ECLI:NL:TADRARL:2019:326 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1022

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:326
Datum uitspraak: 06-05-2019
Datum publicatie: 04-03-2020
Zaaknummer(s): 18-1022
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Het gaat in deze zaak niet om het handelen van verweerder jegens een cliënt of een klacht tegen de wederpartij van klager dan wel tegen de advocaat van de wederpartij van klager. In dat geval dient de voorzitter te beoordelen of verweerder heeft gehandeld of nagelaten zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.  Dat verweerder onnodig en onrechtmatig contact heeft opgenomen met de deken omdat klager ten onrechte gebruik zou maken van de titels “lawyer”, “jurist” en “advocaat” is niet komen vast te staan; bewijs daarvan ontbreekt. Bovendien is het opnemen van contact met de deken, als vermoed wordt dat er sprake is van strijd met de wet of de voor advocaten geldende regelgeving, op zichzelf niet klachtwaardig. Klacht ook overigens kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 mei 2019

in de zaak 18-1022

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 19 december 2018 met kenmerk Z 609873/MV/sd, door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft de heer B.(hierna: B.) bijgestaan in een juridisch geschil. Klager heeft ook rechtsbijstand verleend aan B. Klager stelt dat hij als tussenpersoon, namens B., contact heeft opgenomen met verweerder, omdat er namens B. geprocedeerd moest worden tegen de overheid en de rooms-katholieke kerk en klager daartoe niet bevoegd was als niet-advocaat. Klager is werkzaam als “company lawyer Internationaal”. Klager stelt dat verweerder zich vervolgens heeft schuldig gemaakt aan klachtwaardig handelen.

1.2    Bij brief van 31 maart 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij onnodig en onrechtmatig contact heeft opgenomen met de deken van de Orde van Advocaten Haarlem omdat klager ten onrechte gebruik zou maken van de titels “lawyer”, “jurist” en “advocaat”;

Toelichting

Klager heeft gesteld dat verweerder contact heeft opgenomen met de Orde van Advocaten Haarlem met het doel onderzoek te laten doen naar de werkzaamheden van klager als “advocaat” of als “company lawyer internationaal” zowel in Nederland als daar buiten. Klager acht dit zeer merkwaardig omdat hij immers de opdrachtgever of een “derde” is geweest die verweerder heeft ingeschakeld om te procederen tegen de overheid en de rooms-katholieke kerk. Volgens klager heeft dit onderzoek niets te maken met de zaak waarvoor verweerder was ingeschakeld. Verder is klager van mening dat de handelwijze van verweerder in strijd is met het recht op privacy en gelijke behandeling.

b)    hij alles in het werk heeft gesteld om te bewerkstelligen dat klager geen cent zou ontvangen van diens cliënt B.

Toelichting

Klager heeft gesteld dat verweerder aan B. en mevrouw C. (de opdracht aan klager was door B. en mevrouw C. verstrekt) heeft geadviseerd geen cent te betalen aan klager voor diens werkzaamheden. B. en mevrouw C. hebben dat herhaaldelijk tegen klager gezegd. Volgens klager was dat ook de reden dat, ondanks toezeggingen, zijn honorarium onbetaald is gebleven.

c)    hij een verboden geheim contract heeft afgesloten met de rooms-katholieke kerk.

Toelichting

Klager stelt dat er een geheim contract of schikking is gesloten met B., waarbij B. een schadevergoeding zou ontvangen. B. zou hierover geen mededeling mogen doen en afstand hebben gedaan van de vordering inzake “Gregorius”. Dit betrof een verkrachtingszaak waarin B. slachtoffer was. Klager stelt dat het verboden contract geheim is gebleven en dat er in strijd met het recht geen openheid van zaken is gegeven. Verder is er sprake van strijd met de wet en goede zeden.

3    VERWEER 

Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

3.1    Verweerder stelt dat dat klager geen cliënt van hem is geweest. Ook anderszins zijn door hem, dan wel zijn kantoor, geen contractuele verplichtingen jegens klager aangegaan. B. is wel cliënt geweest van verweerder. Verweerder betwist dat klager een belang heeft bij zijn klachten.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Verweerder is niets bekend over contact met de deken van de Orde van Advocaten Haarlem.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerder bestrijdt dat hij, of wie dan ook van zijn kantoor, B. heeft geadviseerd “om geen cent te betalen” aan klager. Op een gegeven moment bleek dat klager en B. een geschil hadden over een mogelijk aan klager verschuldigd honorarium. Toen is B. geadviseerd een advocaat in te schakelen die gespecialiseerd is op het gebied van overeenkomsten en geschillen, omdat het kantoor van verweerder alleen letselschadezaken behandelt. Verweerder heeft zich, afgezien van dit advies, niet inhoudelijk beziggehouden met deze kwestie. 

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Over de inhoud van de zaak van B. kan verweerder op grond van de gedragsregels geen mededelingen doen aan klager. Het is verweerder niet duidelijk waarop klager zijn klacht baseert. Klager onderbouwt niet op welk contract en op welke gedraging dit klachtonderdeel betrekking heeft en welke gedragsregel zou zijn geschonden.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst heeft de voorzitter te beoordelen of klager belang heeft bij zijn klacht. Die vraag beantwoordt de voorzitter bevestigend. Het gaat immers om het handelen van verweerder  als advocaat jegens klager, als derde. Nu klager stelt dat verweerder hem in die hoedanigheid niet behoorlijk heeft behandeld, heeft klager belang bij zijn klacht en is hij daarin ontvankelijk.

4.2    Voorts stelt de voorzitter vast dat het niet gaat om het handelen van verweerder jegens een cliënt; evenmin betreft het een klacht tegen de wederpartij van klager dan wel tegen de advocaat van de wederpartij van klager. In dit geval dient de voorzitter te beoordelen of verweerder heeft gehandeld of nagelaten zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. De voorzitter beoordeelt de klachtonderdelen als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Het in dit klachtonderdeel gestelde over het contact dat verweerder zou hebben gehad met de deken over de wijze waarop klager zich afficheert, is niet komen vast te staan. Klager heeft geen bewijsstukken van zijn stelling overgelegd en het verwijt wordt door verweerder ontkend. Bovendien is het opnemen van contact met de deken, als vermoed wordt dat er sprake is van strijd met de wet of de voor advocaten geldende regelgeving, op zichzelf niet klachtwaardig. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Ook het in dit klachtonderdeel gestelde is niet komen vast te staan. Verweerder heeft aangevoerd dat hij B. enkel heeft verwezen naar een andere advocaat, voor zover B. problemen had met klager over diens declaratie maar dat is, naar het oordeel van de voorzitter, niet klachtwaardig. Nu klager geen bewijsstukken heeft overgelegd van zijn stelling of deze anderszins heeft onderbouwd, terwijl verweerder het gestelde heeft ontkend, oordeelt de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    Als verweerder namens B. een overeenkomst heeft gesloten of een schikking is aangegaan, is verweerder op grond van zijn geheimhoudingsplicht niet bevoegd derden, zoals klager, op de hoogte te stellen van de inhoud daarvan. Wat de verhouding tussen klager en B. is geweest, is in dit verband niet van belang. Vaststaat dat verweerder de belangen van B. heeft behartigd en dat brengt mee dat het verweerder niet vrijstaat over de kwestie, waarin hij B. bijstaat, mededelingen te doen aan derden, ook niet aan klager, als die de belangen van B. in enige (andere) zaak heeft behartigd. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.6    Van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, is dan ook niet gebleken.

4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 6 mei 2019.

griffier                                              voorzitter