ECLI:NL:TADRARL:2019:15 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-214

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:15
Datum uitspraak: 14-01-2019
Datum publicatie: 29-01-2019
Zaaknummer(s): 18-214
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing; verzet niet-ontvankelijk. Klaagster heeft verzet aangetekend tegen een voorzittersbeslissing. Zij heeft de termijn waarbinnen dat dient te gebeuren met één dag overschreden. Ter zitting heeft klaagster geen redenen aangevoerd waardoor deze overschrijding naar het oordeel van de Raad als verschoonbaar kan worden aangemerkt.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 14 januari 2019

in de zaak 18-214

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 augustus 2018 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van11 mei 2017 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 22 maart 2018 met kenmerk 2017KNN090, door de raad ontvangen op 23 maart 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 13 augustus 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 augustus 2018 is verzonden aan klaagster.

1.4    Per e-mail van 13 september 2018 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 november 2018 in aanwezigheid van klaagster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 13 september 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter omdat zij om meerdere redenen van mening is dat verweerster in gebreke is gebleven en haar heeft misleid.

b)    In de beslissing van de voorzitter leest klaagster niet terug dat verweerster volgens de deken ten onrechte haar heeft voorgehouden dat verweerster maar 10 uren aan haar zaak kon besteden.

3.2    Het gemotiveerde verweer van verweerster ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat klaagster in haar verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens overschrijding van de in de Advocatenwet in artikel 46h lid 1 genoemde termijn van 30 dagen voor het doen van verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad zoals bedoeld in artikel 46 j lid 1 Advocatenwet.

4.2    De voorzitter heeft zijn beslissing genomen op 13 augustus 2018. Op diezelfde datum is de beslissing aan klaagster per aangetekende post verzonden. De termijn van 30 dagen gaat lopen de dag na de datum van verzending. Derhalve eindigde bedoelde termijn op 12 september 2018.

4.3    Klaagster heeft haar verzetschrift ingediend per e-mail op 13 september 2018, derhalve een dag te laat. Ter zitting heeft klaagster onder meer aangevoerd dat zij veel dingen aan haar hoofd had en daardoor de termijn heeft overschreden. Dit levert naar het oordeel van de raad geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet komt de raad dan ook niet toe.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door: mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, F. Klemann, N.H.M. Poort, E.H.de Vries, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den  Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2019.

Griffier                                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 14 januari 2019.