ECLI:NL:TADRARL:2020:173 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-392

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:173
Datum uitspraak: 24-08-2020
Datum publicatie: 19-11-2020
Zaaknummer(s): 20-392
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Verweerster heeft terecht geweigerd een toevoeging aan te vragen en heeft direct aan klager duidelijk gemaakt dat zij hem alleen op betalende basis kon bijstaan. Verder is (onder andere) niet gebleken dat verweerster heeft geweigerd het dossier over te dragen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 augustus 2020

in de zaak 20-392/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 26 mei 2020 met kenmerk Z 1010608/MM/SD, door de raad ontvangen op 26 mei 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager is verwikkeld (geweest) in twee familiezaken: een zaak betreffende de omgang met zijn minderjarige zoon en een zaak betreffende ondertoezichtstelling (hierna: OTS).

1.2    Verweerster heeft klager in beide zaken bijgestaan. In de omgangszaak was zij de opvolgend advocaat.

1.3    Op 18 juli 2018 heeft mr. B, de voorgaand advocaat van klager, in een e-mail aan klager geschreven dat de toevoeging niet zal worden overgenomen en dat hij alle stukken die van belang zijn heeft verzonden aan verweerster.

1.4    Op 18 juli 2018 heeft verweerster in een WhatsApp-bericht aan klager het volgende geschreven:

“Wij spraken af dat ik je op betalende basis bijsta tegen een uurtarief van € 200 ex BTW ondanks het feit dat er een toevoeging is. Dat heeft er mee te maken dat ik dit soort zaken niet pro deo doe. Daarmee ben je akkoord. Ik stuur nog een officiële bevestiging dat ik de zaak in behandeling zal nemen.”

1.5    Op 18 juli 2019 heeft verweerster in een brief aan klager het volgende geschreven:

“U verzocht mijn rechtsbijstand in verband met een lopende procedure gezag. (…) Ik heb de zaak overgenomen van [mr. B]. (…) Voor wat betreft de financiële kant van mijn rechtsbijstand spraken wij af dat ik u zal bijstaan op betalende basis. Mijn uurtarief bedraagt € 200,-- ex BTW. De voorgaande advocaat zal de toevoeging declareren, dit bespraken wij reeds.”

1.6    Op 20 november 2018 heeft verweerster in een e-mail aan klager geschreven dat hij de (omgangs)zaak heeft gewonnen en dat zij haar einddeclaratie (ter hoogte van € 2.758,80) bijvoegt, omdat de zaak is geëindigd. De urenspecificatie heeft als zaaknaam klager/[wederpartij] omgang en klager/[wederpartij] OTS en omgang.

1.7    Op 8 januari 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager het volgende geschreven:

“Vandaag hadden wij telefonisch contact over de nota die u nog niet betaald heeft. U bent het niet eens met de hoogte ervan. Ik heb u een zeer gematigde nota gestuurd. (…)

Voor wat betreft de OTS zaak heb ik uit coulance voor u een toevoeging aangevraagd. Dat is in de omgangszaak niet mogelijk, aangezien ik hiervoor niet ben ingeschreven bij de raad voor rechtsbijstand. Dat heb ik met u besproken en u bent er mee akkoord gegaan – aangezien u mijn persoonlijke bijstand wenste – dat ik u op betalende basis bij zou staan. Voor de OTS zaak hoeft u alleen de eigen bijdrage te betalen.”

1.8    Op 31 januari 2019 heeft verweerster in een brief aan klager het volgende geschreven:

“Bijgaand treft u een brief aan met daarin de nieuwe zittingsdatum voor de OTS zaak. Graag verneem ik van u of u daarin mijn bijstand nog wenst. Er is voor die zaak een toevoeging afgegeven, daarin bestaan de kosten uit de eigen bijdragen. (…) NB. Ik zal geen werkzaamheden verrichten totdat de eigen bijdrage is betaald. (…)

Voor wat betreft de omgangszaak ben ik voornemens mij te onttrekken als uw advocaat. (…) Tot op heden heeft u de zeer gematigde rekening in die zaak niet betaald. Zolang u niet betaald, zal ik geen werkzaamheden meer verrichten in die zaak. (…) U wilt een bespreking over de nota. Gelet op het feit dat het al een zeer gematigde nota betreft en een bespreking over de in rekening gebrachte uren weer niet declarabele tijd kost, ben ik daartoe niet bereid.”

1.9    Op 21 februari 2019 heeft klager in een WhatsApp-bericht aan verweerster geschreven dat hij een andere advocaat heeft die de OTS zaak van verweerster overneemt. Klager heeft de gegevens van de (opvolgend) advocaat aan verweerster verstrekt.

1.10    Op 25 februari 2019 heeft klager in een WhatsApp-bericht aan verweerster nogmaals geschreven dat hij een andere advocaat heeft en dat die de stukken de volgende dag nodig heeft.

1.11    Op 27 maart 2019 heeft verweerster in een WhatsApp-bericht aan klager geschreven dat de stukken klaarliggen bij de receptie en tot 17.00 uur kunnen worden afgehaald.

1.12    Op 1 april 2019 heeft verweerster in een e-mail aan klager geschreven dat de betaling van de factuur van € 2.758,80 in goede orde is ontvangen en dat een bedrag van € 196,- nog dient te worden voldaan. Verweerster schrijft verder:

“Uit het feit dat u de stukken nog niet heeft opgehaald, begrijp ik dat ik deze kan archiveren. Ik zal dat over een week doen.”

1.13    Op 20 september 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

1)    Verweerster heeft klager er niet op gewezen dat hij een korting van € 54,- op zijn eigen bijdrage kon krijgen als hij zich eerst tot het Juridisch Loket had gewend en vervolgens naar verweerster was doorverwezen.

2)    Verweerster heeft klager er niet op gewezen dat hij mogelijk voor bijzondere bijstand van de gemeente in aanmerking zou kunnen komen voort de eigen bijdrage en het griffierecht.

3)    Verweerster heeft klager niet gewezen op een mogelijke peiljaarverlegging in geval van daling van het verzamelinkomen, waardoor de Raad voor Rechtsbijstand een lagere eigen bijdrage had kunnen vaststellen.

4)    Verweerster heeft geweigerd (in de omgangszaak) een toevoeging voor klager aan te vragen of de toevoeging van de voorgaand advocaat over te nemen.

5)    Verweerster heeft een uurtarief van € 200,- in rekening gebracht, terwijl zij wist dat klager onvoldoende financiële middelen had om een advocaat te kunnen betalen.

6)    Verweerster heeft nagelaten duidelijk aan te geven dat zij (in juli 2018) niet meer geaccrediteerd was bij de Raad voor Rechtsbijstand op het gebied van familierecht.

7)    Verweerster heeft geen geordend en compleet dossier van klager bijgehouden en geweigerd het dossier aan de opvolgend advocaat op te sturen en over te dragen.

8)    Verweerster heeft zich niet verdiept in klagers zaken (OTS en omgang) en heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

9)    Verweerster heeft nagelaten schriftelijk vast te leggen dat verweerster niet op basis van een toevoeging werkt.

10)    Verweerster heeft bij aanvang van haar werkzaamheden de financiële risico’s voor klager niet duidelijk gemaakt en ingeschat en daardoor mogelijk excessief gedeclareerd.

11)    Verweerster heeft haar urenspecificatie niet aan klager toegelicht en zowel de uren inzake de OTS als de uren inzake de omgang in een urenspecificatie gezet, terwijl zij inzake de OTS ook een toevoeging had aangevraagd.

12)    Verweerster heeft zich ten onrechte beroepen op haar retentierecht nu haar factuur door klager werd betwist.

13)    Verweerster heeft geweigerd het originele dossier aan de opvolgende advocaat te verstrekken en heeft alleen kopieën gestuurd.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Voorop staat dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang toetst. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Die vrijheid en die keuzes zijn niet onbegrensd, maar worden beperkt door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld. Die eisen brengen met zich dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt dat de advocaat handelt met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van een behoorlijk behandelend advocaat mag worden verwacht. Deze maatstraf brengt mee dat de tuchtrechter bij een klacht over de door de advocaat geleverde kwaliteit een eigen oordeel vormt.

Ad klachtonderdelen 1 en 3

4.2    Klager verwijt verweerster dat zij hem in de omgangszaak niet heeft gewezen op het feit dat hij een korting op de eigen bijdrage had kunnen als hij zich eerst tot het Juridisch Loket had gewend. Ook verwijt klager haar dat zij hem niet gewezen heeft op een mogelijke peiljaarverlegging.

4.3    De voorzitter overweegt dat verweerster klager in de omgangszaak niet op toevoegingsbasis heeft bijgestaan. Om die reden was een eigen bijdrage, of een korting daarop, niet aan de orde. Ook de mogelijkheid van een peiljaarverlegging was niet aan de orde. Er was dan ook geen reden voor verweerster om klager op die mogelijkheden te wijzen. Klachtonderdelen 1 en 3 zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2

4.4    Klager verwijt verweerster dat zij hem er niet op heeft gewezen dat hij mogelijk in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand van de gemeente. Klager stelt dat hij voorafgaand aan de werkzaamheden van verweerster te kennen heeft gegeven dat hij onvoldoende financiële middelen had om een advocaat te kunnen betalen en in aanmerking wilde komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.

4.5    Verweerster heeft aangevoerd dat klager altijd heeft aangegeven dat hij in loondienst werkte en een goed salaris ontving. Klager heeft haar nooit verteld dat hij een sociale uitkering ontving.

4.6    Klager heeft dit klachtonderdeel, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster, niet onderbouwd. Uit de overgelegde stukken blijkt alleen dat verweerster aan klager bevestigd dat zij klager op betalende basis zal bijstaan. Dat klager zijn financiële situatie met verweerster heeft besproken en stukken daarover aan haar heeft verstrekt, blijkt niet uit het dossier. Het is de voorzitter op grond van het dossier niet gebleken dat verweerster wist of kon weten dat klager mogelijk in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand. Onder die omstandigheden was er ook geen noodzaak voor verweerster om klager op die mogelijkheid te wijzen. Aan verweerster kan op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel 2 is daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen 4, 5 en 6

4.7    Klager verwijt verweerster (allereerst) dat zij in de omgangszaak heeft geweigerd een toevoeging voor klager aan te vragen of de toevoeging van de voorgaand advocaat over te nemen.

4.8    Verweerster heeft aangevoerd dat zij twintig jaar ervaring heeft in het familierecht en gespecialiseerd familylaw mediator is, maar naar de mening van de Raad voor Rechtsbijstand niet meer voldoet aan de inschrijvingseisen. Om die reden kan zij als advocaat geen toevoeging krijgen in echtscheidingszaken en doet zij familiezaken dan ook alleen op betalende basis. Verweerster stelt dat zij dit heeft meegedeeld aan klager,  dat dit voor hem geen bezwaar was en dat een uurtarief van € 200,- ex BTW werd afgesproken. Tegen deze achtergrond heeft verweerster de voorgaand advocaat van klager laten weten dat de toevoeging door haar niet zou worden overgenomen.

4.9    De voorzitter is gelet op hetgeen verweerster naar voren heeft gebracht van oordeel dat zij in de omgangszaak terecht heeft geweigerd een toevoeging aan te vragen dan wel de toevoeging van de voorgaand advocaat over te nemen. Verweerster kon, gelet op het feit dat zij niet meer voldeed aan de inschrijvingseisen, in de omgangszaak geen bijstand verlenen op toevoegingsbasis. Verweerster was niet gehouden klager te informeren over het feit dat zij niet voldeed aan de inschrijvingseisen. Het was voldoende dat zij klager liet weten dat zij hem niet op toevoegingsbasis kon bijstaan (zie 1.4)

4.10    Verweerster heeft bovendien direct (op 18 juli 2018) aan klager duidelijk gemaakt dat zij hem alleen op betalende basis bij kon staan en daarbij haar uurtarief meegedeeld. Klager heeft de opdrachtbevestiging van 18 juli 2018 nooit bestreden en is ook niet overgestapt naar een andere advocaat. Het had op de weg van klager gelegen om zich tot een andere advocaat te wenden, als hij zich op toevoegingsbasis had willen laten bijstaan. Dat verweerster wist dat klager over onvoldoende financiële middelen beschikte om het uurtarief te betalen, is de voorzitter niet gebleken. Ook de klachtonderdelen 4, 5 en 6 zijn daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen 7 en 13

4.11    Klager verwijt verweerster dat zij geen geordend en compleet dossier heeft bijgehouden en heeft geweigerd het (originele) dossier aan de opvolgend advocaat te sturen.

4.12    Verweerster heeft aangevoerd dat in de omgangszaak het inleidende verzoekschrift en het verweerschrift aan klager zijn verstrekt. Verder bevat het dossier alleen de beschikking en het (door klager verstrekte) concept ouderschapsplan. In de OTS zaak bevinden zich de stukken die klager eveneens rechtstreeks heeft ontvangen. Verweerster heeft aangegeven dat de stukken, naar aanleiding van de vraag van klager, enkele weken hebben klaargelegen, maar klager wilde de stukken uiteindelijk niet in ontvangst nemen. Het is verweerster niet duidelijk geworden welke stukken klager wenste. Wel heeft zij alles (nogmaals) naar de opvolgend advocaat gestuurd.

4.13    De voorzitter overweegt dat de bewijslast voor de juistheid van de klacht op klager rust. Dat betekent in dit geval dat klager dient aan te tonen dat verweerster geen geordend en compleet dossier heeft bijgehouden en heeft geweigerd het dossier aan de opvolgend advocaat te verstrekken. Uit de door klager overgelegde WhatsApp-berichten blijkt alleen dat hij op 21 februari 2019 en 25 februari 2019 om de stukken heeft gevraagd (zie 1.9 en 1.10). Door klager is verder niet onderbouwd dat verweerster (vervolgens) heeft geweigerd het dossier te verstrekken. Gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerster kan niet worden vastgesteld dat zij heeft geweigerd het dossier aan klager dan wel aan de opvolgend advocaat te verstrekken. Door klager is verder alleen gesteld, maar ook niet onderbouwd dat verweerster geen geordend en compleet dossier heeft bijgehouden.

4.14    Het is de voorzitter dan ook niet gebleken dat verweerster op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdelen 7 en 13 zijn daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel 8

4.15    Klager verwijt verweerster dat zij zich niet heeft verdiept in zijn zaken en dat zij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

4.16    Zoals hiervoor overwogen rust de bewijslast voor juistheid van de klacht op klager. Dat verweerster zich niet heeft verdiept in klagers zaken is op geen enkele wijze gebleken. Ook anderszins is niet gebleken dat zij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdeel 8 is daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel 9

4.17    Klager verwijt verweerster dat zij heeft nagelaten schriftelijk vast te leggen dat verweerster niet op basis van toevoeging werkte.

4.18    Uit de door verweerster overgelegde correspondentie (onder 1.4 en 1.5) blijkt dat zij klager erop heeft gewezen dat zij niet op basis van een toevoeging werkte. Dit klachtonderdeel mist dan ook feitelijke grondslag en is daarom kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen 10 en 11

4.19    Klager verwijt verweerster dat zij de financiële risico’s voor klager niet duidelijk heeft ingeschat en daardoor mogelijk excessief heeft gedeclareerd. Klager verwijt verweerster verder dat zij niet heeft toegelicht dat haar werkzaamheden het uiteindelijk door haar in rekening gebrachte honorarium van ruim € 2.700,- rechtvaardigen. Ook verwijt hij verweerster dat zij haar urenspecificatie niet heeft toegelicht en zowel de uren van de OTS als van de omgang in de urenspecificatie heeft gezet, terwijl zij inzake de OTS ook een toevoeging had aangevraagd.

4.20    De voorzitter overweegt dat verweerster haar factuur van 20 november 2018 heeft voorzien van een urenspecificatie. Uit die urenspecificatie blijkt in voldoende mate waarop de factuur gebaseerd is. Een nadere toelichting van verweerster is, mede gelet op de omvang van de factuur, niet nodig. Van excessief declareren is niet gebleken.

4.21    Klachtonderdelen 10 en 11 zijn is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel 12

4.22    Klager verwijt verweerster dat zij zich ten onrechte heeft beroepen op haar retentierecht.

4.23    Zoals onder 4.13 overwogen, kan niet worden vastgesteld dat verweerster heeft geweigerd het dossier over te dragen aan de opvolgend advocaat. Dat verweerster zich op haar retentierecht heeft beroepen, is de voorzitter dan ook niet gebleken. Ook klachtonderdeel 12 is kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.24    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2020.

Griffier                                                          Voorzitter