ECLI:NL:TADRARL:2020:133 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-181

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:133
Datum uitspraak: 30-03-2020
Datum publicatie: 04-11-2020
Zaaknummer(s): 19-181
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. De betreffende uitlatingen van verweerder dienden ter duiding van de omstandigheden en waren in die zin functioneel voor de onderbouwing van de stellingen van verweerder over de huuropzegging. Hoewel het de voorkeur had verdiend als verweerder de opmerkingen zakelijker had geformuleerd, zijn ze niet tuchtrechtelijk verwijtbaar grievend. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 maart 2020

in de zaak 19-181

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 1 juli 2019 op de klacht van:

klaagster

gemachtigde: mr. [naam]

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 juni 2018 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 maart 2019 met kenmerk Z 662552 MM/sd, door de raad ontvangen op 21 maart 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 1 juli 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 juli 2019 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij e-mailbericht van 30 juli 2019, door de raad ontvangen op 30 juli 2019, heeft de gemachtigde van klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2020 in aanwezigheid van klaagster en haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klaagster. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzetschrift op 4 januari 2020 een brief, met bijlagen, naar de raad gezonden.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op. 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

De voorzitter is eraan voorbij gegaan dat het niet nodig was om te komen met verdachtmakingen aan het adres van klaagster, omdat het toch al vaststond dat de verhoudingen ernstig verstoord waren. Dat geldt helemaal voor de opmerkingen over het vermeende wegjagen van haar ex-echtgenoot naar China en haar vermeende ‘rommelen’ met een andere man. Klaagster acht het onacceptabel dat verweerder in een huurgeschil dergelijke beweringen doet die met het geschil zelf niets van doen hebben en er ook niets rechtens relevants aan toevoegen.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is met de voorzitter van oordeel dat de betreffende uitlatingen van verweerder dienden ter duiding van de omstandigheden en in die zin functioneel waren voor de onderbouwing van de stellingen van verweerder over de huuropzegging. Zoals de voorzitter ook heeft overwogen was verweerder advocaat van de wederpartij van klaagster en komt hem een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Hoewel het de voorkeur had verdiend als verweerder deze opmerkingen zakelijker had geformuleerd, zijn ze niet tuchtrechtelijk verwijtbaar grievend. De raad neemt hierbij tevens in aanmerking dat de opmerkingen zijn gemaakt in de beslotenheid van een schriftelijke procedure die in familieverband werd gevoerd. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden dan ook niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

4.3    Klaagster heeft in haar verzetschrift een aanvullende klacht tegen verweerder geformuleerd. De raad kan echter in dit stadium van de klachtprocedure geen nieuw klachtonderdeel meer in behandeling nemen. 

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, S.J. de Vries, leden en bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2020.

Griffier                                                                      Voorzitter