ECLI:NL:TADRARL:2018:97 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-553
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:97 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2018 |
Datum publicatie: | 18-04-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-553 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De raad oordeelt het verzet ongegrond tegen de eigen advocaat, die in hoger beroep op een bepaald onderwerp geen grief heeft aangevoerd, ondanks verzoeken van klaagster daartoe. Voldoende zorgvuldig gehandeld jegens klaagster. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 16 april 2018
in de zaak 17-553
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 oktober 2017 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Per e-mail van 9 januari 2017 heeft (de echtgenoot namens) klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 18 juli 2017 met kenmerk 2017 KNN013, door de raad ontvangen op 19 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 9 oktober 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 oktober 2017 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 17 oktober 2017, door de raad ontvangen op 18 oktober 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 februari 2018 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar echtgenoot, en verweerster.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 17 oktober 2017.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op. Voor zover zij daarover in verzet heeft geklaagd, is de raad van oordeel dat die feiten niet relevant zijn voor de beslissing van de raad.
3. VERZET EN VERWEER
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) verweerster had schriftelijk kunnen en moeten moeten ingaan op de specifieke stellingen en vragen van klaagster en haar echtgenoot en schriftelijk moeten uitleggen waarom het door klaagster aangevoerde geen grond kon zijn voor het aanvoeren van een grief in hoger beroep ten aanzien van het geschilpunt van de vertegenwoordiging en wat de slagingskansen voor klaagster waren. Dat heeft verweerster nagelaten;
b) verweerster heeft klaagster gedwongen (door haar om te praten) om in te stemmen grieven aan te voeren zoals verweerster dat wenste. Daardoor heeft verweerster feiten geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen;
c) verweerster had klaagster duidelijk kunnen en moeten maken dat zij kon overstappen naar een andere advocaat, ook in het geval van de gefinancierde rechtsbijstand waar klaagster aanspraak op maakte.
3.1 Verweerster heeft ter zitting verweer gemotiveerd gevoerd. Zij heeft onder meer toegelicht waarom zij het als deskundig advocaat noodzakelijk vond om namens klaagster geen grief aan te voeren tegen de beslissing van de rechter over de vertegenwoordiging. Volgens verweerster heeft zij dat uitvoerig en herhaaldelijk besproken met klaagster en/of haar echtgenoot. Voor het indienen van de memorie van grieven hadden klaagster of haar man om schriftelijke uitleg kunnen vragen, maar dat hebben zij niet gedaan. Zij hebben toen wel ingestemd met de inhoud van de concept memorie, zodat geen enkele noodzaak meer bestond om nader toe te lichten waarom verweerster geen grief zou aanvoeren over dat geschilpunt. Klaagster of haar man zijn ook nimmer op hun toestemming teruggekomen. Volgens verweerster heeft zij aldus op juiste en op zorgvuldige wijze gehandeld, ook door klaagster te wijzen op de mogelijkheid om naar een andere advocaat over te stappen. Dat klaagster dat niet heeft gedaan, kan verweerster achteraf niet worden verweten.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, en de klacht in dit stadium van de procedure niet kan worden uitgebreid met het verwijt dat verweerster vooraf niet aan klaagster de slagingskansen schriftelijk heeft bevestigd, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, M.A. Pasma, E.A.C. van de Wiel, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 april 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 16 april 2018.