ECLI:NL:TADRARL:2020:193 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-685

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:193
Datum uitspraak: 31-08-2020
Datum publicatie: 10-12-2020
Zaaknummer(s): 19-685
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 augustus 2020

in de zaak 19-685/AL/OV

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 januari 2020 op de klacht van:

klaagster

over

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 16 augustus 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 3 oktober 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 51/19/065 van de deken ontvangen. De deken heeft abusievelijk op de inventarislijst bij nummer 7 vermeld dat de e-mail van 30 september 2019 afkomstig is van verweerster. Dit moet echter klaagster zijn.

1.3    Bij beslissing van 20 januari 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 20 januari 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 23 januari 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 juli 2020. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlage van verweerster aan de raad van 19 juni 2020 en de e-mails met bijlagen van klaagster aan de raad van 19 juni 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

2.2    Klaagsters huisgenoot heeft de brief waarin staat dat de coniferen mochten worden verwijderd aangenomen. De cliënte van verweerster heeft gezegd dat zij de brief moest geven van haar advocaat. Het is dus afgesproken werk geweest tussen verweerster en haar cliënte.

2.3    De brief van verweerster werkt alles behalve de-escalerend en haar cliënte heeft haar advies klakkeloos overgenomen.

2.4    Het Kadaster is geweest om de erfgrens te bepalen en nu blijkt dat de coniferen voor een groot deel op klaagsters grond staan. Toch blijft verweerster er bij klaagsters advocaat tot twee keer toe op hameren dat de rest van de coniferen (die er nog staan) verwijderd moeten worden.

2.5    Door de opdrachten/adviezen die verweerster aan haar cliënte heeft gegeven is de relatie tussen klaagster en de cliënte van verweerster ernstig geschaad en het woongenot van klaagster drastisch afgenomen. Ook heeft klaagster veel kosten moeten maken voor rechtsbijstand.

2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M. Tijseling en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2020.

Griffier                                                 Voorzitter