ECLI:NL:TADRARL:2020:226 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-106

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:226
Datum uitspraak: 05-10-2020
Datum publicatie: 21-12-2020
Zaaknummer(s): 20-106
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Dat verweerder klaagster onvoldoende deskundig heeft bijgestaan is niet komen vast te staan.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2020

in de zaak 20-106/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 april 2020 op de klacht van:

klaagster

over

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 25 januari 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 11 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z781969 (19-36) HH/SD van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 14 april 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 14 april 2020 verzonden aan partijen.

1.4 Op 11 mei 2020 heeft de gemachtigde namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift diezelfde dag digitaal ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 3 augustus 2020. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder aanwezig.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET EN VERWEER

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven en ter zitting namens klaagster toegelicht, het volgende in. De voorzitter heeft ten onrechte beslist dat:

a) verweerder haar zaak op deskundige wijze heeft behandeld en haar daarin bovendien juist heeft geadviseerd, terwijl juist een verzoek tot een extra deskundigenonderzoek nog tot de mogelijkheden had behoord;

b) verweerder voldoende met klaagster heeft gecommuniceerd over de inhoud van de onderhandelingen met de aansprakelijke verzekeraar, terwijl dat niet het geval was en verweerder achter haar rug om heeft gehandeld;

c) verweerder klager op zorgvuldige wijze heeft bijgestaan terwijl hij klaagster heeft gediscrimineerd waardoor zij geen vertrouwen in de juiste afhandeling van haar zaak meer kon hebben.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

2.3 Verweerder heeft ter zitting verweer gevoerd. Hij betwist dat hij klaagster zou hebben gediscrimineerd. Vanaf zijn betrokkenheid was de haalbaarheid van de zaak van klaagster nog beperkt doordat er voor klaagster ongunstige deskundigenberichten in het dossier zaten, terwijl een nieuw verzoek tot deskundigenbericht op dat moment niet meer haalbaar was. Dat is zo ook aan klaagster uitgelegd. Ook heeft hij met klaagster de inhoud van de onderhandelingen doorgesproken en uitgelegd, aldus verweerder.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg, C.W.J. Okkerse, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2020.

Griffier Voorzitter