad geen sprake en klachtonderdeel a is ongegrond.

Klachtonderdelen b) en c)

5.5 Verweerster heeft, namens haar cliënte, bezwaar gemaakt tegen het aantal door klaagster aan de rechtbank opgegeven verhinderdata en tegen het ontbreken van een onderbouwing daarvan. Zoals hiervoor al toegelicht, stond dat verweerster vrij. Van ongeoorloofde beïnvloeding van medewerkers van de rechtbank of de kantonrechter is geen sprake. Evenmin is sprake van discriminatie of veronachtzaming van de belangen van klaagster. Klachtonderdelen b en c zijn ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2020.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 19 oktober 2020