ECLI:NL:TADRARL:2018:50 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-080
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:50 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-01-2018 |
Datum publicatie: | 28-03-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-080 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. Volgens de voorzitter heeft klaagster zich in eerste instantie akkoord verklaard met het door verweerder gegeven advies. Kennelijk is klaagster daarop later teruggekomen maar dat maakt niet dat het oordeel van de voorzitter op dit punt onjuist is. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 15 januari 2018
in de zaak 17-080
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 juli 2017 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 1 september 2016 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 24 januari 2017 met kenmerk K 16/104, door de raad ontvangen op 25 januari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 17 juli 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 juli 2017 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 11 augustus 2017, door de raad per e-mail ontvangen op 14 augustus 2017 (alsmede per post op 14 en 15 augustus 2017), heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 11 augustus 2017. De raad heeft tevens kennis genomen van:
- de brief van 16 oktober 2017 van (de gemachtigde van) verweerder, door de raad ontvangen op 17 oktober 2017;
- de brief van klaagster van 20 oktober 2017 , door de raad ontvangen op 24 oktober 2017.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
3. VERZET EN VERWEER
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Ten aanzien van de beoordeling van klachtonderdeel a)
a) onjuist is het oordeel van de voorzitter dat verweerder klaagster voldoende heeft toegelicht dat een beroep op dwaling met betrekking tot het tweede convenant een te geringe kans van slagen zou hebben en dat klaagster met dit advies heeft ingestemd;
b) verweerder had klaagster er op moeten wijzen dat het advies zijn mening was en dat klaagster daar anders over kon denken en dat niet hij maar de rechtbank daarover zou beslissen. Verweerder heeft klaagster er niet op gewezen dat zij een andere advocaat had kunnen inschakelen.
Ten aanzien van de beoordeling van klachtonderdeel b)
c) Onjuist is het oordeel van de voorzitter dat verweerder de vrijheid had om te weigeren zijn medewerking te verlenen aan de executie van de beschikking van de rechtbank. Verweerder had als advocaat van klaagster (en opdrachtnemer) de instructies van klaagster moeten volgen of de zaak moeten neerleggen.
Ten aanzien van de beoordeling van klachtonderdeel c)
d) Verweerder heeft klaagster vooraf geen keuze gelaten door haar niet te wijzen op de goede en kwade kansen, zoals de opvolgende advocaat wel heeft gedaan.
3.2 Ter onderbouwing van haar verzet verwijst klaagster naar ‘een artikel’ in het Advocatenblad (welk artikel niet is bijgevoegd). Klaagster verwijst ook naar artikel 7:402 Burgerlijk Wetboek waaruit zou volgen dat een advocaat in beginsel de instructies van zijn cliënt dient op te volgen en dat de advocaat de cliënt op de risico’s van de te kiezen aanpak moet wijzen, aldus klaagster. Volgens klaagster is haar echter geen keuze gelaten. Verweerder had aan haar moeten vragen of zij wilde dat hij een beroep op dwaling deed. Als klaagster, ondanks de professionele mening van verweerder, vindt dat verweerder een beroep op dwaling had moeten doen, dan had verweerder als opdrachtnemer de verplichting om die opdracht te volgen of – anders – de zaak neer te leggen.
3.3 Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Daarbij is van belang dat klaagster zich in eerste instantie akkoord heeft verklaard met het door verweerder gegeven advies. Zo volgt genoegzaam uit de stukken. Kennelijk is klaagster daarop later teruggekomen maar dat maakt niet dat het oordeel van de voorzitter op dit punt onjuist is. Onbegrijpelijk is de stelling van klaagster dat zij niet wist dat verweerder in het advies zijn professionele mening verkondigd heeft. Een advocaat geeft een inschatting van de zaak, zoals verweerder hier ook heeft gedaan (vergelijk zijn e-mail aan klaagster van 22 september 2015), welke inschatting per advocaat kan afwijken, hetgeen als algemeen bekend mag worden verondersteld. Een advocaat is daarnaast, anders dan klaagster suggereert, niet gehouden om de wens of instructies van de cliënt zonder meer op te volgen.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assem, R.P.F. van der Mark, P.P. Verdoorn, E. Bige, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 januari 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 15 januari 2018.