ECLI:NL:TADRARL:2019:115 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-207

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:115
Datum uitspraak: 24-06-2019
Datum publicatie: 28-06-2019
Zaaknummer(s): 19-207
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over optreden advocaat wederpartij in procedure over verdeling huwelijksgoederengemeenschap. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond nu deze - tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder - onvoldoende is onderbouwd.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 24 juni 2019

in de zaak 19-207

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 1 april 2019 met kenmerk Z 660153/AS/sd, door de raad ontvangen op 1 april 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    In 2006 is klaagster in algehele gemeenschap van goederen getrouwd met haar ex-echtgenoot. In juni 2015 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen klaagster en haar ex-echtgenoot uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is in november 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

1.2    Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben bij de rechtbank een juridische procedure gevoerd over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De ex-echtgenoot werd in die procedure bijgestaan door verweerder.

1.3    Op 14 maart 2018 heeft de rechtbank vonnis gewezen in verband met de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Uit dit vonnis volgt dat 16 december 2014 de peildatum voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap is.

1.4    Op 3 juni 2018 heeft klaagster de onderhavige klacht ingediend over verweerder. 

1.5    Per e-mail van 11 juni 2018 heeft de deken klaagster verzocht haar persoonlijk belang bij de klacht te onderbouwen. Klaagster heeft op 28 juni 2018 op deze e-mail gereageerd.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    gelden aan te nemen van zijn cliënt waarvan hij wist dat deze niet legaal waren;

b)    geen melding te doen van witwassen door zijn cliënt;

c)    de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank van 24 juli 2017 te executeren terwijl deze beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;

d)    op basis van een verlopen paspoort namens klaagster papieren te laten vertalen uit Thailand.

2.2    Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft klaagster het volgende aangevoerd. Uit het vonnis van 14 maart 2018 blijkt dat haar ex-echtgenoot op 16 december 2014 een vermogen had van € 30.332,34. Hij heeft een netto maandelijks inkomen van € 2.450,-, terwijl zijn maandelijkse kosten van levensonderhoud € 2.538,- bedragen. Van genoemd inkomen blijft volgens klaagster weinig over om kosten van te voldoen. Bovendien heeft de ex-echtgenoot van klaagster een schuld van € 120.310,-, die hij nooit met zijn vermogen van € 30.332,34 heeft kunnen voldoen. Volgens klaagster heeft haar ex-echtgenoot het extra bedrag van € 89.977,66 ergens anders vandaan gehaald. Daarnaast wijst klaagster erop dat de facturen van verweerder door haar ex-echtgenoot worden betaald vanaf een voor klaagster onbekende bankrekening en dat het niet om summiere bedragen gaat. Verweerder moet hebben geweten dat zijn cliënt deze bedragen niet op legale wijze kan hebben verkregen.

2.3    Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft klaagster aangevoerd dat verweerder wist dat zijn cliënt het bedrag waarmee hij verweerders facturen betaalde, op onrechtmatige wijze had verkregen, zodat hij hiervan melding had moeten doen.

2.4    Klaagster heeft ten aanzien van klachtonderdeel c) aangevoerd dat verweerder in juni 2017 voor een bedrag van € 80.500,- beslag heeft laten leggen op de bankrekeningen van klaagster. Hoewel het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft de deurwaarder de beslagen geïnd.

2.5    Tot slot heeft klaagster ten aanzien van klachtonderdeel d) aangevoerd dat verweerder zich zou hebben voorgedaan als klaagster om de betreffende stukken te laten vertalen. Volgens klaagster heeft verweerder hiermee valsheid in geschrifte gepleegd.

3    VERWEER

3.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Klachtonderdeel a)

3.2    Er is geen sprake van het aannemen van gelden van de ex-echtgenoot van klaagster waarvan verweerder zou weten dat deze niet legaal zijn. Voor zover verweerder bekend heeft zijn cliënt een zeer goed pensioen en een AOW-uitkering. De ex-echtgenoot van klaagster betaalt het kantoor van verweerder via die verifieerbare inkomstenbronnen. Door de structurele weigering van klaagster om in de diverse procedures haar medewerking te verlenen, heeft de cliënt van verweerder aanzienlijke kosten en schulden moeten maken. De openstaande declaraties betaalt hij in summiere maandelijkse termijnen af. De cliënt van verweerder verstrekt het kantoor met enige regelmaat een door zijn belastingconsulent opgestelde maandbegroting. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de legaliteit van de gelden die door zijn cliënt aan het kantoor van verweerder worden overgemaakt.

Klachtonderdeel b)

3.3    Er is geen sprake van witwassen. De cliënt van verweerder leeft van diens opgebouwde pensioen en AOW-uitkering. Hij heeft een belastingconsulent die hem helpt met zijn betalingsverplichtingen en belastingzaken. Deze consulent heeft voor de cliënt van verweerder ten aanzien van de belastingschuld meerdere malen uitstel van betaling aangevraagd, om de eenvoudige reden dat de cliënt van verweerder de gehele schuldenlast niet in één keer kan betalen. De belastingschuld wordt ook in summiere maandelijkse betalingstermijnen voldaan. Ten aanzien van al zijn schulden heeft de cliënt van verweerder betalingsregelingen getroffen. Van witwassen is - voor zover verweerder bekend - geen sprake, althans er zijn geen omstandigheden die gerede twijfel rechtvaardigen over de juistheid van de door de cliënt van verweerder verstrekte gegevens.

Klachtonderdeel c)

3.4    Het vonnis van 24 juli 2017 is niet geëxecuteerd terwijl het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De rechtbank heeft op die datum - in het kader van de boedelverdeling - verlof verleend om voor een bedrag van € 80.500,- conservatoir beslag te leggen, wat nadien is gebeurd. De rechtbank heeft per abuis het vonnis van 14 maart 2018 niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit heeft de rechtbank op 15 mei 2018 - nadat de gemachtigde van klaagster is geraadpleegd - gecorrigeerd. Er is dus geen sprake van het executeren van een vonnis dat niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Klachtonderdeel d)

3.5    Verweerder betwist dat hij namens klaagster papieren uit het buitenland heeft laten vertalen op basis van een verlopen paspoort van klaagster. Klaagster heeft dit ook niet onderbouwd. De stukken die aan de zijde van verweerder zijn vertaald, zijn aangeleverd door zijn cliënt en zijn ofwel reeds ten tijde van het huwelijk door klaagster beschikbaar gesteld aan haar ex-echtgenoot, ofwel ten tijde van de diverse procedures door klaagster overgelegd. De stukken zijn op verzoek van de cliënt van verweerder - en op diens kosten - vertaald, nu klaagster, die de stukken kosteloos op basis van de toevoeging kon laten vertalen, weigerde om beëdigde vertalingen in de verschillende procedures over te leggen.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, en (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2    Bij de beoordeling van de klacht moet worden vooropgesteld dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van gemotiveerde betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd het standpunt betrokken dat hij geen niet-legale gelden heeft aangenomen van zijn cliënt en dat geen sprake is van witwassen door zijn cliënt. Voorts heeft verweerder betwist dat hij een vonnis heeft geëxecuteerd dat niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard en dat hij op basis van een verlopen paspoort namens klaagster papieren heeft laten vertalen.

4.3    Nu iedere verdere onderbouwing ontbreekt – in het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stellingen van klaagster – kan de voorzitter de juistheid van de gemaakte verwijten niet vaststellen. Bovendien is niet gebleken dat verweerder bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de grenzen van de onder 4.1 bedoelde vrijheid heeft overschreden.

4.4    De klacht is daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

4.5    Ten overvloede overweegt de voorzitter ten aanzien van de klachtonderdelen a) en b) dat, al waren deze klachtonderdelen gegrond, klaagster daarin kennelijk niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Zou verweerder gelden hebben aangenomen van zijn cliënt terwijl hij wist dat deze niet legaal waren, of ten onrechte geen melding hebben gedaan van witwassen door zijn cliënt, dan zou de in dat geval geschonden norm namelijk niet strekken ter bescherming van klaagster.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 24 juni 2019.

Griffier                      Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. N.M. van Trijp

is deze beslissing ondertekend door

mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 24 juni 2019