ECLI:NL:TADRARL:2018:272 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-165

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:272
Datum uitspraak: 03-12-2018
Datum publicatie: 30-01-2019
Zaaknummer(s): 18-165
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen piketadvocaten ongegrond. Niet is komen vast te staan dat klager niet de rechtsbijstand heeft ontvangen waarop hij mocht rekenen. Of verweerder  volgens het piketreglement van de Raad voor Rechtsbijstand voldoende zwaarwegende redenen had om zijn piketdienst over te dragen aan verweerster is niet ter beoordeling aan deze raad. voorop staat dat verweerder voor tijdige vervanging heeft zorggedragen en dat klager tijdens het politieverhoor niet verstoken is geweest van rechtsbijstand.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 3 december 2018

in de zaak 18-165

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

en

verweerster

hierna samen: verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 mei 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.

1.2    Bij brief aan de raad van 23 februari 2018 met kenmerk 17-0131/FH/HH, door de raad digitaal ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2018 in aanwezigheid van klager, zijn gemachtigde en verweerders. Verweerders hebben zich ter zitting laten bijstaan door mr. [K.]. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 6 december 2016 is klager door de politie aangehouden wegens verdenking van huiselijk geweld en overgebracht naar een arrestantencomplex in Houten.

2.3    Voorafgaand aan het verhoor van klager heeft verweerder klager in de ochtend van 7 december 2017 in het kader van zijn strafpiketdienst bezocht als toegewezen advocaat en met klager gesproken.

2.4    Klager zou later die ochtend door de politie worden verhoord. Verweerder kon niet bij het verhoor van klager aanwezig zijn in verband met een zitting in Breda, later die dag.

2.5    Verweerder heeft vervolgens zijn kantoorgenote, verweerster, aangewezen als vervangend advocaat.

2.6    Verweerster heeft klager bijgestaan tijdens het verhoor door de politie dat volgens het proces-verbaal om 10:48 uur is aangevangen.

2.7    Uit het proces-verbaal van verhoor volgt onder meer het volgende:

“(…) Op woensdag 7 december 2016 te 10:48 uur, hoorden wij (…) de verdachte: (…)

Op woensdag 7 december 2016 om 8:35 uur is aan de verdachte rechtskundige bijstand verleend door [verweerder]. Om 8:40 uur had ik, [verbalisant], telefonisch contact met [verweerder] over het bijstaan van verdachte tijdens het verhoor. [Verweerder] verklaarde niet bij dit verhoor aanwezig te kunnen zijn in verband met een zitting in Breda. [Verweerder] droeg zorg voor een vervanging.

(…) Bij het verhoor is aanwezig [verweerster]. (…)

M: Om 10:52 uur geven wij de verdachte een folder omtrent de rechten van de verdachte. De verdachten krijgt nu de gelegenheid om deze door te nemen. In overleg wordt het verhoor niet onderbroken. Advocaat ligt hierin toe dat verdachte op de hoogte is van zijn rechten en weet hoe het werkt en dat een onderbreking niet nodig is.”

2.8    Tijdens het politieverhoor is klager onder meer geconfronteerd met passages uit het proces-verbaal van aangifte en heeft klager vragen van de politie daarover beantwoord.

2.9    Na het verhoor is klager op vrije voeten gesteld. De aangifte is uiteindelijk geseponeerd.

2.10   Op 28 december 2016 heeft klager verweerster per e-mail verzocht om het proces-verbaal van het verhoor aan hem toe te sturen en zijn zaak vanaf 4 januari 2017 verder met klager op te pakken.

2.11   Bij brief van 1 mei 2017 heeft klager een klacht ingediend over verweerders bij de deken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat klager, in een voor hem kwetsbare situatie, niet de rechtsbijstand heeft ontvangen waarop hij in het kader van de strafpiketregeling van de Raad voor Rechtsbijstand in de gegeven omstandigheden mocht rekenen.

Toelichting

3.2    Verweerder heeft klager niet op de hoogte gesteld van zijn rechten en positie als verdachte en heeft maar enkele minuten, hoogstens vijf, met hem gesproken. Volgens het proces-verbaal van verhoor heeft verweerder namelijk al om 8:40 uur met de betrokken rechercheur gebeld en gezegd dat hij niet bij het politieverhoor aanwezig kon zijn in verband met een zitting in Breda. Verweerder heeft te weinig tijd voor klager ingeruimd. Verweerder heeft klager niet ingelicht over de lengte van de aanhouding, wat inverzekeringstelling inhoudt, wanneer een voorgeleiding aan de rechter-commissaris kan plaatsvinden, welke proceshouding tijdens het politieverhoor kan of moet worden aangenomen en welke rol een advocaat tijdens het politieverhoor kan vervullen. Volgens het Reglement Piket had verweerder ruim 24 uur voorafgaand aan zijn dienst voor vervanging of waarneming moeten zorgen. Verweerder had de strafpiketdienst moeten ruilen of laten waarnemen zodat het recht op rechtsbijstand van klager op een zorgvuldige en integrale wijze had kunnen plaatsvinden.

3.3    Ten aanzien van verweerster meent klager dat zij ten onrechte en alleen is afgegaan op hetgeen verweerder heeft gemeld. Volgens het proces-verbaal van verhoor heeft verweerster tijdens het verhoor aangegeven dat klager op de hoogte was van zijn rechten, dat hij wist hoe het werkte en dat een onderbreking niet nodig was. Dit is onjuist. Verweerster had klager moeten vragen of hij al met de politie had gesproken en zo ja, waarover. Verweerster had om een onderbreking van het verhoor moeten vragen toen aan klager vragen werden gesteld over de aangifte in de strafzaak en hem stukken uit het voor klager nog onbekende proces-verbaal van aangifte werden voorgehouden. Verweerster heeft in het geheel geen inbreng gehad tijdens het verhoor. Bij aanvang van het verhoor had zij om een pauze kunnen vragen om klager nader te informeren over zijn rechten en positie als verdachte.

3.4    Verweerders hebben zich onvoldoende gerealiseerd dat klager voor het eerst in zijn leven door de politie was aangehouden en een nacht op het bureau had doorgebracht. Klager voelt zich door verweerders in de steek gelaten en onvoldoende verdedigd. Verweerders hebben hun eigen belang en niet dat van klager voorop gesteld en daarmee gehandeld in strijd met gedragsregel 5 (oud).

4    VERWEER

4.1    Verweerders hebben verweer gevoerd en betwisten tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

4.2    Uit het proces-verbaal lijkt te volgen dat verweerder maar vijf minuten met klager heeft gesproken maar dat is onjuist. De ervaring leert dat de politie deze tijden niet nauwkeurig invult. De consultatiebijstand aan klager heeft zo’n 15 minuten geduurd. Verweerder heeft het verhaal van klager aangehoord en hem daarna uitgelegd wat klager kon verwachten en hem geadviseerd over zijn rechten en positie en zijn proceshouding. In de consultatiegesprekken van verweerder zijn standaard de gronden en termijnen voor het ophouden  van verhoor opgenomen. Ook wordt de eventuele inverzekeringstelling besproken. Verweerder heeft klager verder gemeld dat hij zou proberen verhoorbijstand te leveren maar dat hij, afhankelijk van het tijdstip van verhoor, mogelijk verhinderd was en in dat geval voor een waarnemende advocaat zou zorgen. Verweerder heeft klager ingeschat als een intelligente man die direct begreep wat verweerder hem vertelde. Klager had geen vragen aan het einde van het consultatiegesprek. Meteen na het consultatiebezoek heeft verweerder om 8:50 uur met verweerster gebeld om te horen of zij eventueel verhoorbijstand kon verlenen, hetgeen het geval was. Om 8:54 uur heeft verweerder met de politie gebeld om de behandelend rechercheur te achterhalen en om te vragen of het verhoor na de zitting van verweerder in Breda kon plaatsvinden. Dat bleek niet mogelijk te zijn. Wat de tijdstippen van de telefoongesprekken betreft, verwijst verweerder naar het door hem overgelegde beloverzicht van 7 december 2016. Het is lastig plannen in het strafrecht en komt geregeld voor dat een piketadvocaat niet zelf bij het politieverhoor aanwezig kan zijn. In dat geval dient voor vervanging zorggedragen te worden. Onjuist is dat verweerder zijn piketdienst voor die hele dag had moeten ruilen. Verweerder was bereikbaar conform het Reglement Piket.      

4.3    Verweerster stelt zich op het standpunt dat verweerder haar heeft bijgepraat over zijn consultatiebijstand aan klager en het gegeven advies over de proceshouding. Toen tijdens het politieverhoor bleek dat klager de brochure over rechten en plichten niet had ontvangen, heeft verweerster aangegeven dat deze rechten besproken waren met verweerder tijdens de consultatiebijstand maar dat als klager dat wenste zij het hem nog verder zou uitleggen. Volgens klager was dat niet nodig. Achteraf gezien heeft klager kennelijk meer druk ervaren dan voor verweerster tijdens het verhoor zichtbaar was.

5    BEOORDELING

5.1    Bij deze beoordeling stelt de raad het volgende voorop. Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke norm, daarbij, ter invulling van deze norm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico –  waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.3    Ten aanzien van het handelen van verweerder overweegt de raad als volgt. Niet is komen vast te staan dat klager geen of onvoldoende rechtsbijstand heeft ontvangen tijdens het consultatiegesprek voorafgaande aan het politieverhoor op 7 december 2016. Dat kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de duur van het consultatiegesprek. Klager en verweerder verschillen van mening over de duur van dit gesprek. Volgens klager heeft dit gesprek hooguit vijf minuten geduurd; volgens verweerder is dit zo’n 15 minuten geweest. Hoe lang het consultatiegesprek precies heeft geduurd, heeft de raad op basis van het klachtdossier en de betwisting over en weer niet kunnen vaststellen. Datzelfde geldt voor het verwijt dat verweerder klager onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn rechten en positie als verdachte en de verdere gang van zaken. Verweerder heeft dit gemotiveerd betwist en toegelicht klager hierover wel te hebben gesproken en geïnformeerd. De raad merkt op dat er niet één juiste manier is waarop een advocaat zijn (piket)cliënt dient voor te bereiden op een politieverhoor. Dat kan op meerdere manieren en is per geval (en per cliënt en advocaat) verschillend. Uit hetgeen klager naar voren heeft gebracht en verweerder daartegenin heeft gebracht heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder niet conform de professionele standaard heeft gehandeld. Dat een andere advocaat het mogelijk anders had gedaan en klager achteraf het gevoel heeft gehad dat er te weinig tijd aan hem is besteed is spijtig maar dat is onvoldoende om tot een gegrondverklaring van de klacht te kunnen komen.

5.4    Daarnaast is het niet aan deze raad om te beoordelen of verweerder zich aan het ‘Reglement Piket Raad voor Rechtsbijstand’ heeft gehouden. In dit piketreglement zijn de voorwaarden verwoord die de Raad voor Rechtsbijstand stelt aan deelnemende advocaten. De raad zal zich dus niet uitlaten over de vraag of de verhindering van verweerder op 7 december 2016 (een zitting in Breda) volgens de Raad voor Rechtsbijstand, of voornoemd reglement,  voldoende zwaarwegend was om zijn piketdienst (deels) door een andere advocaat te laten uitvoeren. Wat daarvan ook zij, verweerder heeft voor tijdige vervanging gezorgd nu verweerster klager tijdens het verhoor heeft bijgestaan en klager niet verstoken is geweest van enige rechtsbijstand.

5.5    Ten aanzien van verweerster overweegt de raad dat nu niet is komen vast te staan dat verweerder klager onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn rechten en – kort gezegd - de verdere gang van zaken, niet kan worden vastgesteld dat verweerster klager voor het verhoor meer of anders had moeten informeren dan zij thans heeft gedaan. Verweerder heeft verweerster op de hoogte gebracht van de stand van zaken en verweerster heeft klager vervolgens naar beste kunnen en weten tijdens het politieverhoor bijgestaan. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom er voor haar geen aanleiding was om tijdens het verhoor om een schorsing te verzoeken. In ieder geval kan niet worden gezegd dat het enkele voorhouden van een tot dan toe voor klager en verweerster onbekend proces-verbaal van aangifte reden was of had moeten zijn om tijdens het verhoor in te grijpen omdat dit per definitie nadelig voor klager was. Daartoe heeft klager onvoldoende gesteld en onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat verweerster tekort is geschoten in haar dienstverlening jegens klager.

5.6    Kortom, nu de feitelijke grondslag aan de klacht ontbreekt, oordeelt de raad de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 december 2018.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 3 december 2018.