ECLI:NL:TADRARL:2019:62 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-067

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:62
Datum uitspraak: 01-04-2019
Datum publicatie: 13-05-2019
Zaaknummer(s): 18-067
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet tegen voorzittersbeslissing. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast. Niet gebleken is dat vastgestelde feiten op “nepstukken” zijn gebaseerd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 1 april 2019

in de zaak 18-067

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 mei 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

(voormalig) deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 27 december 2016 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over mr. M. in diens hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

1.2 Bij beslissing van 9 januari 2017 met zaaknummer 160335 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de klacht van klager over mr. M. voor onderzoek verwezen naar verweerster. Verweerster heeft de klacht vervolgens onderzocht.

1.3 In een brief aan klager van 8 juni 2017 heeft verweerster meegedeeld dat haar verwachting is dat de tuchtrechter de klacht van klager over mr. M. op alle onderdelen als ongegrond zal afwijzen.

1.4 Bij brief van 13 juni 2017 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerster.

1.5 Bij beslissing van 2 augustus 2017 met zaaknummer 170050 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de klacht van klager over verweerster verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken).

1.6 Bij brief aan de raad van 16 januari 2018, door de raad ontvangen op 18 januari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.7 Bij beslissing van 7 mei 2018 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 mei 2018 is verzonden aan klager.

1.8 Bij e-mail van 5 juni 2018 heeft klager de brief van 4 juni 2018 met bijlagen, waarin hij verzet aantekent tegen de voorzittersbeslissing, naar de raad gestuurd, welke brief eveneens per post is gestuurd en door de raad is ontvangen op 6 juni 2018.

1.9 Bij brief van 10 oktober 2018 heeft verweerster gereageerd op het verzetschrift.

1.10 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2019 in aanwezigheid van klager. Verweerster heeft tevoren laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.11 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 4 juni 2018 en de brief met bijlagen van verweerster van 10 oktober 2018, die door de raad op 11 oktober 2018 is ontvangen.

2. FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klager komt in verzet op tegen de weergave van de feiten. Voor zover die feitenvaststelling onjuist zou zijn, verwerpt de raad dit betoog omdat dit op geen enkele wijze wordt onderbouwd.

3. VERZET EN VERWEER

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De volgorde en behandeling van de klachten zijn onjuist.

3.2 De feiten zijn onjuist evenals de samenvatting van de klacht. De feiten zijn gebaseerd op “nepstukken” en zijn geen “feiten”.

3.3 Het gemotiveerde verweer van verweerster komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4. BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. H.H. Tan en C.W.J. Okkerse, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 april 2019.

griffier voorzitter

Verzonden d.d. 1 april 2019