ECLI:NL:TADRARL:2018:167 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-280

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:167
Datum uitspraak: 18-07-2018
Datum publicatie: 23-07-2018
Zaaknummer(s): 18-280
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerster heeft geen feiten geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs had moeten kennen. Voorts is zij niet onzorgvuldig met de belangen van klaagster omgegaan.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 juli 2018

in de zaak 18-280

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 17 april 2018 met kenmerk K 16/144, door de raad ontvangen op 17 april 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is één van de acht erfgenamen in de nalatenschappen van zijn vader (overleden in 1993) en zijn moeder. Klager en (enkele van) de overige erfgenamen zijn in een aantal procedures verwikkeld terzake deze nalatenschappen. Eén van de kwesties waarover een geschil bestaat is de opbrengst van een woonhuis dat tot de onverdeelde nalatenschap van de vader van klager behoorde. De moeder van klager heeft deze woning in 2008 verkocht en klager is van mening dat hij volgens het testament van zijn vader aanspraak kan maken op een gedeelte van de opbrengst.

1.2 Verweerster behartigt sinds mei 2013 de belangen van vier van de erfgenamen (hierna: de cliënten van verweerster). De cliënten van verweerster werden eerder bijgestaan door mr. L.

1.3 De kantonrechter heeft een boedelnotaris aangewezen die een boedelbeschrijving heeft opgesteld. Daarna heeft de rechtbank een externe vereffenaar aangesteld om de nalatenschap vereffend te krijgen. Hangende de vereffening heeft klager een dagvaarding uitgebracht om tot verdeling van de nalatenschap te komen. Datzelfde heeft mr. L namens de cliënten van verweerster gedaan. De twee procedures zijn gevoegd. Alle andere erfgenamen hebben zich ook gesteld. Er zijn over en weer conclusies van antwoord ingediend en er is een comparitie van partijen geweest. De rechtbank heeft een tussenvonnis gewezen. Een eindvonnis is nog niet gewezen, omdat de rechtbank eerst de vereffening wil afwachten.

1.4 Bij brief van 14 december 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster, welke klacht nadien nog is aangevuld.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) argumenten heeft gebruikt die onhoudbaar zijn en feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat die onjuist waren;

b) onzorgvuldig is omgegaan met de belangen van klager;

c) geweigerd heeft klager gegevens te verstrekken over de status en verblijfplaats van mr. L.

3 VERWEER

3.1 Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Klager verwijt verweerster allereerst dat zij argumenten heeft gebruikt die onhoudbaar zijn en feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of had kunnen weten dat deze onjuist waren. Klager heeft dit aldus toegelicht dat verweerster namens haar cliënten de stelling heeft ingenomen dat sprake was van een inbetalinggeving van de vader van klager aan de moeder van klager. De vader van klager had echter geen schuld aan de moeder van klager, zodat er geen grondslag was voor een inbetalinggeving. Daarnaast is voor inbetalinggeving de medewerking van de schuldenaar nodig. De vader van klager is reeds in 1993 overleden, zodat van zijn medewerking geen sprake kan zijn, aldus nog steeds klager.

4.3 Verweerster voert aan dat het aanvoeren van argumenten de essentiële taak is van een advocaat. Een advocaat mag alleen geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Dat is hier niet het geval. Het is klagers goed recht om het niet eens te zijn met de argumenten die verweerster namens haar cliënten naar voren heeft gebracht en via zijn advocaat heeft hij zijn argumenten naar voren gebracht. De civiele rechter heeft daarover reeds geoordeeld. Verweerster mag voorts afgaan op hetgeen haar cliënten haar meedelen en dat heeft zij ook gedaan, aldus nog steeds verweerster.

4.4 De voorzitter is van oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat de door verweerster namens haar cliënten ingenomen stelling met betrekking tot de inbetalinggeving onjuist was en al helemaal niet dat verweerster dat ook wist of had kunnen weten. Ook het klachtdossier biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Daarbij geldt dat, zoals hiervoor in 4.1 reeds is overwogen, de advocaat in beginsel mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat een cliënt hem verschaft en hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan de verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Verweerster heeft voorts terecht aangevoerd dat het verder aan de civiele rechter is om te oordelen over het door haar namens haar cliënten ingenomen standpunt. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij onvoldoende zorgvuldig is omgegaan met zijn belangen. Klager heeft dit aldus toegelicht dat verweerster excessieve bedragen in rekening heeft gebracht, voor onnodige polarisatie tussen familieleden heeft gezorgd, haar cliënten niet op de risico’s heeft gewezen van het innemen van bepaalde stellingnamen, voortborduurt dan wel te weinig afstand heeft genomen van een deskundigenrapport terwijl zij wist dat klager geen beschikking had over de stukken die de deskundigen waren aangeboden, zich heeft laten betalen met gelden die niet tot de nalatenschap van de moeder van klager, maar tot de vader van klager behoorden, geweigerd heeft informatie te verstrekken over de status van de zekerheidsstelling die door de kantonrechter aan haar cliënten is opgelegd en klager in een kwaad daglicht heeft gesteld.

4.6 Verweerster betwist dat zij niet zorgvuldig zou zijn omgegaan met de belangen van klager. Bovendien miskent dit verwijt de rol van een advocaat, namelijk dat die partijdig is en opkomt voor de belangen van zijn cliënt. Verweerster hoeft geen rekening te houden met de belangen van klager als wederpartij, met dien verstande dat zij zich dient te houden aan de in 4.1 weergegeven tuchtrechtelijke grenzen. Dat heeft zij gedaan. Klager heeft voorts nimmer een rekening van verweerster ontvangen, aldus nog steeds verweerster.

4.7 De voorzitter overweegt als volgt. Zoals hiervoor in 4.1 reeds is overwogen, mag de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Dat daarvan in dit geval sprake is, heeft klager onvoldoende onderbouwd en is ook niet gebleken. Voor zover verweerster al excessieve bedragen bij haar cliënten in rekening zou hebben gebracht, hetgeen de voorzitter thans niet kan vaststellen, geldt dat dat klager als zodanig niet regardeert; bovendien heeft verweerster bij klager (uiteraard) niets in rekening gebracht. De wijze waarop haar cliënten haar declaraties betalen kan verweerster voorts niet verweten worden en gaat klager als wederpartij ook niet aan. Dat verweerster voor onnodige polarisatie heeft gezorgd is niet gebleken. Toen verweerster de zaak in 2013 van mr. L overnam was de strijd tussen klager en (een deel van) de overige erfgenamen al jaren aan de gang. Dat verweerster haar cliënten niet heeft gewezen op de risico’s van innemen van bepaalde stellingnamen heeft klager onvoldoende onderbouwd en gaat klager als wederpartij bovendien eveneens niet aan. Hetzelfde geldt voor het voortborduren op een deskundigenrapport. Ook dat heeft klager onvoldoende onderbouwd en bovendien moet ook daarbij in aanmerking worden genomen dat verweerster de advocaat van de wederpartij is. Verweerster behoefde ook de informatie over de zekerheidsstelling niet aan klager te verstrekken. Voor zover verweerster klager querulant heeft genoemd heeft zij ook daarmee de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overschreden. Klachtonderdeel b) is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.8 Klager verwijt verweerster tot slot dat zij heeft geweigerd de gegevens inzake de status en verblijfplaats van mr. L. aan hem te verstrekken. Dit valt verweerster echter niet tuchtrechtelijk te verwijten. Klager heeft ook niet toegelicht op grond waarvan voor verweerster een dergelijke verplichting zou bestaan. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 18 juli 2018.

griffier voorzitter

Bij afwezigheid van mr. S. van Excel is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 18 juli 2018.