ECLI:NL:TADRARL:2018:199 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-065

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:199
Datum uitspraak: 27-08-2018
Datum publicatie: 10-09-2018
Zaaknummer(s): 18-065
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten over kwaliteit dienstverlening eigen advocaat in familiegeschil niet-ontvankelijk wegens verstrijken driejaarstermijn zonder dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klacht over weigering tot afgifte dossier ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 augustus 2018

in de zaak 18-065

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 maart 2017, aangevuld bij brief van 21 mei 2017, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 januari 2018 met kenmerk K 17/23, door de raad ontvangen op diezelfde datum (digitaal), heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 juni 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft vanaf de opdrachtbevestiging van 19 september 2011 op basis van gefinancierde rechtsbijstand de belangen van klager behartigd bij de (financiële) afwikkeling van de verbroken relatie met zijn toenmalige partner. Verweerder heeft in dat kader tot omstreeks oktober 2012 met de wederpartij van klager gecorrespondeerd over onder meer de verkoop van de gezamenlijke woning van partijen, splitsing van verzekeringen en over de betrokkenheid van partijen in een duikvereniging.

2.3    Per e-mail van 15 januari 2013 heeft verweerder aan klager gemeld:

“Na mijn e-mail van u van 4 oktober 2012 mocht ik niet meer van u vernemen. Ik ga er thans vanuit dat u in de situatie waarin u verkeert met [naam partner] in enigszins rustiger vaarwater bent gekomen. Thans zal ik overgaan tot sluiting en archivering van uw dossier nu op dit moment niet valt in te zien hoe ik u verder nog van rechtsbijstand kan voorzien in deze situatie. Voor zover ik kan overzien staat de gezamenlijke woning nog altijd te koop. Ik ga er vanuit dat u in overleg met [naam partner] tot een finale oplossing kan komen voor het probleem omtrent de woning. Alle overige zaken (verzekeringen) lijken mij geregeld, althans ik mocht daarover niet meer van u vernemen.

Ik dank u voor het in ons kantoor gestelde vertrouwen (…). Mochten er in de toekomst onverhoopt opnieuw problemen ontstaan, op privé-vlak met [naam partner] dan wel op het terrein van uw onderneming, neemt u dan contact op.”

2.4    Per e-mail van 17 januari 2013 heeft klager aan verweerder verzocht om zijn dossier nog niet te sluiten omdat er diverse ontwikkelingen speelden die zijn toenmalige partner konden bewegen om de gehele zaak op te lossen en omdat in verband met de belangrijke kwestie van de verkoop van de gezamenlijke woning iemand contact met verweerder zou opnemen.

2.5    Per brief van 14 januari 2017 heeft klager verweerder en zijn advocatenkantoor aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade doordat zijn zaak niet goed door verweerder is behandeld en verzocht om toezending van een kopie van zijn complete dossier.

2.6    Per brief van 19 januari 2017 [of identieke brief gedateerd 30 januari 2017; opmerking raad] heeft verweerder gemotiveerd elke aansprakelijkheid jegens klager afgewezen. Daarnaast heeft hij klager gemeld:

“Ik wijs u erop dat u in het najaar van 2011 bij mij op kantoor bent geweest. Bij die gelegenheid hebben wij gesproken over de kwestie tussen u en [naam partner]. Nadien, tot januari 2013, heb ik u van rechtsbijstand voorzien en in overleg met u meerdere malen gecorrespondeerd met [naam partner]. In januari 2013 heb ik de zaak gesloten, daar ik zowel van u als van [naam partner] zeer geruime tijd niets meer vernam.

Nadien hebben u en ik in april 2015 contact gehad met elkaar. U gaf bij die gelegenheid te kennen dat [naam partner] zich opnieuw bij u had gemeld en opnieuw op het standpunt stelde dat u haar het één of ander verschuldigd zou zijn. Ik heb u aangeboden u opnieuw van rechtsbijstand te voorzien. Daarbij heb ik u gewezen op het feit dat de oude zaak tegen [naam partner] al zodanig lang geleden gesloten was, dat in 2015 opnieuw een nieuwe aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand zou moeten worden gedaan. Ik heb u er  op gewezen dat bij toewijzing daarvan u een eigen bijdrage in advocaatkosten krijgt opgelegd. Voorts heb ik u gewezen op het destijds van toepassing zijnde uurtarief, voor het geval u niet in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand.

Vervolgens heb ik zeer lange tijd niets meer van u gehoord. In 2016 hebben u en ik nog eens telefonisch contact gehad en heb ik u nogmaals gewezen op de financiering van eventuele rechtsbijstand aan u (…). U liet weten hierover na te zullen denken, maar wederom bleef het stil. (…)

Ten slotte sta ik stil bij uw laatste verzoek. U wenst een kopie van het complete dossier. Ik wijs u erop dat in mijn archiefdossier uitsluitend kopieën zitten. De originelen zijn in uw bezit.”

2.7    Bij brief van 9 februari 2017 heeft klager aan verweerder bericht:

“ Ik heb u reactie in goede orde mogen ontvangen waarbij aantal punten weerleggen ten aanzien van u brief.

In januari 2013 heeft in mij idd laten weten de zaak te gaan sluiten, hierop heb ik u een reactie doen toekomen om dit nog niet te doen omdat de zaak niet was afgehandeld. U heeft toen aangegeven dat de tegenpartij eerst in beweging moest komen voordat wij verder konden met de zaak en volgens u niet uitmaakte betreft tijd.

En zoals u omschrijft heeft u idd aangegeven dat er eventuele nieuwe aanvraag gedaan zou moeten worden voor gefinancierde rechtsbijstand waarbij ik 2 reacties heb geven dat een nieuwe aanvraag niet mogelijk is omdat bestaande zaak niet is afgehandeld en u dit gewoon moet afhandelen volgens de raad van rechtsbijstand.

Waar ik uiteraard het geheel heb voorgelegd, tevens heb ik u een verzoek gedaan om aan te geven wat eventuele kosten zouden zijn om te reageren op brief van [naam partner] maar ook hierop geen reactie mogen ontvangen. (…)

Tevens verzoek ik u nogmaals om kopie van complete dossier aan mij te doen toekomen.”

2.8    Bij brief van 13 oktober 2017 aan de deken heeft verweerder, na onderzoek in het archiefdossier, alsnog een origineel concept-rapport (financieel overzicht klager en partner) van 4 augustus 2011gevonden en dit aan de deken toegezonden met het verzoek om doorzending daarvan aan klager.

2.9    Bij brief van 20 oktober 2017 heeft de deken aan dat verzoek voldaan en aan  klager laten weten dat behoudens zijn ommegaande tegenbericht er vanuit wordt gegaan dat de klachtzaak is afgedaan. Bij brief van 6 november 2017 heeft klager de deken laten weten dat de zaak nog altijd niet is afgedaan omdat verweerder zijn dossier niet goed heeft behandeld en heeft hij de deken verzocht om de klacht door te sturen naar de raad.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en zoals ter zitting besproken en door klager bevestigd, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    de (financiële) kwestie met de voormalige partner van klager niet af te ronden en het dossier tegen de uitdrukkelijke wil van klager in 2013 te sluiten;

b)    inbreuk te maken op de privacy van klager en nadeel te veroorzaken;

c)    de zaak niet helemaal af te ronden waardoor klager volgens de raad voor rechtsbijstand niet een nieuwe aanvraag voor rechtsbijstand kon indienen;

d)    op zijn herhaaldelijk verzoek geen kopie van het complete dossier aan klager te verstrekken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist dat hem tuchtrechtelijk enig verwijt treft en voert daartoe onder meer het volgende verweer.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder stelt dat hij vanaf 12 september 2011 tot januari 2013 rechtsbijstand aan klager heeft verleend in het civiele geschil na verbreking van de relatie van klager met zijn toenmalige partner. Per e-mail van 15 januari 2013 heeft hij aan klager aangekondigd dat hij het dossier zou sluiten omdat de (financiële) zaken tussen partijen voor zover mogelijk afgerond waren. Volgens verweerder speelde toen alleen nog een mogelijk toekomstige vordering van de toenmalige partner op klager, maar daarin nam zij geen enkel initiatief. Nadat klager op 17 januari 2013 had gevraagd om het dossier nog niet te sluiten en had meegedeeld dat hij zich met nadere informatie zou melden in het bijzonder over de woning, vernam verweerder gedurende twee jaar niets meer van klager over die zaak. Op goede gronden heeft verweerder aldus in 2013 het dossier gesloten en gearchiveerd en de toevoeging gedeclareerd.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Verweerder betwist dat hij de privacy van klager heeft geschonden of hem financieel nadeel heeft berokkend.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Volgens verweerder heeft hij het dossier van klager in 2013 op goede gronden gesloten. Er was volgens verweerder toen geen aanleiding om ten behoeve van toekomstige financiering van een eventuele onzekere rechtsbijstand, afhankelijk van het initiatief van de toenmalige partner van klager, het dossier open te houden en de toevoeging niet te declareren. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat verweerder in de gegeven omstandigheden minimaal zes maanden na afwikkeling van de toevoeging een nieuwe toevoeging had kunnen aanvragen, zodat onjuist is dat hij door verweerder belemmerd is om een nieuwe toevoeging aan te laten vragen door een andere advocaat.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Verweerder stelt dat klager alle relevante stukken uit het dossier al in zijn bezit heeft. Na bemiddeling door de deken heeft verweerder het archiefdossier bekeken en alsnog een origineel stuk van klager uit 2011 aan hem doen toekomen. Andere originele stukken van klager heeft verweerder in het dossier niet aangetroffen, zodat hem daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 

5    BEOORDELING

5.1    Allereerst heeft de raad te beoordelen of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

5.2    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien (sub a) de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijk verklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De raad zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in de verschillende klachtonderdelen. Indien klager wordt ontvangen in zijn verwijt, zal de raad de betreffende klacht inhoudelijk beoordelen.

Ad klachtonderdelen a), b) en c)

5.3    Gelet op de samenhang van deze klachtonderdelen ziet de raad aanleiding om deze gelijktijdig te beoordelen.

5.4    Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat de klacht op 14 maart 2017 bij de deken is ingediend, terwijl de verweten gedragingen voor 17 januari 2013 hebben plaatsgevonden. Aldus zijn deze klachtonderdelen buiten de genoemde termijn van drie jaar ingediend.

5.5    Klager heeft aangevoerd dat hij op 17 januari 2013 aan verweerder heeft laten weten dat zijn dossier nog niet gesloten mocht worden maar dat verweerder dat toch, tegen zijn instructies in, kort daarna in 2013 wel heeft gedaan. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat hij na de e-mail van klager van 17 januari 2013 niets meer van klager heeft vernomen, zodat hij daarna op goede gronden heeft besloten om het dossier in 2013 te sluiten en de toevoeging te declareren. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat in april 2015 en in 2016 nog wel kort contact is geweest met klager, maar dat dat puur informatief was waarbij slechts is gesproken over mogelijke hernieuwde rechtsbijstand aan klager wat nimmer is geëffectueerd.

5.6    Naar het oordeel van de raad slaagt dit beroep van klager op de verschoonbare termijnoverschrijding van artikel 46g lid 2 Advocatenwet niet. Daartoe heeft klager, tegenover de gemotiveerde standpunten van verweerder, onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd. Het had op de weg van klager gelegen om na zijn e-mail van 17 januari 2013 contact met verweerder op te nemen over het vervolg ervan. Dat hij dat heeft gedaan, is de raad niet gebleken. Nu voorts van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend niet is gebleken, is klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen a) tot en met c).

Ad klachtonderdeel d)

5.7    De raad is van oordeel dat van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht dat hij gedurende zijn werkzaamheden afschriften van de relevante (proces)stukken aan zijn cliënt toestuurt, alsmede de originele stukken van de cliënt op een zeker moment of op verzoek teruggeeft.

5.8    Vast staat dat klager per e-mail van 14 januari 2017 aan verweerder om toezending van een kopie van zijn complete dossier heeft verzocht. In reactie daarop per e-mail van 19 januari 2017 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij in het archiefdossier alleen kopieën had en dat de originele stukken al in bezit van klager waren.

5.9    Verweerder heeft van 2011 tot begin 2013 de belangen van klager in zijn geschil met zijn toenmalige partner behandeld, waarna hij het dossier van klager in de loop van 2013 heeft gesloten en gearchiveerd. Niet is gesteld of gebleken dat klager in de paar - volgens verweerder informatieve - telefoongesprekken die hij in de jaren daarna met verweerder heeft gevoerd om afgifte van een kopie van het dossier of van originele stukken daaruit heeft gevraagd. Eerst op 14 januari 2017, vier jaar na sluiting van het dossier, heeft klager dat schriftelijk verzocht aan verweerder. Dat verweerder, na bemiddeling door de deken, alsnog in het archiefdossier een origineel stuk van klager heeft gevonden en dat blijkens zijn e-mail van 13 oktober 2017 aan de deken heeft doen toekomen, verdient niet de schoonheidsprijs. Nu het dossier echter al lang geleden voor verweerder was afgedaan en hij mogelijk in zijn e-mail van 19 januari 2017 op het verzoek tot afgifte van het dossier voorbarig heeft gereageerd en de raad niet is gebleken dat een opvolgend advocaat het dossier of stukken daaruit nodig had voor de behartiging van de belangen van klager, is de raad van oordeel dat verweerder met zijn handelwijze niet de grenzen van het betamelijke heeft overschreden jegens klager.

5.10    Op grond van het vorenstaande, in onderling verband beschouwd, is de raad dan ook van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijtbaar treft. Daarmee oordeelt de raad klachtonderdeel d) ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdelen a) tot en met c);

-    verklaart klachtonderdeel d) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. E. Bige, R.J.A. Dil, H. Dulack, B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2018.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 27 augustus 2018