ECLI:NL:TADRARL:2018:173 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-691 17-692
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:173 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-07-2018 |
Datum publicatie: | 24-07-2018 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. De curator heeft mogen handelen zoals hij heeft gedaan. De curator behoeft de toestemming van de rechter-commissaris voor het verrichten van rechtshandelingen waaronder het treffen van een regeling maar er bestaat geen verplichting om in elke stand van de onderhandelingen die de curator met een wederpartij voert met de rechter-commissaris overleg te plegen, te meer niet als, zoals in dit geval, de rechter-commissaris voorafgaand aan de onderhandelingen is betrokken en daarbij zijn goedkeuring heeft gegeven aan de in dat verband aan te houden kaders. Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 23 juli 2018
in de zaken 17-691 en 17-692
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 oktober 2017 op de klacht van:
klager sub 1
klager sub 2
klagers
tegen
verweerder sub 1
en
verweerder sub 2
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 14 januari 2017 heeft klager sub 1 zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerders. Later heeft klager sub 2 zich bij de klacht aangesloten.
1.2 Bij brief aan de raad van 10 augustus 2017 met kenmerk 51/17/017 en 51/17/018, door de raad ontvangen op 11 augustus 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 30 oktober 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 oktober 2017 is verzonden aan klagers.
1.4 Bij brief van 27 november 2017 door de raad ontvangen op 28 november 2017, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 april 2018 in aanwezigheid van klagers en verweerders.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.
3. VERZET EN VERWEER
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) verweerders hebben niet gehandeld met instemming van de rechter-commissaris. In een e-mail van 10 februari 2017 schrijft verweerder sub 2 naar aanleiding van een door klagers tegen finale kwijting gedaan bod van € 5.000,- aan klagers, dat hij niet van plan is naar aanleiding van dit nadere bod opnieuw contact met de rechter-commissaris op te nemen. Verweerders hadden dit bedrag moeten accepteren omdat de vennootschap in kwestie geen geldmiddelen had en dit bedrag het maximale was dat klagers uit privé middelen konden aanbieden.
b) voorts herhalen klagers hun bezwaren tegen het optreden van verweerders.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
4.3 Ter aanvulling van de motivering van de beslissing overweegt de raad nog als volgt.
4.4 De curator heeft een grote beleidsvrijheid en heeft mogen handelen zoals hij heeft gedaan. De curator behoeft de toestemming van de rechter-commissaris voor het verrichten van rechtshandelingen waaronder het treffen van een regeling maar er bestaat geen verplichting om in elke stand van de onderhandelingen die de curator met een wederpartij voert met de rechter-commissaris overleg te plegen, te meer niet als, zoals in dit geval, de rechter-commissaris voorafgaand aan de onderhandelingen is betrokken en daarbij zijn goedkeuring heeft gegeven aan de in dat verband aan te houden kaders. Verweerder sub 2 trad op als waarnemend curator. Hij wist dat de wederpartij bij deze onderhandelingen, een aan de failliete vennootschap gelieerde onderneming, een “lege vennootschap” was en dat het door klagers namens deze onderneming aangeboden bedrag geheel uit eigen middelen van klagers zou worden voldaan. Feitelijk ging het om de vraag welk bedrag klagers moesten betalen om een faillissement af te wenden van een vennootschap die kennelijk, gelet op het door hen aangeboden bedrag, voor hen nog intrinsieke waarde had. Uiteindelijk is de vennootschap failliet gegaan omdat partijen niet tot elkaar konden komen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2018.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 23 juli 2018.