ECLI:NL:TADRARL:2019:286 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-910

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:286
Datum uitspraak: 20-03-2019
Datum publicatie: 18-12-2019
Zaaknummer(s): 18-910
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De voorzitter oordeelt de klacht kennelijk ongegrond. Niet is gebleken dat sprake is geweest van misleiding van de rechter door verweerder.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 maart 2019

in de zaak 18-910

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 15 november 2018 met kenmerk Z571813, door de raad ontvangen op 15 november 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager stelt zich op het standpunt op of omstreeks 12 april 2016 een overeenkomst van opdracht te hebben gesloten met A. B.V. Op basis van de overeenkomst heeft klager diverse facturen gezonden aan A. Op die facturen heeft klager het KvK-nummer en het btw-nummer van S. B.V. vermeld. A. heeft (een deel van) deze facturen onbetaald gelaten. Klager heeft om die reden mr. S. verzocht om juridische bijstand.

1.2    Op 23 januari 2017 heeft mr. S. namens klager A. gedagvaard teneinde betaling te krijgen van de openstaande facturen. Verweerder heeft A. in deze procedure bijgestaan.

1.3    Op 7 juni 2017 heeft verweerder namens A. een conclusie van antwoord ingediend. Daarin wordt betwist dat A. met klager een overeenkomst van opdracht heeft gesloten. In deze conclusie is in randnummer 10 het volgende opgenomen:

“De handelsnaam [X.] wordt door [S. B.V.] gebruikt, vide onder meer productie 3 bij deze conclusie. Het is de handelsnaam van deze vennootschap. Door gedaagde [A.] is dan ook geen overeenkomst aangegeven zoals onder punt 2 van de dagvaarding wordt gesteld.”

1.4    Bij  conclusie van antwoord is als productie 3 een uittreksel uit het handelsregister d.d. 14 februari 2017 gevoegd met betrekking tot S. B.V., een holdingmaatschappij van A. Daarop wordt als website van de vennootschap “www.[X].nl” vermeld en als e-mailadres “bureau@[X].nl”. Als handelsnaam is S. B.V. vermeld. Dat is dezelfde naam als de statutaire naam van de vennootschap.

1.5    Op 17 februari 2017 heeft S. B.V. een wijziging aan de Kamer van Koophandel doorgegeven. Concreet is verzocht om [X.] als handelsnaam toe te voegen. Dit verzoek is door de Kamer van Koophandel verwerkt.

1.6    Bij brief van 19 juni 2017 heeft de advocaat van A. uitvoerig gemotiveerd aan mr. S. laten weten niet in staat te zijn om namens S. B.V. te concluderen, nu S. B.V. geen procespartij is.

1.7    Bij vonnis van 12 juli 2017 heeft de rechtbank Midden-Nederland een comparitie van partijen gelast.

1.8    Bij brief van 16 maart 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door het in de procedure te doen voorkomen alsof S. B.V. al bij het aangaan van de (beweerdelijke) overeenkomst van opdracht in 2016 de handelsnaam X. had geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel terwijl die registratie pas op 22 februari 2017 heeft plaatsgevonden.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht betreft het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt hem in die hoedanigheid een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.

4.2    Die vrijheid is niet onbeperkt en kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3    Uit de stellingen van partijen en de zich in het dossier bevindende stukken blijkt naar het oordeel van de voorzitter niet dat verweerder de hiervoor bedoelde grenzen te buiten is gegaan. Meer in het bijzonder blijkt daaruit niet dat verweerder de rechtbank op het verkeerde been heeft willen zetten door in strijd met de waarheid en met een beroep op een KvK-uittreksel d.d. 14 februari 2017 te betogen dat S. B.V. al vanaf haar oprichting in 2012 de naam X. voert. De onjuistheid van die stelling blijkt ook niet uit de stukken. Integendeel, uit het ook door klager in zijn correspondentie met S. B.V. gebruikte e-mailadres (eindigend op @[X].nl) blijkt juist dat S. B.V. wel degelijk al geruime tijd X. als naam voerde. De voorzitter is met verweerder van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 5 Handelsnaamwet ook niet relevant is (en wanneer) of de naam X. in het handelsregister is geregistreerd. Relevant is of S. B.V. zich naar buiten toe met die naam heeft gepresenteerd. Dat is naar het oordeel van de voorzitter het geval.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M.C. van der Sanden als griffier op 20 maart 2019.

griffier                       voorzitter