ECLI:NL:TADRARL:2018:160 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-958

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:160
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 23-07-2018
Zaaknummer(s): 17-958
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van geschrapte oud-advocaat tegen verweerster, in haar hoedanigheid van (voormalig) lid van de Raad van de Orde, ongegrond. Dat verweerster zich tijdens een kantoorbezoek aan klager (toen nog advocaat) heeft misdragen en onder meer dit tot de schrapping van klager heeft geleid, heeft de raad niet kunnen vaststellen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 16 juli 2018

in de zaak 17-958

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 juni 2017 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerster. De (plaatsvervangend) voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij verwijzingsbeslissing van 3 juli 2017 (met zaaknummer 170193) de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) aangesteld als onderzoeker in dit klachtdossier.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 november 2017 met kenmerk 17-0203/FH/sd, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad 23 april 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De pleitnota van (de gemachtigde van) verweerster is aan het proces-verbaal gehecht.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is tot medio 2017 als advocaat werkzaam geweest in Rotterdam.

2.3    Verweerster is tot 1 september 2017 eveneens werkzaam geweest als advocaat en tot genoemde datum tevens lid geweest van de (thans geheten) Raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de Orde). Verweerster was daarbij verantwoordelijk voor de portefeuille strafrecht.

2.4    Op 26 juni 2014 heeft een kantoorbezoek bij klager plaatsgevonden door de Orde waarbij verweerster en een stafmedewerkster namens de Orde aanwezig waren. Uit de door de Orde opgestelde notitie van het kantoorbezoek volgt onder meer:

“Inleiding

Op 26 juni 2014 bezochten wij het kantoor van [klager] (…).

Wij gaven uitleg omtrent de redenen van het bezoeken het zogenaamde proactieve toezicht. Samengevat is de bedoeling daarvan dat advocaten en de Raad van Toezicht over en weer beter kennis met elkaar maken. Dat informatieoverdracht kan plaatsvinden en dat controle plaatsvindt, waar het de naleving, door advocaten, van de Verordeningen/regelgeving betreft. In dat kader dient ook daadwerkelijk plaats te zijn voor controle, in die zin dat de advocaat in kwestie niet alleen vertelt hoe hij zijn kantoororganisatie runt, maar ook dat de Raad van Toezicht daadwerkelijk toetst of aan de regelgeving wordt voldaan. (…)

Vakbekwaamheid

Wij hebben [klager] het signaal van de rechtbank, sector familierecht, voorgelegd dat de kwaliteit van de rechtsbijstand door [klager] te wensen over laat. De rechtbank heeft het idee dat de kennis op het gebied van familierecht bij [klager] onvoldoende is. (…)”

2.5    Op grond van de bevindingen van de Orde is aan klager een aantal aanbevelingen gedaan ter verbetering van zijn praktijkuitoefening.

2.6    Nadien hebben nog twee kantoorbezoeken plaatsgevonden.

2.7    Op 18 januari 2016 heeft de deken een bespreking gehad met klager en aangekondigd een dekenbezwaar te zullen indienen, zoals daarna ook is gebeurd.

2.8    Bij beslissing van 22 augustus 2016 heeft de Raad van Discipline Den Haag de dekenklacht jegens klager gegrond geoordeeld en is klager de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd.

2.9    Klager heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline. In opdracht van het Hof van Discipline heeft op 31 januari 2017 wederom een kantoorbezoek bij klager plaatsgevonden door de deken en onder meer verweerster. De deken heeft over de bevindingen tijdens dit kantoorbezoek gerapporteerd bij brief van 27 januari 2017 waarna het Hof van Discipline de beslissing van de Raad van Discipline Den Haag heeft bekrachtigd.

2.10    Medio 2017 is verweerder van het tableau geschrapt.

2.11    Bij brief van 9 juni 2017 heeft klager een klacht ingediend over verweerster bij de het Hof van Discipline.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk lid van de Raad van de Orde van Advocaten betaamt.

Toelichting

3.2    Verweerster heeft meteen aan het begin van het kantoorbezoek op 26 juni 2014 gezegd dat zij een “verpletterend rapport” over klager zou opstellen en dat zij op grond van een ‘signaal’ van de rechtbank het kantooronderzoek heeft uitgevoerd. Dit was voordat zij een dossier had ingekeken en de betreffende formulieren had ingevuld. Op de vraag van klager van welke rechter en in welke zaak het signaal afkomstig was, heeft klager van de Orde geen antwoord gekregen. Het druist tegen alle regels in om meteen een kantoorbezoek af te leggen zonder de advocaat daarvan in kennis te stellen en zijn mening daarover te hebben gehoord.

3.3    Bij het latere kantoorbezoek (in opdracht van het Hof van Discipline) op 31 januari 2017 heeft verweerster 27 dossiers van kaft tot kaft bestudeerd en alles genoteerd. Op grond daarvan heeft verweerster bewust en met opzet een onjuist rapport opgesteld. Verweerster wist of kon weten dat het bewust opstellen van een onjuist rapport tot schrapping van klager zou leiden. Verweerster heeft bovendien niet overlegd over dit rapport met de advocaat van klager, mr. S. Verweerster heeft het Hof van Discipline misleid. Verweerster heeft gehandeld in strijd met nationale en internationale regelgeving en zich onder meer schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en meineed.

4    VERWEER

4.1    Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

4.2    Bij brief van 14 april 2014 heeft de Orde klager bericht dat op 26 juni 2014 een kantoorbezoek zou plaatsvinden. Verweerster betwist dat zij heeft gemeld een “verpletterend rapport” over klager te zullen opstellen. Voor noch na het kantoorbezoek heeft verweerster zich op die wijze tegenover klager uitgelaten. Het kantoorbezoek vond plaats in het kader van de zogenaamde 10% steekproef (ad random controle van de praktijkvoering). De Orde en/of verweerster waren niet gehouden om klager vóór het kantoorbezoek uit te nodigen voor een gesprek op het ordebureau. Dat is niet gangbaar en ook niet in lijn met het doel van de genoemde steekproef. Kort voor het bezoek waren signalen uit de rechterlijke macht ontvangen over de kwaliteit van het werk van klager in personen- en familierechtzaken. Omdat de aanleiding van het bezoek niet een specifieke klacht van een rechter was, was er geen reden voor verweerster om klager te vertellen van welke rechter het signaal afkomstig was. De signalen van de rechtbank zijn bij het bezoek wel ter sprake gebracht.

4.3    Het kantoorbezoek op 31 januari 2017 vond plaats in opdracht van het Hof van Discipline. Verweerster heeft samen met een collega-lid van de Orde aantekeningen gemaakt. Niet verweerster maar haar collega heeft het rapport opgesteld. Klager is over de brief van 27 februari 2017 gehoord door het Hof van Discipline en dus in de gelegenheid gesteld om zijn visie kenbaar te maken. Het oordeel over die brief is aan het Hof van Discipline geweest. Klager heeft niet onderbouwd welke onjuistheden er in de brief staan. Het Hof van Discipline heeft niet enkel tot schrapping geoordeeld op basis van de kantoorbezoeken in juni 2014 en januari 2017 maar heeft daaraan het volledige klachtdossier ten grondslag gelegd. Klager miskent de gronden die tot zijn schrapping hebben geleid.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt allereerst vast dat de klacht ziet op het handelen van verweerster in haar hoedanigheid van (voormalig) lid van de Raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is het uitgangspunt dat het advocatentuchtrecht blijft gelden voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad zal het handelen van verweerster naar deze maatstaf beoordelen.

5.2    De uitnodiging voor het (eerste) kantoorbezoek op 26 juni 2014 waaraan verweerster heeft gerefereerd, bevindt zich niet in het dossier. De raad heeft dus niet kunnen vaststellen of in die brief is aangekondigd dat sprake was van een ‘ad random’ kantoorbezoek. Uit de notitie van het kantoorbezoek (die zich wel in het dossier bevindt) volgt echter genoegzaam dat het kantoorbezoek in beginsel heeft plaats gevonden in het kader van een steekproef. Immers, uit de inleiding van die notitie volgt dat uitleg is gegeven over de reden van het bezoek en – zo begrijpt de raad: in het verlengde daarvan – het proactieve toezicht door de Orde. De raad heeft dus niet kunnen vaststellen dat het signaal uit de rechtspraak over het (dis)functioneren van verweerder de enige en directe aanleiding voor het kantoorbezoek is geweest, laat staan dat verweerster dit aan klager zou hebben gemeld, zoals zij ook expliciet heeft betwist. Verweerster kan evenmin worden verweten dat zij de naam van de rechter(s), die het signaal had(den) afgegeven, niet heeft genoemd. Daartoe was verweerster niet gehouden omdat, zoals gezegd, niet deze signalen, maar een steekproef aanleiding voor het kantoorbezoek was. Dat de signalen uit de rechtspraak kort voor het bezoek door de Orde zijn ontvangen, doet daaraan niet af.

5.3    Dat verweerster klager tijdens het kantoorbezoek heeft medegedeeld een ‘verpletterend rapport’ over klager te zullen opstellen, volgt nergens uit en is onvoldoende onderbouwd. Datzelfde geldt voor het verwijt dat verweerster bewust en met opzet een onjuist rapport over klager heeft opgesteld na het kantoorbezoek van 31 januari 2017. Niet is komen vast te staan 1) dat verweerster het rapport heeft opgesteld en 2) dat hierin onjuistheden staan, laat staan 3) dat deze onjuistheden er bewust en met opzet zijn ingezet met als enige doel om klager van het tableau te laten schrappen. Bovendien heeft klager niet weersproken dat hij door het Hof van Discipline in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over het rapport van 27 februari 2017. Dat klager het gevoel heeft gehad dat hij door of bij het Hof van Discipline onvoldoende is gehoord, kan zo zijn, maar dat kan verweerster uiteraard niet worden verweten.

5.4    Niet valt in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, A.D.G. Bakker, K.F. Leenhouts, H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden 16 juli 2018