ECLI:NL:TADRARL:2019:215 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-885

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:215
Datum uitspraak: 11-11-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): 18-885
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Door klaagster een factuur voor zijn werkzaamheden te sturen terwijl er al een toevoeging was aangevraagd, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van een waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 11 november 2019

in de zaak 18-885

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 januari 2018 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 7 november 2018 met kenmerk Z339544/AS/SD, door de raad ontvangen op 7 november 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2019 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het van de deken ontvangen dossier en het e mailbericht met bijlagen van klaagster van 31 augustus 2019.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

Zaak van het chalet

2.2    In 2017 heeft klaagster een chalet gekocht en was zij van plan om een schuurtje (hierna: het schuurtje) bij het chalet te plaatsen. Het chaletpark heeft - op grond van het toepasselijke reglement - toestemming voor de plaatsing van een schuurtje geweigerd, omdat het te plaatsen schuurtje niet gelijkwaardig zou zijn aan het chalet. Daarop heeft klaagster op 11 november 2017 verweerder ingeschakeld voor juridische bijstand.

2.3    Aanvankelijk heeft verweerder de zaak van klaagster op basis van zijn uurtarief behandeld. Op 16 november 2017 heeft verweerder op verzoek van klaagster alsnog een toevoeging aangevraagd. Ook heeft verweerder klaagster voor zijn werkzaamheden een factuur verstuurd die hij later, met een factuur van 18 december 2017, heeft gecrediteerd. De toevoeging is aan klaagster verleend. 

2.4    Nadat het chaletpark ook naar aanleiding van een brief van verweerder toestemming voor de plaatsing van het schuurtje heeft geweigerd, heeft verweerder het chaletpark namens klaagster in kort geding gedagvaard. Tijdens de kortgedingzitting (hierna: de kortgedingzitting) heeft verweerder klaagster bijgestaan.

2.5    Bij vonnis in kort geding van 22 december 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland de vordering van klaagster afgewezen, omdat klaagster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het te plaatsen schuurtje voor wat betreft kleur en materiaal gelijkwaardig is aan het chalet.

Incassozaak

2.6    Klaagster heeft een cliënt die haar factuur voor door haar verrichte financiële diensten niet betaalt en zij wilde betaling van deze factuur via een procedure bij de rechtbank afdwingen. Omdat de vorige advocaat van klaagster fouten in de (nog niet aan de cliënt uitgebrachte) dagvaarding had gemaakt, heeft klaagster verweerder gevraagd haar in deze zaak bij te staan.

2.7    Verweerder heeft klaagster geadviseerd een nieuwe dagvaarding op te laten stellen. Voor zijn advieswerkzaamheden heeft verweerder een factuur aan klaagster verstuurd.

2.8    Vervolgens heeft klaagster bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a.    geen klachtenregeling heeft;

b.    een poging heeft gedaan om naast de aangevraagde en verleende toevoeging voor de kosten van rechtsbijstand de gewerkte uren bij klaagster in rekening te brengen;

c.    heeft gesteld dat hij geen toevoegingszaken doet, terwijl hij de zaak van klaagster op basis van een toevoeging heeft gedaan;

d.    geen werkzaamheden meer voor haar heeft verricht nadat bleek dat hij naast de toevoeging geen extra uren in rekening kon brengen;

e.    weinig heeft gedaan om aan te tonen dat het te plaatsen schuurtje voor wat betreft kleur en materiaal gelijkwaardig is aan het chalet;

f.    tijdens de kortgedingzitting geen verweer heeft gevoerd tegen de standpunten van het chaletpark over de materialen die het chaletpark naar de zitting had meegenomen;

g.    tijdens de kortgedingzitting geen verweer heeft gevoerd tegen de stelling van het chaletpark dat het schuurtje plexiglas in plaats van glas zou krijgen;

h.    tijdens de kortgedingzitting geen stelling heeft ingenomen toen het dak van het schuurtje werd besproken;

i.    is vergeten het Canexel onderhouds-, schoonmaak- en schilderadvies breed uit te meten;

j.    aan de kortgedingzitting een summiere bijdrage heeft geleverd en daarbij te veel is meegegaan in een welles-nietes-verhaal;

k.    in de incassozaak ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er een nieuwe dagvaarding moest worden opgesteld;

l.    in de incassozaak een factuur heeft gestuurd van € 100,-, terwijl hij geen werkzaamheden heeft verricht.

3.2    De stellingen die klaagster ter onderbouwing van haar klacht naar voren heeft gebracht, zullen hierna - voor zover nodig - bij de beoordeling van de klacht worden besproken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft gemotiveerd verweer tegen de klacht gevoerd. Het verweer zal hierna - voor zover nodig - bij de beoordeling van de klacht worden besproken.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht gaat over de eigen advocaat van klaagster.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Ter zitting heeft klaagster haar klacht over de klachtenregeling van verweerder ingetrokken, zodat klachtonderdeel a geen bespreking meer behoeft.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Op grond van gedragsregel 18 lid 2 (Gedragsregels 2018) zal de advocaat van de cliënt voor de behandeling van een zaak waarin is toegevoegd voor zijn werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm dan ook, bedingen of in ontvangst nemen, afgezien van eigen bijdragen, verschotten en proceskosten volgens de daarvoor geldende regels.

5.4    In zijn verweerschrift en ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij op het moment van de aanvraag van de toevoeging ook een factuur voor zijn werkzaamheden aan klaagster heeft verstuurd, gebaseerd op zijn uurtarief, met de gedachte dat hij de toevoeging na verlening daarvan in mindering zou kunnen brengen op zijn factuur.

5.5    De raad is van oordeel dat het verweerder, in het licht van de aangevraagde toevoeging, niet geoorloofd was om voor zijn werkzaamheden die hij in de dagen voorafgaand aan de toevoegingsaanvraag had verricht aan klaagster een factuur te sturen. Dat verweerder dit toch heeft gedaan, is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het feit dat verweerder zijn factuur een maand later alsnog heeft gecrediteerd, doet daaraan niet af. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    De raad stelt voorop dat het een advocaat vrij staat om nieuwe zaken wel of niet aan te nemen. In dat kader heeft verweerder aangevoerd dat hij geen toevoegingszaken doet, dat hij klaagster in eerste instantie op basis van zijn uurtarief bijstond en dat klaagster pas gaandeweg op grond van een toevoeging bijgestaan wilde worden vanwege de proceskosten voor het starten van de kortgedingprocedure. Volgens verweerder is hij klaagster ondanks de toevoeging toch blijven bijstaan omdat hij haar niet in de kou wilde laten staan, maar heeft hij geweigerd om een nieuwe toevoegingszaak van klaagster in behandeling te nemen.

5.7    De raad is van oordeel dat een en ander van onvoldoende gewicht is om verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.8    De raad is van oordeel dat klaagster haar stelling dat verweerder geen werkzaamheden meer voor haar heeft verricht nadat bleek dat hij naast de toevoeging geen extra uren in rekening kon brengen, onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. De stukken in het dossier, waaronder het door verweerder overgelegde overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden, bieden ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder na verlening van de toevoeging geen werkzaamheden meer voor klaagster heeft verricht. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdelen e tot en met j)

5.9    Naar het oordeel van de raad lenen deze klachtonderdelen zich voor gezamenlijke bespreking.

5.10    Klachtonderdelen e tot en met j gaan over de inhoud van de zaak van het chalet en dan vooral over de gang van zaken tijdens de kortgedingzitting. Naar het oordeel van de raad heeft klaagster haar stellingen over de wijze waarop verweerder haar belangen in de chaletzaak in en buiten rechte heeft behartigd onvoldoende feitelijk onderbouwd. De stukken in het dossier geven de raad ook geen aanleiding om te oordelen dat verweerder bij de behandeling van de zaak van het chalet steken heeft laten vallen. De raad kan dan ook niet vaststellen dat verweerder tuchtrechtelijk iets te verwijten valt. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel k)

5.11    Dit klachtonderdeel gaat over de incassozaak en het advies van verweerder dat er een nieuwe dagvaarding moest worden opgesteld.

5.12    De raad kan op basis van de overgelegde dagvaarding met bijlagen niet vaststellen dat verweerder van zijn advies over een nieuwe dagvaarding een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klaagster heeft haar stelling op dit punt onvoldoende feitelijk onderbouwd. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel l)

5.13    Dit klachtonderdeel gaat over de factuur die verweerder aan klaagster heeft gestuurd voor zijn werkzaamheden in de incassozaak.

5.14    De raad overweegt dat het een advocaat vrijstaat om te bepalen welk tarief hij voor zijn werkzaamheden bij zijn cliënten in rekening brengt en dat daarbij geen rol is weggelegd voor de tuchtrechter. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Door klaagster een factuur voor zijn werkzaamheden te sturen terwijl er al een toevoeging was aangevraagd, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Gelet op de omstandigheden en de afwezigheid van eerdere opgelegde maatregelen in het tuchtrechtelijk verleden van verweerder acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.   

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50,- in verband met de forfaitaire reiskosten van klaagster;

b)    € 750,- in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;

c)    € 500,- in verband met de kosten van de Staat.

7.3    Verweerder dient het bedrag van € 50,- ter zake de reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klaagster. Klaagster geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4    Verweerder dient het bedrag van € 750,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-885.

7.5    Verweerder dient het bedrag van € 500,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 18-885.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel b gegrond;

-    verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500,- aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.5.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. W.H. Kesler, P.Th. Mantel, M.W. Veldhuijsen en A.M.T. Weersink, leden en bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2019.

Griffier                                                                           Voorzitter