ECLI:NL:TADRARL:2019:259 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-673

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:259
Datum uitspraak: 27-05-2019
Datum publicatie: 11-12-2019
Zaaknummer(s): 18-673
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Advocaten onderling. Verweerder is de advocaat van een gemeente die in een arbeidsrechtelijk geschil is verwikkeld met de cliënte van klager. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder Regel 25 Gedragsregels 2018 geschonden door niet voorafgaand aan het re-integratiegesprek van de gemeente met de cliënte van klager ook aan klager zijn aanwezigheid daarbij aan te kondigen. Door dat niet te doen heeft verweerder klager de mogelijkheid ontnomen om met zijn cliënte te overleggen over de wenselijkheid om ook bij dat gesprek aanwezig te zijn. Gegrond. De raad ziet aanleiding, mede door gemaakte excuses, om geen maatregel op te leggen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 27 mei 2019

in de zaak 18-673

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 april 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 23 augustus 2018 met kenmerk 51/18/029, door de raad ontvangen op 24 augustus 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 maart 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder, vergezeld van mr. [naam]. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder staat de gemeente A. (hierna: de gemeente) bij in een arbeidsrechtelijk geschil met de cliënte van klager, mevrouw S.

2.3 Op 28 februari 2018 heeft de rechtbank het door mevrouw S. ingestelde beroep tegen het door de gemeente aan haar verleende eervol ontslag gegrond verklaard, omdat de gemeente – kort gezegd – niet alles in het werk heeft gesteld om mevrouw S. binnen de gemeente passend werk aan te bieden.

2.4 Verweerder heeft namens de gemeente tegen deze beslissing van de rechtbank hoger beroep ingesteld.

2.5 Bij brief van 29 maart 2018 heeft de gemeente mevrouw S. uitgenodigd voor een re integratiegesprek. In deze brief staat onder meer:

“Uiteraard staat het u vrij om u (op eigen kosten) te laten vergezellen door uw juridisch adviseur. Mocht u daarvan gebruik maken, vragen wij u ons dat te laten weten, zodat wij contact kunnen opnemen met [klager] (in plaats van met u) voor het plannen van een datum. In dat geval laten wij ons mede vertegenwoordigen door onze advocaat.”

2.6 Kopie van de brief van 29 maart 2018 is aan klager verzonden.

2.7 Klager heeft vanwege de aard van het gesprek (re-integratie) besloten daarbij niet aanwezig te zijn.

2.8 De gemeente heeft ondanks de aangekondigde afwezigheid van klager aan verweerder verzocht (toch) bij het gesprek aanwezig te zijn. In een e-mailbericht van 11 april 2018 heeft zij aan mevrouw S. medegedeeld dat bij het gesprek onder meer verweerder aanwezig zou zijn en dat het haar, mevrouw S., uiteraard vrij staat klager mee te nemen.

2.9 Van de e-mail van 11 april 2018 is geen kopie aan klager gezonden.

2.10 Mevrouw S. heeft tijdens het re-integratiegesprek geen bezwaren geuit tegen de aanwezigheid van verweerder.

2.11 Na afloop van het re-integratiegesprek heeft mevrouw S. aan klager medegedeeld dat verweerder aanwezig was bij het gesprek en dat zij daardoor overrompeld was.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

hij in strijd met de geldende gedragsregels rechtstreeks contact heeft onderhouden met zijn wederpartij, terwijl hij wist dat die wederpartij werd bijgestaan door een advocaat. Verweerder had zich volgens klager moeten vergewissen of klager aanwezig zou zijn en zich moeten verschonen toen dat niet het geval was.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich schriftelijk tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna voor zover relevant bij de beoordeling zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van de vraag of verweerder zijn aanwezigheid bij het re integratiegesprek voorafgaand daaraan aan klager had moeten aankondigen, acht de raad Regel 25 Gedragsregels 2018 van belang. Die luidt:

“De advocaat stelt zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Dit geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt”.

5.2 Volgens de raad blijkt uit voornoemde gedragsregel dat het een advocaat niet is toegestaan om in gesprek te gaan met de wederpartij buiten diens advocaat om. Het bijwonen van een gesprek met de wederpartij is een vorm van ‘zich in verbinding stellen’. Klager stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat verweerder zijn aanwezigheid bij het re-integratiegesprek vooraf bij hem had moeten aankondigen. Dan had hij met zijn cliënte kunnen overleggen over de wenselijkheid om ook bij het gesprek aanwezig te zijn. Dat de cliënte van klager wel van tevoren op de hoogte was van de aanwezigheid van verweerder, maakt dat niet anders. Dat zij voorafgaand of tijdens het gesprek niet tegen de aanwezigheid van verweerder heeft geprotesteerd, evenmin. Verweerder had zijn aanwezigheid bij klager moeten aankondigen. Klager wijst in dit verband ook terecht op het risico dat het van het gesprek gemaakte verslag een eigen leven zou gaan leiden en tegen zijn cliënte gebruikt zou kunnen worden.

5.3 De raad is op bovenstaande gronden met klager van oordeel dat verweerder door deel te nemen aan een bespreking met onder meer de cliënte van klager, zonder daarover voorafgaand contact te hebben gezocht met klager, tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.

5.4 De raad acht de klacht derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

Verweerder erkent dat het beter was geweest als zijn cliënte de e-mail van 11 april 2018, net als de brief van 3 april 2018, in afschrift aan klager had gezonden en erkent tevens dat hij daarop had moeten toezien. Hij erkent op dit punt nalatig te zijn geweest, maar stelt niet de bedoeling te hebben gehad verweerder te passeren. Verweerder heeft zijn excuses aan klager en diens cliënte gemaakt en hen aangeboden het gesprek over te doen. De raad ziet in deze specifieke omstandigheden aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel.

7 GRIFFIERECHT

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager.

Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, H. Dulack, L.A.M.J. Pütz en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2019.

griffier voorzitter