ECLI:NL:TADRARL:2019:131 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-896

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:131
Datum uitspraak: 08-07-2019
Datum publicatie: 18-09-2019
Zaaknummer(s): 18-896
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De advocaat maakte tijdens de verhuizing van zijn kantoor voor het verzenden van verzoekschriften en dergelijke gebruik van een bedrijf dat in onderaanneming fax-services verleent. Er waren bij dat bedrijf problemen bij de verzending van faxen als gevolg waarvan een bezwaarschrift niet (tijdig) door het UWV is ontvangen. Het bedrijf heeft de problemen aan de advocaat gemeld maar die heeft aan deze melding onvoldoende aandacht besteed. Advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens zijn cliënt gehandeld. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 8 juli 2019

in de zaak 18-896

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 2 april 2018 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 november 2018 met kenmerk 604942/FH/sd, door de raad ontvangen op 9 november 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 mei 2019 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster, bijgestaan door haar partner en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster ontvangt op basis van de WMO intensieve begeleiding en is vanwege GGZ- problematiek niet in staat (zoals haar gemachtigde stelt) “zelfstandig haar eigen boontjes te doppen”. Op 13 juli 2017 wordt voor klaagster een Wajonguitkering aangevraagd. Bij beslissing van het UWV van 25 september 2017 wordt de aanvraag afgewezen. De begeleidster van klaagster neemt vervolgens contact op met verweerder voor het instellen van beroep tegen deze beslissing.

2.3    Verweerder neemt de zaak in behandeling, vraagt daarvoor een toevoeging aan en brengt nadat deze is verleend de door de raad voor rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage bij klaagster in rekening.

2.4    Na het innemen van de zaak stelt verweerder een bezwaarschrift op gedateerd 30 oktober 2017, waarin hij namens klaagster (zonder aanvoering van gronden) bezwaar maakt tegen de beslissing van het UWV van 25 september 2017 en het UWV verzoekt het complete dossier toe te zenden. Dit bezwaarschrift wordt niet (althans niet binnen de bezwaartermijn) door het UWV ontvangen. Bij beslissing van het UWV van 1 maart 2018 wordt het bezwaar niet ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.

2.5    Bij e-mail van 1 november 2017 met als onderwerp faxproblemen bericht Eili Telecom het kantoor van verweerder als volgt:

“Onze leverancier heeft gereageerd op de problemen m.b.t. fax2mail functionaliteit. Uit onderzoek is gebleken dat het omzetten van de meegestuurde PDF-bestanden in sommige gevallen niet goed gaat, waardoor de fax uiteindelijk niet wordt verstuurd……..………Ze kunnen helaas nog geen verwachte oplostijd aangeven.”

2.6    Bij e-mail van 22 januari 2018 schrijft verweerder aan de gemachtigde van klaagster het volgende:

“Zoals u weet heb ik op 30 oktober 2017 voor u bezwaar ingesteld. Ik heb dat bezwaar ingediend via een bedrijf, dat mail2fax services aanbiedt. Door storingen bij dat bedrijf, is het bezwaar nooit bij het UWV aangekomen (...). Een nieuwe poging heeft geen zin, omdat de termijn inmiddels is verstreken. Ik biedt u hiervoor mijn oprechte excuses aan”.

2.7    Bij brief van 20 maart 2018 schrijft de gemachtigde van klaagster onder meer het volgende aan verweerder:

“Begin januari 2018 informeert een medewerker van ….. [begeleidster van klaagster] naar de stand van zaken aangaande het door u ingediende beroep. Vermoedelijk duikt u in uw dossier en laat u op 22 januari 2018 aan het adres van …… [klaagster] schriftelijk weten ‘dat er iets is misgegaan’ bij het faxbedrijf dat voor u werkzaamheden verricht. U laat na uw eigen rol -of beter gezegd: uw nalatigheid uit de doeken te doen. U sluit af met een ‘welgemeend excuus’ en gaat over tot de orde van de dag. Voor zover wij kunnen nagaan ontplooit u in deze zaak verder geen actie noch tracht u het door uw toedoen en nalaten ontstane echec te repareren.”

2.8    Op 2 april 2018 wordt de onderhavige klacht ingediend. Bij brief of e-mail van 3 april 2018 aan de gemachtigde van klaagster beantwoordt verweerder de e-mail/brief van de gemachtigde van klaagster van 20 maart 2018, erkent hij aansprakelijkheid voor de geleden schade en geeft hij aan dat hij een eventuele schadeclaim naar zijn verzekeraar zal doorsturen en dat hij de door klaagster betaalde eigen bijdrage zal terugstorten.

2.9    De eigen bijdrage is (uiteindelijk) teruggestort en verweerder heeft de toevoeging laten intrekken.

2.10    Op 7 september 2018 stuurt verweerder de aansprakelijkstelling van de gemachtigde van klaagster aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar door.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    werkzaamheden niet uit te voeren zoals wel van een normaal werkend advocaat mag worden verwacht;

b)    te beschikken over een ondeugdelijke organisatie van administratieve processen, procedures en noodzakelijke controles op kantoor;

c)    rekeningen in te dienen voor werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd;

d)    niet juist te communiceren hetgeen de beroepsgroep schaadt.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover relevant zal dit verweer in de beoordeling worden betrokken.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder maakte tijdens de verhuizing van zijn kantoor voor het verzenden van verzoekschriften en dergelijke noodgedwongen en tijdelijk gebruik van een bedrijf dat in onderaanneming fax-services verleent. Verweerder erkent onvoldoende aandacht te hebben besteed aan de e-mail van Eili Telecom van 1 november 2017 met als onderwerp faxproblemen.

4.3    Het bezwaarschrift is niet ook nog eens per post verzonden. Dat is overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze van verweerder.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Verweerder ontkent dat de administratieve processen van zijn kantoor in zijn algemeenheid niet op orde zijn en/of dat op zijn kantoor in zijn algemeenheid onvoldoende noodzakelijke controles worden verricht.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    Het in rekening brengen van de eigen bijdrage vond plaats op een moment dat verweerder zich nog niet bewust was van de later ontstane problemen.

Ad klachtonderdeel d)

4.6    Verweerder heeft op 3 april 2018 geantwoord op de brief van de gemachtigde van klaagster van 20 maart 2018. Verweerder heeft de aansprakelijkheid voor de geleden schade aanvaard en uitgelegd dat het aanwenden van rechtsmiddelen geen zin had omdat het bezwaar nu eenmaal te laat was ingediend.

    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Verweerder is op tuchtrechtelijk verwijtbaar wijze tekortgeschoten bij de uitvoering van de opdracht om op juiste wijze (tijdig) beroep in te stellen. Dat is ook door verweerder erkend zodat dit vaststaat.

5.2    Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    In klachtonderdeel a) zijn de gebeurtenissen rond de foutieve verzending van het bezwaarschrift in de zaak van klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar geoordeeld. Daarmee staat echter niet vast dat ook in zijn algemeenheid de administratieve processen en noodzakelijke controles op het kantoor van verweerder op ontoelaatbare wijze niet op orde waren. Daarvoor is door klaagster onvoldoende aangevoerd. Als klaagster al belang zou hebben bij deze klacht, hetgeen in het midden kan blijven, is deze klacht daarom in ieder geval ongegrond.

5.4    Klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    De werkzaamheden van verweerder zijn achteraf beschouwd niet effectief gebleken. Dat neemt echter niet weg dat deze destijds zijn verricht en dat daarmee gerechtvaardigd was om de door de raad voor rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage in rekening te brengen. Nu verweerder de eigen bijdrage uiteindelijk heeft terugbetaald ziet de raad niet in dat verweerder op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.6    Klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.7    Ter beoordeling van de raad is of verweerder in tuchtrechtelijke zit verwijtbaar heeft gehandeld, gezien de wijze waarop hij over zijn handelen heeft gecommuniceerd.

5.8    Van een advocaat mag in de eerste plaats verlangd worden dat als hij ontdekt een fout te hebben gemaakt, hij zijn cliënt daarvan op de hoogte stelt. Dat blijkt ook uit gedragsregel 16 lid 2. De verplichting van een advocaat gaat echter verder. Het is vaste tuchtrechtspraak dat een schadeclaim bij de verzekeraar voortvarend gemeld moet worden. Een cliënt heeft er belang bij dat beweerde schade als gevolg van een beweerd foutief handelen van zijn advocaat volledig onder de verzekerde dekking valt zodat de advocaat de belangen van zijn cliënt op dit punt niet in de waagschaal mag leggen door nodeloos lang met de melding aan zijn verzekeraar te wachten.

5.9    In zijn e-mail aan klaagster van 22 januari 2018 volstaat verweerder met de mededeling dat gebeurd is wat is gebeurd, dat daaraan niets meer te doen is en dat hij daarvoor zijn excuses aanbiedt. Vervolgens zendt verweerder op 7 september 2018 de aansprakelijkstelling van klaagster naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar door. Ter zitting maakt verweerder melding van mogelijke problemen met de verzekeraar over het niet tijdig melden van de aansprakelijkstelling van klaagster.

5.10    De raad is van oordeel dat verweerder onnodig lang gewacht heeft met het melden van een (mogelijke) schadeclaim namens klaagster. Weliswaar bevat de brief van de gemachtigde van klaagster van 20 maart 2018 geen formele aansprakelijkstelling voor geleden schade maar op grond van de inhoud van de brief moet voor verweerder echter duidelijk zijn geweest dat die mogelijk wel zou volgen en dan moet een advocaat het zekere voor het onzekere nemen door de melding alvast te doen.

5.11    De raad beoordeelt de handelwijze van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel d) is derhalve gegrond

6    MAATREGEL

6.1    Aan verweerder wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 25,- in verband met de forfaitaire reiskosten van klaagster,

b)    € 750,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500,00 in verband met de kosten van de Staat.

7.3    Verweerder dient het bedrag van € 25,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klaagster. Klaagster geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4    Verweerder dient het bedrag van € 750,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-896.

7.5    Verweerder dient het bedrag van € 500,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 18-896

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a) en d) gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen b) en c) ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing van op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,00  aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.5;

Aldus gewezen op 13 mei 2019 door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. R.J.A. Dil en M.W. Veldhuijsen, leden en bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019.

Griffier                                                                           Voorzitter