ECLI:NL:TADRARL:2018:99 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-076

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:99
Datum uitspraak: 23-04-2018
Datum publicatie: 30-04-2018
Zaaknummer(s): 18-076
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen (piket)advocaat kennelijk ongegrond nu niet is komen vast te staan dat verweerster in haar dienstverlening tekort is geschoten. Verweerster is niet gebonden aan tijden uit een folder die klager na zijn arrestatie van de politie heeft ontvangen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 23 april 2018

in de zaak 18-076

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 29 januari 2018 met kenmerk 2017 KNN140, door de raad ontvangen op 30 januari 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Bij vonnis van 14 oktober 2016 is klager veroordeeld tot onder meer een contact- en straatverbod voor de duur van twee jaar ten aanzien van (de woonplaats van) een drietal personen. Verder is in het vonnis bepaald dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan deze verboden wordt voldaan.

1.2 Klager heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

1.3 Op 12 juni 2017 is klager op het station Zuidhorn gearresteerd wegens de vermeende overtreding van het contact- en/of straatverbod. Na zijn arrestatie is klager overgebracht naar een cellencomplex in Groningen. Daar heeft klager van de politie een folder overhandigd gekregen waarin onder meer staat vermeld:

Vóórdat u door de politie wordt verhoord heeft u het recht om gedurende een half uur vertrouwelijk met een advocaat te spreken. Dit kan eventueel met een half uur worden verlengd.”

En:

Houd er rekening mee dat het even kan duren alvorens de advocaat ter plaatse is. in principe moet de advocaat binnen twee uur na de melding door de politie aanwezig zijn.”

1.4 Op 13 juni 2017 heeft de officier van justitie een vordering voorlopige tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis ingediend. Verweerster heeft klager diezelfde dag, als piketadvocaat, in het cellencomplex bezocht en gesproken.

1.5 Op 14 juni 2017 heeft de rechter-commissaris klager gehoord op de vordering van de officier van justitie. Verweerster heeft klager tijdens dit verhoor bijgestaan. De rechter-commissaris heeft de vordering afgewezen en de onmiddellijke invrijheidstelling van klager bevolen.

1.6 Bij brief van 19 juni 2017 heeft verweerster klager het proces-verbaal en de uitspraak van 14 juni 2017 toegezonden en klager verzocht voor overige juridische zaken een andere advocaat in de arm te nemen.

1.7 Bij brief van 21 juni 2017 heeft klager verweerster een aantal vragen gesteld.

1.8 Bij brief van 27 juni 2017 heeft verweerster toegelicht dat en waarom zij niet inhoudelijk op de vragen van klager zal ingaan.

1.9 Bij brief van 17 augustus 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster klager pas na ongeveer 26 uren na zijn arrestatie heeft bezocht terwijl de advocaat volgens de folder die klager van de politie heeft ontvangen in principe binnen twee uur na de melding door de politie aanwezig moet zijn;

b) verweerster de spreektijd met klager niet met een half uur heeft willen verlengen terwijl de folder vermeldt dat de arrestant recht heeft op een half uur vertrouwelijke gesprekstijd;

c) verweerster niet heeft ingegrepen toen een medewerker van de politie tijdens het gesprek binnenkwam waarmee de vertrouwelijkheid van het gesprek tussen klager en verweerster werd verstoord;

d) verweerster zich tijdens de voorgeleiding bij de rechter-commissaris onderdanig heeft opgesteld waardoor klager niets aan verweerster heeft gehad;

e) verweerster klager vóór de voorgeleiding heeft gemeld geen tijd te hebben om de beslissing van de rechter-commissaris na te bespreken terwijl zij na de onmiddellijke invrijheidstelling wel ineens tijd had;

f) verweerster de vragen van klager in zijn brief van 21 juni 2017 niet adequaat heeft beantwoord waaruit haar ondeskundigheid blijkt.

3 VERWEER

3.1 Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

Ad klachtonderdeel a)

3.2 Verweerster heeft de melding van de politie eerst op 13 juni 2017 om 11:45 uur ontvangen. Kort daarna is verweerster naar het cellencomplex gegaan. Dat de politie niet meteen op 12 juni 2017 heeft gemeld dat klager vastzat, kan verweerster niet worden verweten. Bovendien is verweerster niet gebonden aan een folder die klager van de politie heeft ontvangen.

Ad klachtonderdeel b)

3.3 Verweerster heeft klager eerst ongeveer 20 minuten gesproken en daarna, nadat zij een verhoor van een andere verdachte had afgerond, nog een keer. Verweerster heeft klager net zo lang gesproken als zij nodig heeft geacht. Verweerster was niet gehouden om de gesprekstijd met een half uur te verlengen.

Ad klachtonderdeel c)

3.4 Of iemand van de politie tijdens het gesprek is binnengekomen, kan verweerster zich niet meer herinneren. Dit is echter niet ongebruikelijk als bijvoorbeeld nog wat informatie overhandigd moet worden.

Ad klachtonderdeel d)

3.5 Verweerster betwist dat zij zich tijdens de voorgeleiding onderdanig heeft opgesteld. Verweerster heeft zich netjes, fatsoenlijk en met het nodige respect gedragen.

Ad klachtonderdeel e)

3.6 De voorgeleiding stond gepland om 13:30 uur maar werd uitgesteld naar 14:30 uur. Verweerster heeft klager toen gemeld dat zij hierdoor - vanwege andere verplichtingen - weinig tijd zou hebben om de zaak met klager na te bespreken. Uiteindelijk werd de zitting verplaatst naar 16:00 uur waardoor verweerster weer ruimer in haar tijd zat. Verweerster heeft klager naar behoren geïnformeerd.

Ad klachtonderdeel f)

3.7 Verweerster heeft in haar brief van 27 juni 2017 gemotiveerd aangegeven waarom zij niet wenste in te gaan op de door klager gestelde irrelevante vragen en opmerkingen in zijn brief van 21 juni 2017. De piketkwestie was afgerond en daar wenste verweerster het bij te laten. Van klachtwaardig handelen is geen sprake geweest.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter constateert dat het een klacht tegen de eigen advocaat betreft.

4.2 De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen advocaat in volle omvang. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal het handelen van verweerster aan deze norm toetsen.

4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster voldoende inspanningen verricht en voldoende voortvarend en zorgvuldig gehandeld. De lezing van verweerster acht de voorzitter voldoende aannemelijk en is door klager als zodanig ook niet of onvoldoende weersproken. Meer concreet is daartoe - per klachtonderdeel - het volgende van belang.

Ad klachtonderdeel a)

4.4 Verweerster heeft de melding van de politie pas op 13 juni 2017 ontvangen. Dit volgt ook uit het door verweerster overgelegde meldingsbewijs. Dat de politie de melding niet direct of kort na de aanhouding van klager op 12 juni 2017 heeft gedaan, zoals volgens de door klager ontvangen folder wel had gemoeten, kan zo zijn, maar kan verweerster niet worden verweten.

Ad klachtonderdeel b)

4.5 Vaststaat dat verweerster in het cellencomplex met klager heeft gesproken. Niet eenmaal maar tweemaal. Verweerster heeft de gang van zaken op 13 juni 2017 in haar verweer uitvoerig toegelicht. Uit deze toelichting volgt genoegzaam dat verweerster de nodige tijd voor klager heeft uitgetrokken. Hoe lang die spreektijd precies is geweest is daarbij niet relevant. Evenmin kan verweerster worden tegengeworpen dat zij de spreektijd niet met een half uur heeft willen verlengen zoals klager haar op basis van de informatie uit de folder heeft verzocht. Verweerster was niet gehouden de gesprekstijd met (nog eens een) half uur te verlengen.

Ad klachtonderdeel c)

4.6 Klager heeft niet, althans onvoldoende toegelicht, welk verwijt hij verweerster nou eigenlijk maakt. Niet valt in te zien dat en waarom verweerster anders had moeten handelen dan zij thans heeft gedaan. De enkele omstandigheid dat een medewerker van de politie tijdens het gesprek snel iets heeft gemeld of heeft afgegeven, kan verweerster niet worden verweten. Klager heeft ook niet (gemotiveerd) gesteld dat hij hierdoor in enig belang is geschaad.

Ad klachtonderdeel d)

4.7 Het verwijt dat verweerster zich tijdens de voorgeleiding van klager onderdanig heeft opgesteld, is onvoldoende onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel e)

4.8 Verweerster heeft uitvoerig toegelicht dat haar agenda een nabespreking met klager eerst niet en – na wijzigingen in het zittingsrooster – later wel toeliet. Niet valt in te zien welk belang klager bij dit klachtonderdeel heeft nu de feitelijke situatie uiteindelijk zo is geweest dat verweerster wel tijd heeft gehad om de voorgeleiding met klager na te bespreken. Uit niets is de voorzitter gebleken dat de onmiddellijke invrijheidsstelling van klager hiervoor de (enige) reden is geweest. Ook dit klachtonderdeel oordeelt de voorzitter kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

4.9 Vaststaat dat verweerster de piketkwestie voor klager – met succes – heeft afgerond en hem daarna nog de uitspraak van 14 juni 2017 en het proces-verbaal heeft toegezonden zoals klager heeft verzocht. Vaststaat ook dat verweerster op de nagekomen brief van klager van 21 juni 2017 heeft gereageerd. Het verwijt dat het geen adequate reactie betrof, deelt de voorzitter niet. Verweerster heeft in haar reactie van 27 juni 2017 in heldere bewoordingen uitgelegd dat en waarom zij niet inhoudelijk op de suggestieve en irrelevante vragen en opmerkingen van klager kon en/of wenste te reageren. Nu de bijstand door verweerster reeds geëindigd was, was zij hiertoe ook niet gehouden.

4.10 Gezien al het voorgaande oordeelt de voorzitter de klacht van klager in zijn geheel kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 23 april 2018.

griffier voorzitter

Verzonden d.d. 23 april 2018