ECLI:NL:TADRARL:2020:144 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-654
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2020:144 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-08-2020 |
Datum publicatie: | 10-11-2020 |
Zaaknummer(s): | 19-654 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Opvragen uittreksel basisregistratie persoonsgegevens in een familierechtelijke kwestie. De advocaat in familiekwesties dient te vermijden dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Hij hoort dan ook de-escalerend te werken, kritisch te zijn ten opzichte van de door emoties gevoede wensen van zijn cliënt en zich ten opzichte van de andere partij respectvol op te stellen. Gelet op de omstandigheden was er geen enkele aanleiding voor verweerster om het uittreksel aan haar cliënt te verstrekken. Door dit toch te doen, heeft verweerster de belangen van klager als wederpartij onnodig en zonder redelijk doel geschaad. Klacht in beide onderdelen gegrond. Maatregel van een waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 augustus 2020
in de zaak 19-654/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 20 september 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 19/55 van de deken ontvangen.
1.3 De behandeling van de klacht stond aanvankelijk gepland op de zitting van 20 april 2020. Vanwege de door de overheid getroffen coronamaatregelen medio maart 2020 kon deze zitting niet doorgaan. De raad heeft klager en verweerster voorgesteld om de klacht schriftelijk, dus zonder mondelinge behandeling, af te doen. Klager en verweerster hebben met dit voorstel ingestemd. Vervolgens heeft de raad klager en verweerster in de gelegenheid gesteld om nog een laatste schriftelijke reactie in te dienen. Klager en verweerster hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
2.2 De ouders van klager zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster staat de vader van klager sinds september 2016 bij. In het kader van de echtscheiding hebben de ouders van klager in 2017 afspraken over de onderhoudsverplichting voor hun kinderen laten vastleggen in een deelconvenant (hierna: het deelconvenant), waaronder de afspraak dat de cliënt van verweerster aan klager tot maximaal 25-jarige leeftijd een bijdrage zal betalen voor de kosten van zijn levensonderhoud. Klager is sinds februari 2018 meerderjarig.
2.3 Klager woont sinds november 2018 op een adres in Tilburg. Het adres van klager was niet bij zijn vader bekend, omdat klager geen contact met zijn vader wil hebben.
2.4 Eind januari 2019 heeft klager vernomen dat verweerster een uittreksel basisregistratie personen (hierna: het uittreksel) bij de gemeente Tilburg heeft opgevraagd.
2.5 Sinds eind februari 2019 is klager op zijn adres in Tilburg door zijn vader benaderd.
2.6 Bij brief van 26 april 2019 heeft een medewerker van de gemeente Tilburg klager geïnformeerd dat zijn persoons- en adresgegevens op 23 januari 2019 zijn verstrekt aan het advocatenkantoor waar verweerster werkzaam is.
2.7 Op 5 september 2019 heeft klager de deken geïnformeerd dat verweerster tot die datum geen procedure namens zijn vader heeft gestart.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft niet ethisch gehandeld en zich niet aan de wettelijke privacyregels gehouden door klagers adresgegevens door te geven aan haar cliënt, terwijl zij ervan op de hoogte was dat klager geen contact met zijn vader wil hebben, met als gevolg dat klager een aantal keren door zijn vader is lastiggevallen;
b) Verweerster heeft gesteld dat zij het uittreksel heeft opgevraagd voor een procedure tot wijziging van de bijdrage van levensonderhoud, terwijl in het deelconvenant een bepaling is opgenomen dat deze bijdrage niet op grond van een rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd en verweerster geen procedure namens haar cliënt is gestart. Verweerster heeft het uittreksel door gebruikmaking van haar titel en onder valse voorwendselen opgevraagd en de gegevens doorgegeven aan haar cliënt met alle gevolgen van dien.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens verweerster beklaagt klager zich feitelijk niet over haar handelen als advocaat maar over het gedrag van zijn vader. Verweerster erkent dat zij klagers adresgegevens aan haar cliënt heeft gegeven en heeft daarbij opgemerkt dat het haar niet bekend was dat klager dat niet wilde. Ook als dit haar wel bekend was, had zij daar geen rekening mee behoeven te houden omdat zij de belangen van haar cliënt dient, aldus verweerster. Verder voert verweerster aan dat het niet aan klager is om te beoordelen of een procedure kans van slagen heeft en dat van valse voorwendselen bij het opvragen van het uittreksel geen sprake is.
5 BEOORDELING
5.1 Klachtonderdelen a) en b) lenen zich naar het oordeel van de raad voor een gezamenlijke beoordeling.
5.2 De raad stelt op grond van de klachtbrief vast dat klager met zijn klacht het handelen van verweerster ter discussie stelt en niet, zoals verweerster heeft aangevoerd, het gedrag van zijn vader. Klager kan dan ook in zijn klacht worden ontvangen. In dat verband merkt de raad op dat in deze klachtprocedure niet wordt getoetst of verweerster ethisch heeft gehandeld en of zij zich aan de wettelijke privacyregelingen heeft gehouden, maar of verweerster ten opzichte van klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
5.3 Gelet op de afspraak in het deelconvenant over de door de cliënt van verweerster aan klager te betalen bijdrage in zijn levensonderhoud en het feit dat klager sinds februari 2018 meerderjarig is, zijn klager en de cliënt van verweerster feitelijk gezien elkaars wederpartij. Als advocaat van de wederpartij van klager geniet verweerster een ruime mate van vrijheid om de belangen van haar cliënt te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënt wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.4 De raad is op grond van de dossierstukken van oordeel dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij heeft overschreden en dus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht over het opvragen van het uittreksel en het verstrekken van de adresgegevens van klager aan haar cliënt speelt zich af tegen de achtergrond van de echtscheidingsprocedure van de ouders van klager. De raad gaat ervan uit dat verweerster, die haar cliënt vanaf september 2016 bijstaat, door haar kennis van het verloop van de echtscheidingsprocedure ten tijde van het opvragen van het uittreksel op de hoogte was van de problematische relatie tussen haar cliënt en klager. Dit gegeven had voor verweerster aanleiding moeten zijn een zorgvuldige afweging te maken van de belangen van haar cliënt en die van klager ten aanzien van het doorsturen van het uittreksel naar haar cliënt. Uit het door haar gevoerde verweer blijkt niet dat verweerster deze belangenafweging heeft gemaakt. Als reden voor het opvragen van het uittreksel heeft verweerster een mogelijk namens haar cliënt te starten procedure over de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van klager en het daartoe opstellen van een verzoekschrift opgegeven. Hoewel voor het starten van een procedure en het opstellen van een verzoekschrift de adresgegevens van een wederpartij nodig zijn, blijkt uit de dossierstukken niet dat verweerster ook daadwerkelijk namens haar cliënt een procedure tegen klager is gestart en ook niet dat verweerster met het opstellen van een verzoekschrift is begonnen. Zelfs als echter serieus overwogen zou zijn om een verzoekschrift in te dienen, dan lijkt de aanvraag voor het uittreksel niet alleen prematuur maar was er zonder nadere toelichting – die niet door verweerster gegeven is – zeker geen reden dat door te zenden. De doorzending van het uittreksel diende nu geen ander doel, dan dat haar cliënt op de hoogte raakte van het adres van zijn zoon. Dat een procedure over de bijdrage in de kosten van levensonderhoud geen kans van slagen heeft, zoals klager heeft gesteld, is daarbij overigens niet relevant omdat het ter overweging van een advocaat is om al dan niet een procedure te starten. Dat verweerster later wel het e-mailadres van klager van de moeder ontving, maakt een en ander niet anders. Toen had zij het adres van klager al doorgegeven aan haar cliënt. De stelling van verweerster dat de wensen en standpunten van klager ten aanzien van het wel of niet willen onderhouden van contacten met zijn vader haar niet aangaan en de belangen van haar cliënt prevaleren, miskent dat een advocaat – zeker in een familierechtelijke kwestie als de onderhavige – rekening dient te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij, zoals hiervoor aangeduid. Voorts mag van de advocaat in familierechtzaken een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen, zoals hier. Volgens het Hof van Discipline is het uitgangspunt dat de advocaat in familiekwesties ‘dient te vermijden dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Hij hoort dan ook de-escalerend te werken, kritisch te zijn ten opzichte van de door emoties gevoede wensen van zijn cliënt en zich ten opzichte van de andere partij respectvol op te stellen.’ (zie de uitspraak van het hof van 12 januari 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:8). Gelet op het bovenstaande was er naar het oordeel van de raad geen enkele aanleiding voor verweerster om het uittreksel aan haar cliënt te verstrekken. Door dit toch te doen, heeft verweerster de belangen van klager als wederpartij onnodig en zonder redelijk doel geschaad. Klachtonderdelen a) en b) zijn dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft door het verstrekken van het uittreksel aan haar cliënt, tevens de vader van klager, niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Gelet op alle omstandigheden acht de raad de maatregel van een waarschuwing passend en geboden, waarbij de raad rekening heeft gehouden met het feit dat aan verweerster geen eerdere maatregelen zijn opgelegd.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders en W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2020.
Griffier Voorzitter