ECLI:NL:TADRARL:2018:266 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-332

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:266
Datum uitspraak: 15-10-2018
Datum publicatie: 23-01-2019
Zaaknummer(s): 18-332
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Betreft klacht van advocaat tegen een collega. Verweerder heeft telefonisch vele malen contact opgenomen met de cliënt van klager, terwijl hij wist dat de cliënt werd bijgestaan door klager. Verder heeft verweerder zich in onbehoorlijke termen uitgelaten over klager tegenover diens cliënt. Klacht gegrond, maar geen maatregel opgelegd, omdat over hetzelfde feitencomplex al een dekenbezwaar was ingediend en gegrond bevonden terwijl ook een maatregel  was opgelegd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 15 oktober 2018

in de zaak 18-332

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 januari 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 2 mei 2018 met kenmerk 2017 KNN006, door de raad ontvangen op 3 mei 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de brief van verweerder van 15 mei 2018 met 28 bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft voor zijn cliënte (een holding) opgetreden in een procedure tegen de heer B. Het geschil betrof de beëindiging van een huurovereenkomst tussen de heer B. als huurder en de cliënte van verweerder als verhuurder.

2.3    De heer B. heeft zich de in de procedure laten bijstaan door klager.

2.4    Op 7 december 2016 hebben partijen ter gelegenheid van een comparitie het geschil beëindigd en is een vaststellingsovereenkomst opgesteld en ondertekend. Volgens deze overeenkomst diende de heer B. een bedrag aan de cliënte van verweerder te betalen en zou dit bedrag worden overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerder.

2.5    Nadien heeft klager geprobeerd telefonisch en per e-mail te overleggen met verweerder omdat hij zich afvroeg of betaling op de derdengeldrekening van verweerder geen problemen zou opleveren, gelet op een pandrecht van de bank.

2.6    Uiteindelijk heeft klager zijn cliënt geadviseerd het geld te storten op de rekening van de cliënte van verweerder.

2.7    Op 30 december 2016 heeft verweerder rond 21.30 uur van zijn cliënte vernomen dat het geld was overgemaakt op diens eigen (geblokkeerde) rekening. Daarna heeft verweerder direct en rechtstreeks telefonisch contact gezocht met de heer B. en hem zo’n 80 keer gebeld op zijn 06-nummer en ruim 20 keer diens voicemail ingesproken.

2.8    Bij e-mail van 3 januari 2017 heeft klager een klacht ingediend over verweerder bij de deken, die ter kennis is gebracht van de raad, waarbij de deken tevens een dekenbezwaar heeft ingediend (zaaknummer18-333). De raad heeft over het dekenbezwaar beslist bij beslissing van 27 augustus 2018, waarbij de klacht gegrond is verklaard, maatregelen zijn opgelegd en een kostenveroordeling heeft plaatsgevonden.  

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in strijd met gedragsregel 25 lid 1 (gedragsregels 2018) meermalen  rechtstreeks telefonisch contact heeft opgenomen met de cliënt van klager (meer dan 80 keer op diens 06-nummer) en in het weekend van 30/31 december 2016 en 1 januari 2017 meer dan 20 maal de voicemail van de cliënt van klager heeft ingesproken;

Toelichting

Ter onderbouwing wordt verwezen naar het overgelegde transcript en de e-mail van 2 januari 2017 van de heer B. aan de deken waarin hij schrijft dat hij meer dan 80 keer is gebeld door verweerder en dat deze 27 voicemailberichten heeft ingesproken in zeer ongepaste bewoordingen.

b)    verweerder in de voicemailberichten onbehoorlijke uitlatingen heeft gedaan jegens klager;

Toelichting

Verweerder heeft B. bericht dat “klager niet meer de advocaat van de heer B. was, maar de advocaat van de bank”, dat de heer B. “genaaid wordt” en dat “klager de heer B. verneukt”.  

c)    verweerder klager er ten onrechte van heeft beschuldigd dat klager de cliënte van verweerder rechtstreeks zou hebben benaderd. Verweerder heeft deze beschuldiging nadien teruggenomen, waarna klager dit klachtonderdeel heeft ingetrokken, zodat dat onderdeel geen bespreking behoeft.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft erkend dat hij de heer B. vele malen heeft gebeld en zijn voicemail heeft ingesproken. Verweerder heeft dit gedaan nadat hij van zijn cliënte had gehoord dat op de verkeerde (geblokkeerde) rekening was betaald. Verweerder wilde duidelijkheid over de betaling door de heer B. en daarom heeft hij rechtstreeks contact opgenomen met de heer B. Deze handelwijze was ingegeven door  een gevoel van volstrekte verbijstering over de betaling op de rekening van de cliënte van verweerder bij de bank en niet op de derdengeldrekening van verweerder. Verweerder heeft erkend dat dit niet had moeten gebeuren en dat hij daarmee klachtwaardig heeft gehandeld. Op 2 januari 2017 heeft verweerder aan de heer B. per e-mail zijn verontschuldigingen aangeboden voor zijn onbezonnen handelen.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt vast dat het feitencomplex hetzelfde is als in de zaak 18-333. In die zaak heeft de raad bij beslissing van 27 augustus 2018 het dekenbezwaar gegrond bevonden en maatregelen opgelegd.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    De raad stelt vast het handelen van verweerder, waarover de deken zich heeft beklaagd, ook jegens klager als advocaat van de wederpartij, onbetamelijk is, nu hij zich, in strijd met gedragsregel 25 lid 1 (gedragsregels 2018), rechtstreeks tot de cliënt van klager heeft gewend, terwijl hij wist dat deze door klager werd bijgestaan. Verweerder heeft erkend dat zijn handelwijze onjuist is. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    De raad is van oordeel dat ook het gestelde in dit klachtonderdeel vaststaat en als  onbehoorlijk jegens klager moet worden aangemerkt en tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

6    MAATREGEL

6.1    Omdat het de raad ambtshalve bekend is dat in de zaak 18-333 maatregelen zijn opgelegd, terwijl de feiten en omstandigheden in deze zaak dezelfde zijn als in de zaak 18-333, is de raad van oordeel dat er geen aanleiding is voor het nogmaals opleggen van een maatregel.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid,  Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

7.2    Nu de raad in de zaak 18-333 maatregelen heeft opgelegd en een kostenveroordeling heeft uitgesproken, zal de raad volstaan met verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet te veroordelen in de forfaitaire reiskosten van klager van € 50,00.

7.3    Verweerder dient het bedrag van € 50,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond;    

-    bepaalt dat in deze zaak geen maatregel wordt opgelegd;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, F. Klemann, E.A.C. van de Wiel, H.Q.N. Renon, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2018.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 15 oktober 2018.