ECLI:NL:TADRARL:2018:186 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-921

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:186
Datum uitspraak: 30-08-2018
Datum publicatie: 03-09-2018
Zaaknummer(s): 17-921
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat over o.a. de communicatie, kwaliteit dienstverlening, hoogte declaratie. Advocaten hebben namens klager uiteindelijk met diens wederpartij geschikt op € 9.000,- bij een oorspronkelijke vordering van € 57.000,-. De advocaten hebben aan klager ruim €9000 gedeclareerd. Klager is door verweerder steeds op de hoogte gehouden en heeft ingestemd met elke stap. Declaratie niet excessief. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 30 augustus 2018

in de zaak 17-921

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 28 maart 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders (hierna ook: verweerder K en verweerder W).

1.2    Bij brief aan de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) van 17 oktober 2017 met kenmerk 51/17/026, door de raad ontvangen op 18 oktober 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 juni 2018 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Gedurende de periode 2013-2015 verricht klager werkzaamheden voor de gemeente [naam] en declareert deze op basis van urenstaten, die door de projectleider en communicatieadvíseur worden geaccordeerd en betaald.

2.3    In oktober 2015 wordt aan klager gevraagd om een offerte uit te brengen voor door hem te verrichten werkzaamheden in de periode 2016-2017. Korte tijd later wordt klager door de projectleider toegezegd dat die werkzaamheden hem worden gegund.

2.4    In december 2015 laat de gemeente [naam] echter weten dat aan klager geen opdrachten meer worden verleend.

2.5    Daarop wendt  klager zich voor rechtsbijstand tot het kantoor waar verweerders destijds advocaat waren.

2.6    Verweerders hebben op 3 februari 2016 aan klager een opdrachtbevestiging verzonden, die klager niet getekend heeft geretourneerd. Wel heeft hij daarop aangegeven - eveneens op 3 februari  2016 - dat het erop lijkt dat de meter is gaan lopen vanaf het eerste klantencontact en dat dat niet is afgesproken.

2.7    Op 3 maart 2016 sturen verweerders aan klager een concept-dagvaarding. Op 8 maart 2016 wordt de dagvaarding uitgebracht.

2.8    Op 31 mei 2016 stuurt klager een mailbericht aan verweerder K waarin hij reageert op het standpunt van de gemeente en verweerder toestemming geeft met de zaak verder te gaan.

2.9    Op 14 juli 2016 vraagt verweerder K bij mailbericht aan klager hoeveel onderhandelingsruimte hij heeft om onder druk van een comparitie te trachten met de gemeente tot overeenstemming te komen. Klager reageert daarop dat hij een urenspecificatie verlangt. Hij geeft daarbij verweerder enige onderhandelingsruimte.

2.10    Op 19 juli 2016 stuurt klager aan verweerder K een mailbericht over de voorgestelde minnelijke regeling en de advocaatkosten.

2.11    In zijn mailbericht van 20 juli 2016 aan klager geeft verweerder K aan dat de advocaatkosten inclusief de minnelijke regeling zijn.

2.12    Op 5 augustus 2016 mailt verweerder W aan klager dat rechter B op de zaak zit en dat in minstens vijf verschillende procedures van cliënten van zijn kantoor door deze rechter telkens fouten zijn gemaakt.

2.13    Bij mailbericht van 25 augustus 2016 geeft klager zijn standpunt ten aanzien van een eventueel schikkingsbedrag en advocaatkosten aan. Klager geeft hierbij aan dat het uitgangspunt in de schikkingsonderhandelingen een bedrag van € 35.000,- dient te zijn om dan vervolgens uit te komen op een schikkingsbedrag van € 15.000,- à € 20.000,- waarbij het volledige bedrag van de geparkeerde declaratie wordt betaald. Als er een bedrag uit de onderhandelingen komt van niet meer dan € 5.000,-- tot maximaal € 10.000,- wordt de helft van de geparkeerde declaratie betaald.

2.14    Bij mailbericht van 25 augustus 2016 geeft verweerder K aan dat een schikkingsbedrag van € 20.000,- voor de gemeente onbespreekbaar is en dat verweerder K een bedrag van € 10.000,- voorstelt.

2.15    Op 28 september 2016 stuurt verweerder K een mailbericht aan klager waarin hij de onzekerheden schetst van doorprocederen en welke de mogelijke scenario’s zijn. Verweerder K geeft aan dat hij de schikkingsonderhandelingen voert.

2.16    Op 28 september 2016 geeft klager in zijn mailbericht aan verweerder K aan dat hij akkoord gaat met het schikkingsbedrag van € 9.000,- maar dat hij verder geen declaraties meer wil ontvangen van advocaten en/of de gemeente.

2.17    In november komt een vaststellingsovereenkomst tot stand tussen de gemeente [naam] en klager waarin de vordering wordt geschikt op een bedrag van € 9.000,-.

2.18    Op 30 november 2016 verzoekt verweerder K de openstaande declaraties te voldoen.

2.19    Uiteindelijk zijn door verweerders aan klager gedeclareerd en door klager betaald de  navolgende bedragen:

-    declaratienummer 2016011 ad     €    2.129,60;

-    declaratienummer 2016015 ad     €    1.928,98;

-    declaratienummer 2016030 ad     €    3.806,66;

-    declaratienummer 2016054 ad     €    1.171,28;

Totaal        €    9.036,52.

2.20    Verweerders hebben zich met ingang van 22 september 2017 laten uitschrijven als advocaat.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij op geen enkele wijze aan klager hebben duidelijk gemaakt hoe de urenspecificatie   van  verweerders tot stand is gekomen en of deze klopt. Er is buitenproportioneel gedeclareerd;

b)    verweerders, in eerste instantie verweerder K, bij klager verwachtingen hebben gewekt  die niet zijn waargemaakt. Ze hebben met  klager onvoldoende gecommuniceerd, hem onjuist voorgelicht en onvoldoende gewaarschuwd. Verweerders hebben klager aan het lijntje gehouden;

c)    er is onderhandeld  in afwezigheid van klager. Uiteindelijk is er op slechts € 9.000,- geschikt bij een oorspronkelijke vordering van € 57.000,-;

d)    verweerder W is opgetreden als vervanger van verweerder K en vervolgens als klachtenbehandelaar; van  onafhankelijkheid is geen sprake;

e)    verweerders de onafhankelijkheid van de rechter in twijfel hebben getrokken.

3.2    Klager heeft zijn klacht als volgt nader toegelicht.

Klager had een geschil met de gemeente [naam] en daarvoor de rechtsbijstand van verweerders ingeroepen. Klager heeft duidelijk aangegeven dat hij een begroting voor de kosten van de werkzaamheden wilde en dat zijn plafond op € 2.000,- lag. Mocht een brief aan de wederpartij niet het gewenste gevolg hebben en dagvaarding noodzakelijk zijn dan zouden de uren van de brief op de uren van de dagvaarding in mindering worden gebracht. Op 14 maart 2016 is een dagvaarding betekend aan de gemeente. In tegenstelling tot een uitlating van verweerder K besloeg de daarop volgende conclusie van antwoord in reconventie  niet 2 à 3 pagina’s maar totaal 11 pagina’s. De toegestuurde dagvaarding bevatte enkele feitelijke onjuistheden en moest door klager op veel punten gecorrigeerd worden. Klager heeft aangegeven dat hij een urenspecificatie wilde en dat zijn standpunt ten aanzien van het door hem aangegeven plafond ongewijzigd bleef. Ook heeft er een gesprek plaatsgevonden met verweerder K en mr. [S], advocaat van de gemeente, zonder dat klager daarbij was uitgenodigd en zonder dat hij daarvan op de hoogte was gebracht. Verweerder K heeft vervolgens geadviseerd om de zaak te gaan schikken en aangeven dat zijn zaak er goed voorstond. Klager gaf aan dat hij bereid was een schikking aan te gaan maar dat hij niet akkoord kon gaan met een fooi. Inmiddels was ook een comparitie voor de rechtbank bepaald waarbij rechter B. de comparitierechter zou zijn. Uit een mailbericht van 5 augustus 2016 van verweerder W bleek dat het kantoor van verweerders problemen met deze rechter had maar dat de comparitie niet meer kon worden uitgesteld, omdat de termijn daarvoor verstreken was. Klager heeft bij verweerder K aangegeven dat de kosten en de eventuele baten – een laag schikkingsbedrag – uit de bocht vlogen. Uiteindelijk is er geschikt op een bedrag van €9.000,- wat toch een veel slechter resultaat was dan op grond van het intakegesprek verwacht mocht worden, waarbij verweerder K had bezworen dat klager “een zaak had”.

4    VERWEER

4.1    Het verweer zal, voor zover relevant voor de beoordeling van de klacht, hierna onder de kop “beoordeling” worden opgenomen dan wel daaruit blijken.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Anders dan klager stelt, is de raad op grond van de overgelegde declaraties met bijbehorende specificaties van oordeel dat klager voldoende op de hoogte is gebracht van de in rekening gebrachte uren en de werkzaamheden waaraan deze uren zijn besteed. Klager was daardoor in de gelegenheid om te kunnen vaststellen of de gedeclareerde bedragen al dan niet terecht in rekening waren gebracht c.q. of er sprake was van buitenproportioneel declareren.

5.2    Voor zover klager stelt dat de declaraties niet kloppen, is sprake van een declaratiegeschil. De tuchtrechter is echter niet bevoegd een oordeel te geven over declaratiegeschillen tenzij sprake zou zijn van excessief declareren. In geval van excessief (buitenproportioneel) declareren, is er sprake van zeer hoge declaraties waarbij geen, althans onvoldoende werkzaamheden aannemelijk worden gemaakt die dergelijke declaraties rechtvaardigen. Dit laatste kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld.  De vordering van klager op de wederpartij, de gemeente  [naam], bedroeg  € 57.000,-. Uit bovenvermelde declaraties met specificaties blijken de werkzaamheden die verweerders hebben verricht om te trachten deze vordering geïncasseerd te krijgen en deze werkzaamheden zijn niet door klager bestreden. Het daarvoor in rekening gebrachte bedrag van  € 9.036,52 komt overeen met de door verweerders gespecificeerde werkzaamheden volgens het door hen gehanteerde tarief en is als zodanig niet aan te merken als excessief (buitenproportioneel), wat er ook zij van de klacht dat de declaraties anderszins niet zouden kloppen.  Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Klager verwijt verweerder K dat hij onvoldoende gecommuniceerd heeft, onterechte verwachtingen heeft gewekt, en hem onvoldoende heeft gewaarschuwd. Klager zou aan het lijntje gehouden zijn.

Uit de overgelegde correspondentie per brief en mail blijkt het volgende. Uit de mailwisseling  tussen klager en verweerder K d.d. 3 februari 2016 blijkt dat verweerder K klager wijst op een aantal juridische onzekerheden, waarmee naar het oordeel van de raad aangegeven wordt dat er met procederen een zeker risico gelopen werd en dat verweerder voorstelt aan te sturen op een minnelijke regeling.

In een mailbericht d.d. 5 februari 2016 van verweerder K aan klager, wordt klager op de hoogte gebracht van een  conceptbrief aan de gemeente  [naam]. Klager wordt daarbij uitgenodigd om het concept te bespreken. Bij schrijven van 8 maart 2016 van verweerder K aan klager met daarbij een afschrift van de concept-dagvaarding, geeft verweerder K uitleg van de te verwachten verdere gang van zaken. Voorts bevindt zich bij de stukken een mailbericht d.d. 31 mei 2016 van klager aan verweerder K waarin klager een reactie geeft op een door verweerder doorgemailde reactie van de gemeente en waarbij hij verweerder toestemming geeft om met de zaak verder te gaan. In een mailbericht d.d. 1 juli 2016 van verweerder K aan klager wordt hem een reactie op de tegeneis gevraagd en uitleg gegeven over de consequenties van een eventueel minnelijke regeling. Op 13 juli 2016 doet verweerder K klager een afschrift van de conclusie van antwoord in reconventie toekomen. Op 19 juli 2016 stuurt klager aan verweerder K een mailbericht waarin klager aangeeft dat de concept-minnelijke regeling er op het eerste oog goed uitziet en hij nog een vraag stelt over de kosten van de advocaat. Op 20 juli 2016 geeft verweerder K aan dat advocaatkosten inclusief de minnelijke regeling zijn. Op 11 augustus 2016 stuurt verweerder K een mailbericht aan klager waarin hij aangeeft dat het tegenvoorstel van de gemeente teleurstellend is en hij klager om een reactie vraagt. In een mailbericht van 28 september 2016 bespreekt verweerder K welke onzekerheden er zijn bij het eventueel doorprocederen en welke mogelijke scenario’s er zijn. Ook wordt de haalbaarheid van een schikking aan de orde gesteld.

De raad stelt wel vast dat er over de gang van zaken de nodige discussie tussen klager en verweerders heeft plaatsgevonden maar klager heeft met elke stap ingestemd.

Op 22 november 2016 wordt de vaststellingsovereenkomst getekend waarmee de schikking een feit is.

5.4    Gelet op de overgelegde stukken, kan de raad niet inzien dat verweerder K verwijtbaar tekort is geschoten in het geven van voorlichting en waarschuwingen dan wel anderszins in de communicatie met klager. Ook blijkt hieruit niet dat klager aan het lijntje is gehouden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Klager verwijt verweerders dat het onderhandelingsresultaat – het bedrag van € 9.000,- in de uiteindelijke vaststellingsovereenkomst - voor klager onder de maat is. De vraag hierbij is of dit resultaat het gevolg is van tekortkomingen aan de zijde van verweerders. Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerders.

5.6    De raad stelt daarbij voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad zal het bezwaar aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.7    Het resultaat van schikkingsonderhandelingen is afhankelijk van meerdere factoren, zoals (onder meer) de bereidheid van beide partijen, het risico van een procedure, de financiële ruimte bij (een der) partijen en psychologische factoren als onderlinge wrevel, niet de verliezer willen zijn, etc. Kundigheid van de onderhandelaar is ook een aspect van belang. Klager heeft echter niet aangegeven in hoeverre verweerders zijn tekortgeschoten, anders dan dat hij het schikkingsbedrag te laag vindt. Hierbij dient bedacht te worden dat de dienstverlening van een advocaat aan zijn cliënt een inspanningsverbintenis is, waarbij het behaalde resultaat (of het uitblijven daarvan) op zichzelf niet bepalend is voor de kwaliteit van de dienstverlening.

5.8    Voorts blijkt uit het mailbericht van 28 september 2016 dat verweerder K zelf de schikkingsonderhandelingen voert en uit dat bericht noch uit de andere overgelegde stukken blijkt dat klager persoonlijk bij die schikkingsonderhandelingen aanwezig wilde zijn.

5.9    Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gesteld, kan  de raad niet vaststellen dat verweerders niet voldaan hebben aan bovenvermelde maatstaf. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.10    De klachtenprocedure is een interne procedure waarbij de klachtbehandelaar ook een kantoorgenoot kan zijn. De raad verwijst hierbij naar artikel 6.28 lid 2 sub c van de Verordening op de advocatuur. Uit de toelichting blijkt dat de advocaat die als klachtenfunctionaris functioneert zelfs de advocaat kan zijn over wie wordt geklaagd.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.11    Het klachtrecht op grond van de Advocatenwet is enkel bedoeld voor diegene die door het handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Waar verweerders volgens klager de onafhankelijkheid van een bepaalde rechter in twijfel hebben getrokken, is geen direct belang van klager in het geding, zodat klager in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a), b), c) en d) ongegrond;

-    verklaart klager in klachtonderdeel e) niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter en mrs. G.W. Brouwer, J.A. Holsbrink, M.A. Pasma, N.H.M. Poort, leden en bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2018.

Griffier                                                                   Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. M.A.H. Verburgh is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 30 augustus 2018.