ECLI:NL:TADRARL:2020:199 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-041

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:199
Datum uitspraak: 30-11-2020
Datum publicatie: 10-12-2020
Zaaknummer(s): 20-041
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Nakoming van financiële verplichtingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tussen advocaten over samenwerking. Alle klachtonderdelen in de onderhavige klachtzaak vinden hun oorsprong in de klachtzaak tussen klager en mr. V. In laatstgenoemde klachtzaak heeft de raad overwogen dat door partijen tegengestelde stellingen zijn betrokken en verweren zijn voor gevoerd die samenhangen met een civielrechtelijk geschil en dat de raad niet het forum is om een juridisch kader vast te stellen en daarin een civielrechtelijke beslissing te nemen. Om die reden is de raad in die klachtzaak niet aan een beoordeling van de individuele klachten toegekomen en heeft de raad de klacht ongegrond verklaard. Het lot van de onderhavige klacht hangt direct met het lot van de andere klachtzaak samen. De raad beoordeelt de onderhavige klacht net als de andere klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2020

in de zaak 20-041

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 17 april 2019 heeft klager bij de deken van de orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 20 januari 2020 met kenmerk Z 916894, door de raad ontvangen op 20 januari 2020, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2020 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

1.5    Bij e-mail van 14 september 2020 heeft klager aan de griffie nog twee stukken toegezonden, die echter niet binnen de daarvoor geldende termijn zijn ontvangen. Nu verweerder ter zitting heeft erkend deze stukken te kennen, zal de raad deze bij de beoordeling betrekken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager en mr. V waren (in ieder geval) tot 1 januari 2019 advocaat-partners in [.....] Advocaten LLP. Dit kantoor gebruikte de handelsnaam [.....] Advocaten. Partijen zijn het er over eens dat over de beëindiging van de samenwerking tussen genoemde advocaat-partners besprekingen zijn gevoerd, echter niet over wat daarover tussen de advocaat-partners is afgesproken. 

2.3    Verweerder is op 9 januari 2019 naar het arrondissement van mr. V. overgestapt en met mr. V een samenwerking aangegaan.

2.4    Verweerder heeft samen met mr. V in de vorm van een LLP onder de naam [.....] Business & Legal LLP een nieuw advocatenkantoor opgericht, dat de handelsnaam [.....] Advocaten is blijven gebruiken. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder de kantoor systemen van [.....] Advocaten LLP gebruikt.

2.5    Klager heeft ook tegen mr. V geklaagd. De deken heeft geprobeerd in die klachtzaak te bemiddelen maar er is geen minnelijke regeling tot stand gekomen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zonder toestemming van klager, zijnde partner van [.....] Advocaten LLP, te doen alsof hij (verweerder) partner in [.....] Advocaten LLP is, welke indruk hij wekt door zich naar buiten toe te presenteren als advocaat en partner, hetgeen strijdig is met artikel 7.4 lid 1 van de verordening op de advocatuur;

b)    zonder toestemming van klager toegang te hebben tot de digitale systemen c.a. van [.....] Advocaten LLP en daarvan gebruik te maken;

c)    zonder toestemming van klager dossiers en andere gegevens van verweerder in te brengen in de BaseNet- omgeving van [.....] Advocaten LLP en daarvan gebruik te maken;

d)    in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de vordering op de advocatuur een onjuist, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken te geven door een nieuw advocatenkantoor op te richten, te weten [.....] Advocaten Business & Legal LLP, maar met deze vennootschap te handelen onder de handelsnaam [.....] Advocaten LLP en vervolgens gebruik te blijven maken van de website, briefpapier, telefoonnummers c.a. van [.....] Advocaten LLP.

3.2    Klager heeft de klacht als volgt toegelicht. Klager ziet verweerder op de zitting voor het eerst. Verweerder heeft nooit onderdeel uitgemaakt van [.....] Advocaten LLP, noch als partner noch als advocaat. Er is geen stuk, geen bewijs waaruit anders blijkt. Verweerder is niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel naar buitenlands recht. Toch heeft hij alles van [.....] Advocaten LLP gebruikt. Er is een nieuwe LLP opgericht waarbij de oude handelsnaam gebruikt is blijven worden. Dat kan niet. Dat heeft klager verweerder in een telefoongesprek ook meegedeeld, maar dat ontkent hij nu. Klager is de enige die met de naam [.....] Advocaten LLP in verband gebracht kan en mag worden. Sinds lange tijd houdt mr. V feitelijk geen praktijk meer. De benefits komen alleen aan klager toe. Klager is eigenaar van de rechtspersoon en duldt niet dat verweerder daarmee aan de haal gaat. De rechtspersoon zal geliquideerd moeten worden. Waarom is verweerder geen nieuw kantoor begonnen? Wat heeft hij aan de naam [.....].

4    VERWEER

4.1    Klager heeft de overeenkomst van [.....] Advocaten LLP opgezegd, zijn uitschrijving voorbereid en werkzaamheden verricht om de inschrijving van verweerder in [.....] Advocaten LLP te regelen. Van de komst van verweerder was klager dus op de hoogte. Verweerder ontkent het telefoongesprek met hem waarnaar klager verwijst in de door klager aangegeven zin. De strekking van het gesprek was dat klager met mr. V moest afwikkelen. Klager had geen bezwaar tegen het toetreden van verweerder. In een brief vraagt klager of verweerder per 31 december 2018 of 1 januari 2019 zal toetreden. Klager en mr. V zullen met elkaar moeten afrekenen, maar daar staat verweerder buiten. Verweerder ging ervan uit dat dat geregeld zou worden. Toen duidelijk werd dat de afwikkeling nog wel even zou duren is besloten een nieuwe LLP op te richten. Bij verweerder is niet opgekomen om zich toegang tot de e-mailbox of dossier(gegevens) van klager te verschaffen. Daar heeft hij geen enkel belang bij, aldus verweerder.

5    BEOORDELING

5.1    Klager en mr. V hebben met elkaar samengewerkt. Hun samenwerking is vormgegeven in een LLP naar Engels recht. Zij verschillen van mening of omstreeks 31 december 2018 aan de LLP en/of hun samenwerking een einde is gekomen.

5.2    De klacht van klager tegen verweerder is een verlengstuk van de klacht die klager tegen mr. V. heeft ingediend (klachtzaak: 20-040) en waarin de raad ook heeft beslist. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de handelingen waarop de onderhavige klacht betrekking heeft met instemming van mr. V zijn verricht.

5.3    Alle klachtonderdelen in de onderhavige klachtzaak vinden hun oorsprong in de klachtzaak tussen klager en mr. V. In laatstgenoemde klachtzaak heeft de raad overwogen dat door partijen tegengestelde stellingen zijn betrokken en verweren zijn voor gevoerd die samenhangen met een civielrechtelijk geschil en dat de raad niet het forum is om een juridisch kader vast te stellen en daarin een civielrechtelijke beslissing te nemen. Om die reden is de raad in die klachtzaak niet aan een beoordeling van de individuele klachten toegekomen en heeft de raad de klacht ongegrond verklaard. Het lot van de onderhavige klacht hangt direct met het lot van de klachtzaak 20-040 samen. De raad beoordeelt de onderhavige klacht om dezelfde reden als hierboven voor de klachtzaak 20-040 is gegeven ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, K.F. Leenhouts, M.J.J.M. van Roosmalen, H.J. Voors, leden en bijgestaan door

mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 november 2020.

Griffier                                                                           Voorzitter