ECLI:NL:TADRARL:2019:261 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-484

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:261
Datum uitspraak: 27-05-2019
Datum publicatie: 11-12-2019
Zaaknummer(s): 18-484
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. De voorzitter heeft op juiste gronden geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder de belangen van klager onvoldoende voortvarend en adequaat heeft behandeld in diens geschil met een administratiekantoor.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 27 mei 2019 in de zaak 18-484

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 22 augustus 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij webformulier van 9 maart 2018, aangevuld bij e-mail van 20 maart 2018, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 juni 2018 met kenmerk 2018 KNN039/ z532216, door de raad ontvangen op 22 juni 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 22 augustus 2018 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 augustus 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij e-mail van 7 september 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 maart 2019 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 7 september 2018.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. De voorzitter zou volgens klager onvoldoende objectief en daardoor onvoldoende toegerust zijn om de klacht serieus te kunnen beoordelen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Voor de conclusie dat de voorzitter onvoldoende objectief en daardoor onvoldoende toegerust zou zijn om de klacht van klager te kunnen beoordelen, ziet de raad geen aanknopingspunten. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden dan ook niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, H. Dulack, L.A.M.J. Pütz en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2019.

griffier    voorzitter