ECLI:NL:TADRARL:2018:92 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-049
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:92 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-04-2018 |
Datum publicatie: | 23-04-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-049 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht van advocaat over andere advocaat gegrond. Verweerster heeft nagenoeg dezelfde zaak behandeld die klager zo goed als afgewikkeld had. Verweerster wist dat klager een zaak van dezelfde cliënte in behandeling had en dat de zaken mogelijk raakvlakken hadden maar heeft hier onvoldoende actie op ondernomen. Verweerster had op dit punt ook een maatschappelijk belang, namelijk het voorkomen van onnodige werkzaamheden en kosten. Verweerster heeft zich verder onvoldoende welwillend opgesteld door niet voortvarend richting klager te communiceren. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
Van 23 april 2018
in de zaak 17-049
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 7 maart 2014 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 13 januari 2017 met kenmerk 17-0003/ML/sd, door de raad ontvangen op 16 januari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2017 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De raad heeft de behandeling van de klacht ter zitting aangehouden omdat de raad verweerster (ook) wenste te horen en behoefte had aan nadere stukken.
1.4 De klacht is nadien behandeld ter zitting van de raad van 29 januari 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- de brief met bijlage van verweerster van 12 januari jl., door de raad diezelfde dag per fax ontvangen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Medio augustus 2013 heeft mevrouw M. zich tot klager gewend met het verzoek om haar als advocaat bij te staan. Het betrof een geschil van mevrouw M. (hierna: ‘de cliënte’) met de woningbouwvereniging SSW/buren ter zake door haar ervaren burenoverlast (ophanging camera door de overburen).
2.2 Op 4 september 2013 heeft klager een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Op dat moment kampte de Raad voor Rechtsbijstand met een computerstoring waardoor de toevoegingsaanvraag van klager niet verwerkt werd. Klager was met deze storing op dat moment niet bekend.
2.3 Medio september 2013 heeft klager bij de Raad voor Rechtsbijstand navraag gedaan over de door hem aangevraagde toevoeging. Klager werd toen met de eerder genoemde computerstoring bekend en heeft op aanraden van de Raad voor Rechtsbijstand op 19 september 2013 een nieuwe aanvraag ingediend.
2.4 Klager heeft de zaak van de cliënte op 23 september 2013 afgerond, in die zin dat de cliënte een andere woning toegewezen heeft gekregen en kon verhuizen.
2.5 Bij brief van 30 oktober 2013 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de door klager op 19 september 2013 aangevraagde toevoeging afgewezen omdat in dezelfde kwestie al op 25 september 2013 een toevoeging was afgegeven aan verweerster.
2.6 Klager heeft daarna, ergens in november 2013, contact opgenomen met verweerster, die afwezig bleek. Klager heeft toen van de secretaresse van verweerster vernomen dat verweerster hem op 18 september 2013 een ‘overnamebrief’ zou hebben verstuurd. Klager was met deze brief niet bekend. Op zijn verzoek heeft klager een kopie van deze brief van de secretaresse van verweerster ontvangen. De brief luidt als volgt:
“Inz: [naam cliënte]/SSW
Dos: 2130848
Uw ref:
Geachte confrère,
Tot mij wendde zich [naam cliënte] (…) met het verzoek haar belangenbehartiging van u over te nemen. Aan dit verzoek zal ik gaarne voldoen.
Ik verzoek u mij daartoe in het bezit te stellen van het dossier, alsmede de originele toevoeging en een opgave van de door u bestede uren. Te zijner tijd zal ik u een verrekeningsvoorstel doen toekomen.” [afkorting-raad]
2.7 Later is klager gebleken dat verweerster op 18 september 2013 voor de cliënte bij de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging heeft aangevraagd en op 25 september 2013 heeft gekregen.
2.8 Nadien heeft enige correspondentie plaatsgevonden tussen klager en verweerster waarbij verweerster in januari 2014 heeft gemeld dat zij geen overnamebrief aan klager heeft verstuurd, dat deze overnamebrief zich ook niet in haar dossier of computer bevindt en dat zij voor de zaak tegen de buren een toevoeging heeft aangevraagd en niet in de (andere) zaak van de cliënte tegen SSW.
2.9 Bij brief van 7 maart 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster niet heeft gewacht op een antwoord van klager op haar overnameverzoek van 18 september 2013 alvorens de toevoeging aan te vragen;
b) verweerster de zaak vervolgens heeft behandeld en de toevoeging gedeclareerd heeft;
c) verweerster zich onwelwillend jegens klager heeft opgesteld door niet of pas laat te reageren op de telefoontjes en schriftelijke verzoeken van klager.
3.2 Klachtonderdeel c is ter zitting van de raad toegevoegd aan de klachtomschrijving van de deken in zijn aanbiedingsbrief.
3.3 Klager heeft zijn klacht als volgt nader toegelicht. De cliënte kwam bij klager vanwege overlast door de buren door ophanging van een camera, gericht op de woning van de cliënte. Klager heeft er toen voor gekozen om SSW aan te spreken in plaats van de buren zelf, omdat dat meer voor de hand liggend en doeltreffender was. De overnamebrief van verweerster van 18 september 2013 heeft klager niet bereikt en verweerster heeft nog diezelfde dag, zonder het bericht van klager af te wachten, een toevoeging aangevraagd en later ook gedeclareerd. Dit terwijl verweerster wist of kon weten dat dezelfde zaak al bij klager in behandeling (en nagenoeg afgerond) was. Klager heeft de zaak inhoudelijk behandeld maar door het handelen van verweerster heeft hij geen vergoeding (kunnen) ontvangen voor de door hem verrichte werkzaamheden. Klager heeft verweerster herhaaldelijk verzocht om doorbetaling van het bedrag dat de Raad voor Rechtsbijstand aan verweerster betaald heeft. Verweerster heeft hier geen gevolg gegeven. Daarnaast heeft verweerster niet of pas laat gereageerd op contactverzoeken van klager en lange tijd volgehouden dat zij geen overnamebrief heeft verstuurd terwijl klager deze brief van de secretaresse van verweerster heeft ontvangen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.
Ad klachtonderdelen a en b)
4.2 De door verweerster behandelde zaak van de cliënte tegen de buren en het UWV zijn volgens haar andere zaken dan de zaak tegen SSW die klager behandelde. Verweerster dacht dat de zaak van klager tegen SSW om het onderhoud van de woning van de cliënte ging. Kennelijk heeft klager geen mogelijkheden gezien om de cliënte bij te staan in de zaak tegen de buren wat betreft de camera. Verweerster zag deze mogelijkheid wel en heeft de cliënte in die kwestie bijgestaan. Omdat het dossier van klager mogelijk relevante informatie bevatte, heeft verweerster met cliënte afgesproken om een afschrift van het dossier bij klager op te vragen. De secretaresse heeft kennelijk en per ongeluk op 18 september 2013 een standaard overnamebrief verstuurd waarvan geen afschrift in het dossier is gegaan. Dit is misgegaan en had niet gemoeten.
4.3 Verweerster heeft de toevoeging meteen op 18 september 2013 aangevraagd omdat het om een andere zaak ging dan de zaak van klager. Verweerster heeft de reactie van klager op haar brief niet afgewacht omdat zij ook zonder de stukken van klager verder kon met de zaak. Een maand later meldde de cliënte dat verweerster de stukken niet meer hoefde op te vragen. Om die reden heeft verweerster klager niet gerappelleerd. Toen verweerster klager na haar vakantie in december 2013 aan de telefoon had, ontdekte zij dat er een onjuiste brief uitgegaan was. Het was niet de bedoeling van verweerster om de zaak van klager over te nemen. Het door verweerster in de brief genoemde kenmerk is het kenmerk van klager en niet haar eigen kenmerk. Verweerster heeft een toevoeging aangevraagd voor de zaak tegen de buren, niet voor de zaak tegen SSW. De Raad voor Rechtsbijstand heeft verweerster bevestigd dat zij hiervoor een aparte toevoeging kon krijgen. Verweerster heeft herhaaldelijk aan klager verzocht om inzicht te geven in de afwijzing van de toevoeging en in diens dossier om te kijken of er gronden voor verrekening zijn. Klager heeft dit geweigerd en blijft aanspraak maken op de gehele vergoeding van de Raad voor Rechtsbijstand. Omdat verweerster ook werkzaamheden heeft verricht, heeft klager geen recht op volledige vergoeding.
Ad klachtonderdeel c)
4.4 Verweerster betwist zich onwelwillend te hebben opgesteld. Er is wel degelijk telefonisch contact geweest met klager. Verweerster verwijst naar een faxbericht van 20 december 2013. Verweerster heeft gemeld de kwestie te moeten uitzoeken en daar later op terug te komen.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdelen a) en b)
5.1 Vanwege de onderlinge samenhang worden de klachtonderdelen a) en b) gezamenlijk behandeld.
5.2 De raad constateert dat het een klacht van een advocaat tegen een andere advocaat betreft. Vaststaat dat beide advocaten voor dezelfde cliënte een toevoeging hebben aangevraagd en dat de door hen te behandelen zaak zo goed als dezelfde was. De kern van het probleem betrof immers burenoverlast door ophanging van een camera. Daar waar klager het probleem via SSW heeft willen oplossen (hetgeen is geschied) heeft verweerster datzelfde probleem via de buren willen aanpakken. Vaststaat ook dat klager tot het moment dat zijn hernieuwd ingediende toevoegingsaanvraag werd afgewezen, geen weet had van de inschakeling van verweerster door de cliënte. Verweerster was wél bekend met het feit dat klager een zaak van de cliënte jegens SSW in behandeling had.
5.3 De klacht van klager ziet onder meer op de door verweerster verstuurde en door klager niet ontvangen brief van 18 september 2013, welke brief op zichzelf ook weer tot allerlei onduidelijkheden heeft geleid. De raad meent dat deze onduidelijkheden voor risico van verweerster dienen te komen. Daartoe is het volgende van belang.
5.4 Verweerster heeft ter zitting toegelicht dat het door haar genoemde kenmerk in de brief van 18 september 2013, [naam cliënt]/SSW, verwees naar de zaak die klager in behandeling had en met haar dossier niets van doen had. Het bevreemdt de raad dat verweerster niet, zoals te doen gebruikelijk, haar eigen kenmerk (zaaknaam) heeft opgenomen, temeer nu de ruimte achter “Uw ref:” leeg is gebleven terwijl deze ruimte toch duidelijk bedoeld is voor het kenmerk van de ander (in dit geval klager). Dat klager aldus gedacht heeft dat verweerster ook een dossier van de cliënt tegen SSW in behandeling had, is begrijpelijk. Dit en de inhoud van de brief samen maken dat de brief van verweerster moeilijk anders kan worden gelezen dan een verzoek om overname van de zaak van de cliënte tegen SSW, zoals klager die op dat moment nog in behandeling had. Dat per abuis een overnamebrief is verstuurd waar kennelijk een andere brief verstuurd had moeten worden kan zo zijn, maar voor een dergelijke misslag draagt verweerster verantwoordelijkheid, zoals zij ook heeft erkend.
5.5 Volgens verweerster had zij een andere zaak dan die van klager in behandeling waardoor zij ook zonder de bij klager op te vragen relevante stukken aan het werk kon. Volgens de raad betrof het in grote lijnen echter dezelfde kwestie: door de cliënte ervaren burenoverlast door ophanging van een camera. Dat deze kwestie via twee wegen opgelost kon worden (via SSW of de buren) is daarbij niet relevant. Het niet-weten van verweerster op dit punt is onder meer een gevolg geweest van het feit dat verweerster na de brief van 18 september 2013 niet eerst de reactie (en eventuele stukken) van klager heeft afgewacht en rauwelijks een toevoeging heeft aangevraagd en aan het werk is gegaan. Juist omdat klager niet reageerde, lag het voor de hand om bij klager te verifiëren of de brief van 18 september 2013 was ontvangen en of hij haar kon informeren. Verweerster heeft dit nagelaten. Had verweerster dit wel gedaan, dan was in een vroeg stadium duidelijk geworden dat namens haar een verkeerde brief was verstuurd en dan had bij de Raad voor Rechtsbijstand mogelijk nog het een en ander gecorrigeerd kunnen worden. Verweerster had op dit punt ook rekening te houden met een maatschappelijk belang, namelijk om onnodige werkzaamheden en kosten te voorkomen. Nu heeft verweerster onder meer een conceptdagvaarding opgesteld terwijl dit in feite al niet meer nodig was. Immers, door het reeds door klager bereikte resultaat (toewijzing andere woning en verhuizing door de cliënte) was de kwestie met de buren al niet meer actueel. Dat de cliënte verweerster kennelijk niet volledig heeft ingelicht, onder meer over de aanstaande verhuizing, kan verweerster in dit kader niet baten.
5.6 De raad oordeelt de klachtonderdelen a en b gegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.7 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Uiteraard dient de advocaat voorts voortvarendheid te betrachten bij de afwikkeling van financiële aangelegenheden die hen beiden aangaan, zoals het vaststellen van een verdeling van een voor beider werkzaamheden verleende vergoeding voor een toevoeging.
5.8 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster zich jegens klager onvoldoende welwillend gedragen door langere tijd niet te reageren op contactverzoeken van klager. Dit nadat klager zich had gemeld met vragen over de toevoeging en de ‘overnamebrief’ van 18 september 2013. De raad leidt uit de fax van verweerster van 20 december 2013 af dat er inderdaad telefonisch contact is geweest, zoals verweerster heeft gesteld, maar uit deze fax volgt ook dat verweerster toen inhoudelijk nog niets kon zeggen. Van andere telefoongesprekken is de raad niet gebleken. Door zich langere tijd onbereikbaar te houden en niet op korte termijn terug te bellen, zoals klager had verzocht, heeft verweerster de ontstane onduidelijkheid onnodig lang laten voortduren. Klachtonderdeel c is gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Nu de klacht gegrond is acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden. De raad heeft daarbij rekening gehouden met het blanco tuchtrechtelijke verleden van verweerster.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem vergoeden.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,00 reiskosten van klager,
b) € 1000,00 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerster.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1000,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 17-049.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4.
Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 april 2018.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 23 april 2018.