ECLI:NL:TADRARL:2018:158 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-859

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:158
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 16-07-2018
Zaaknummer(s): 17-859
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet. Niet gebleken van de schending van het hoor en wederhoorprincipe. Evenmin was de voorzitter gehouden om de door klager genoemde nadere stukken op te vragen en te beoordelen alvorens tot een beslissing te kunnen komen. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 16 juli 2018

in de zaak 17-859

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline van18 december 2017 op de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 maart 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 oktober 2017 met kenmerk 17-0075/FH/sd, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 18 december 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 december 2017 is verzonden aan klager.

1.4    Bij e-mail van 10 januari 2018, bij de raad binnengekomen op dezelfde dag (digitaal), heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 10 januari 2018. De raad heeft eveneens kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerder van 6 april 2018, door de raad ontvangen op 9 april 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op, behoudens hetgeen de voorzitter in 1.2 heeft geciteerd uit de brief van Kifid aan de cliënten van klager van 22 maart 2016. Zie daarover hierna meer (onder 3.1, verzetgrond d).

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    de voorzitter heeft geen hoor en wederhoor toegepast en klager later niet alsnog in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken te sturen;

b)    de voorzitter heeft geen getuigenis gevraagd van de gedupeerde familie T.;

c)    de voorzitter heeft klager niet om een doktersverklaring gevraagd;

d)    de voorzitter heeft de uitsluiting van klager bij het Kifid onder 1.2 geponeerd als kennelijk essentieel feit terwijl dit inhoudelijk niets te maken heeft met de initiële tuchtklacht;

e)    de voorzitter heeft in zijn beslissing geen rekening gehouden met de uitvoerige repliek van klager, met daarin deels ook aanvullende tuchtklachten.

3.2    Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Daartoe is van belang dat artikel 46j Advocatenwet de voorzitter van de raad de bevoegdheid geeft om op een klacht bij voorzittersbeslissing (dus zonder zitting) te beslissen. De voorzitter heeft zich kennelijk voldoende geïnformeerd geacht op basis van het voorliggende klachtdossier, waarvan ook de repliek van klager deel uitmaakt. Dat de voorzitter gehouden was om de door klager genoemde nadere stukken op te vragen en te beoordelen alvorens tot een beslissing te kunnen komen, is de raad niet gebleken. Daarnaast heeft de voorzitter onder de feiten (in 1.2) geciteerd uit een brief van het Kifid. Klager heeft het bestaan van deze brief niet betwist. Kennelijk heeft de voorzitter deze brief (voldoende) relevant geacht voor de uiteindelijke beoordeling van de klacht. Niet valt in te zien dat en waarom de voorzitter dit achterwege had moeten laten.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, A.D.G. Bakker, K.F. Leenhouts, H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.

Griffier                                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 16 juli 2018.