ECLI:NL:TADRARL:2020:135 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-294

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:135
Datum uitspraak: 28-04-2020
Datum publicatie: 04-11-2020
Zaaknummer(s): 19-294
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet is ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020

in de zaak 19-294/AL/NN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 22 juli 2019 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 20 maart 2019, aangevuld bij brief van 24 maart 2019, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 8 mei 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2019 KNN033/836414 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 22 juli 2019 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 22 juli 2019 verzonden aan partijen.

1.4    Op 31 juli 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 1 augustus 2019 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 februari 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager van 10 februari 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

2.2    De voorzitter kon geen juiste beslissing nemen zonder partijen daaraan voorafgaand te hebben gehoord. Een groot deel van de beslissing is immers gebaseerd op het standpunt van de voorzitter dat hij zaken niet heeft kunnen vaststellen.

2.3    Uit overweging 4.1 van de voorzittersbeslissing blijkt dat de voorzitter zich niet heeft gebaseerd op feitelijkheden, maar op conceptuele beschrijvingen.

2.4    In overweging 4.2 heeft de voorzitter ten onrechte overwogen dat verweerder de ernst van het verzoek van zijn cliĆ«nte kracht heeft bijgezet door rechtsmaatregelen in het vooruitzicht te stellen. De bewijsmiddelen tonen namelijk aan dat het verweerder niet te doen was om het verzoek, maar om het dreigen met rechtsmaatregelen.

2.5    De voorzitter heeft in zijn beslissing onvoldoende meegenomen dat klager in een vroeg stadium de deken heeft ingeschakeld waardoor verweerder de dreigementen met rechterlijke maatregelen niet heeft durven waarmaken.

2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.H.H. Kerkhof, W.H. Kesler, leden, bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2020.

Griffier                                         Voorzitter