ECLI:NL:TADRARL:2019:23 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-163

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:23
Datum uitspraak: 21-01-2019
Datum publicatie: 11-02-2019
Zaaknummer(s): 18-163
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij van klager niet de grenzen van de haar toekomende vrijheid, als partijdig advocaat, overschreden. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 21 januari 2019

in de zaak 18-163

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 juni 2018 op de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 17 april 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 februari 2018 met kenmerk 17-0115/FH/sd, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 6 juni 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde datum is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 2 juli 2018, door de raad ontvangen op 3 juli 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 juli 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op. 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    ten onrechte heeft de voorzitter niet gekeken naar de onderbouwing van de klacht van klager maar klakkeloos het niet onderbouwde en onjuiste verweer van verweerster voor waar aangenomen;

b)    ten onrechte heeft de voorzitter aangenomen dat verweerster de procedure niet onnodig heeft gerekt en tot overleg bereid is geweest, hetgeen een onjuiste weergave van de werkelijke feiten is omdat zij kansloze en buitenproportionele tegenvoorstellen deed;

c)    ten onrechte heeft de voorzitter geoordeeld dat niet aan verweerster een gang naar de rechter nodig is geweest, terwijl een procedure niet nodig was geweest, als gevolg waarvan klager onnodig hoge advocaatkosten heeft moeten maken.

3.2    Verweerster heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de voorzitter op basis van juiste overwegingen is genomen. Verweerster handhaaft haar standpunt dat zij namens haar cliĆ«nte heeft geprobeerd om tot een vergelijk te komen met klager, maar dat dat niet is gelukt waardoor een procedure niet te vermijden was. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen jegens klager is geen sprake geweest, aldus verweerster.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, R.P.F. van der Mark, C.W.J. Okkerse, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door  mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2019.

griffier                                                                      voorzitter

Verzonden d.d. 21 januari 2019