ECLI:NL:TADRARL:2018:146 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-167

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:146
Datum uitspraak: 27-06-2018
Datum publicatie: 27-06-2018
Zaaknummer(s): 18-167
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Met de stelling dat verweerder niet constructief heeft gehandeld miskent klager dat verweerder als advocaat van de wederpartij niet de belangen van klager maar die van zijn cliënte dient te behartigen. Geen sprake van een onnodig grievende e-mail door verweerder, ook al had hij zich voorzichtiger kunnen uitlaten.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 juni 2018

in de zaak 18-167

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 23 februari 2018 met kenmerk 17-0174/AS/sd, door de raad op diezeflde dag ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 In 2016 heeft klager een advocaat ingeschakeld om het contact met zijn 15-jarige dochter te herstellen en om informatie over zijn dochter te verkrijgen. Klager is eerst bijgestaan door mr. B. en later door mr. F.

1.2 Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan.

1.3 Op enig moment heeft verweerder namens zijn cliënte betaling van achterstallige kinderalimentatie (na indexering) van klager gevorderd.

1.4 In zijn e-mail van 7 maart 2017 aan de advocaat van klager heeft verweerder een reactie opgenomen van zijn cliënte op de wens van klager om het contact met zijn dochter te herstellen. Verweerder heeft daarnaast zelf nog benadrukt dat zijn cliënte recht heeft op achterstallige alimentatie.

1.5 Bij brief van 27 maart 2017 heeft de advocaat van klager gemeld dat klager het betreurt dat verweerder zijn cliënte heeft laten reageren omdat door haar niet zakelijk en juridisch zou zijn ingegaan op diverse zaken en omdat zij zich onnodig grievend jegens klager zou hebben uitgelaten: “Cliënt kan hier werkelijk niets mee.”

1.6 Bij e-mail van 31 maart 2017 heeft verweerder aan de advocaat van klager bericht:

“Dat uw cliënt niets kan met de reactie van mijn cliënte schetst natuurlijk zijn gebrek om zich in te leven in de gevoelens van zijn dochter en is daarmee de belangrijkste reden waarom de relatie met zijn dochter is verstoord c.q. waarom deze niet gewoon door hem wordt hersteld. Dat is pijnlijk maar blijkbaar is hij niet in staat dat te veranderen. Dat is niet onnodig kwetsend maar moet wel gezegd worden. Ik heb ook met uw voorganger keer op keer besproken en geadviseerd dat hij het oplost met zijn dochter en hij weigert dat eenvoudig.”

1.7 Namens klager is nadien bericht dat de achterstallige alimentatie zal worden voldaan. Het namens klager gedane voorstel om dit bedrag in maandelijkse termijnen te voldoen heeft verweerder bij e-mail van 1 juni 2017 afgewezen en dat bij niet tijdige betaling de deurwaarder wordt ingezet.

1.8 Bij brief van 14 juni 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) niet constructief te handelen;

b) niet te communiceren;

c) te weigeren op verzoeken in te gaan;

d) niet bereid te zijn tot compromissen te komen;

e) te dreigen met buitenproportionele maatregelen;

f) een e-mail van zijn cliënte door te sturen;

g) onnodig kwetsend te zijn in zijn e-mailbericht van 31 maart 2017.

Toelichting

2.2 Omdat communicatie met de ex-echtgenote niet mogelijk was, heeft klager een advocaat ingeschakeld om zo doeltreffend en constructief mogelijk tot bepaalde afspraken te kunnen komen. Het frustreert klager dat hij inmiddels een flink bedrag aan advocaatkosten verder is maar nog niets heeft bereikt. Klager is bereid de achterstallige indexering aan kinderalimentatie te betalen maar zijn financiële situatie maakt dat een betaling in maandelijkse termijnen voor klager de enige manier is. Verweerder wil echter nergens van weten en in plaats van constructieve afspraken te maken, heeft hij meermaals en buitenproportioneel gedreigd met de inschakeling van een deurwaarder. In zijn e-mail van 31 maart 2017 heeft verweerder als niet afgestudeerd psycholoog een reactie gegeven over de bij klager al dan niet aanwezige eigenschappen. Klager heeft dit als onnodig kwetsend en niet constructief ervaren. Daarnaast heeft verweerder om financiële stukken van klager gevraagd terwijl verweerder het kennelijk niet nodig vindt om de meermaals door klager opgevraagde financiële stukken van zijn cliënte toe te sturen.

3 VERWEER

3.1 Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. De juridische benadering die klager (en zijn advocaat) heeft gekozen, is niet de juiste weg om tot het herstel van het contact met de dochter te komen. De dochter wil wel contact maar alleen als klager via Whatsapp het initiatief neemt en zonder het stellen van voorwaarden. Verweerder mocht namens zijn cliënte klager verzoeken om de achterstallige indexering te voldoen. Ook stond het verweerder vrij om aan te kondigen dat een deurwaarder zou worden ingeschakeld als klager in gebreke zou blijven. Ook de mededeling dat zijn cliënte niet akkoord gaat met een afbetalingsregeling - zoals door klager gewenst - is niet klachtwaardig of buitenproportioneel. Verweerder heeft zich gebaseerd op informatie die hij van zijn cliënte heeft ontvangen. Het is niet zijn taak om deze informatie op juistheid te onderzoeken. Bovendien zal verweerder niet zelf de deurwaarder of het LBIO inschakelen. Verweerder heeft zijn cliënte op deze mogelijkheid gewezen en daarbij aangegeven dat zij dit zelf kan doen. Verweerder heeft de belangen van zijn cliënte behartigd en is daarom partijdig. Dat zal soms inhouden dat verweerder iets heeft gedaan wat klager niet wil. Verweerder heeft laten weten de door klager gewenste informatie te zullen verstrekken als klager ook met financiële informatie komt en de achterstallige alimentatie heeft betaald. Klager is daartoe niet bereid gebleken.

4 BEOORDELING

4.1 Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Dat verweerder in de ogen van klager niet constructief heeft gehandeld (klachtonderdeel a) kan zo zijn maar klager miskent daarbij dat verweerder als advocaat van de wederpartij niet de belangen van klager maar die van zijn cliënte dient te behartigen. Verweerder heeft helder gemaakt hoe zijn cliënte tegen de kwestie en de wens van klager aankeek en kennelijk verenigt dat zich niet, of onvoldoende, met hetgeen klager heeft nagestreefd. Dit is echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Datzelfde geldt voor de verwijten van klager dat verweerder heeft geweigerd om op verzoeken van klager in te gaan (klachtonderdeel c) en dat hij niet bereid zou zijn tot het sluiten van compromissen (klachtonderdeel d). Als advocaat van de wederpartij had verweerder de vrijheid om hierin – enkel - de wensen van zijn cliënte te volgen en was hij dus niet gehouden om klager meer tegemoet te komen dan hij nu heeft gedaan. In dat kader stond het verweerder dan ook vrij om namens zijn cliënte afwijzend op het door klager gedane betalingsvoorstel te reageren. Daarover kan klager zich niet beklagen.

4.3 Evenmin kan worden gezegd dat verweerder op buitenproportionele wijze heeft gedreigd met de inschakeling van een deurwaarder (klachtonderdeel e). Uit het klachtdossier volgt dat verweerder richting klager heeft gemeld dat bij niet betaling van de achterstallige alimentatie de zaak ‘naar de deurwaarder gaat’. Met deze mededeling(en) heeft verweerder kennelijk de druk richting klager opgevoerd om betaling te verkrijgen. Dit stond verweerder als advocaat van de wederpartij vrij. Niet gesteld of gebleken is dat verweerder hiermee de grenzen van de hem toekomende ruime vrijheid heeft overschreden of nodeloos heeft gedreigd met het treffen van rechtsmaatregelen. Of verweerder een en ander van tevoren met zijn cliënte heeft besproken of overlegd gaat klager (als niet-cliënt van verweerder) niets aan en kan in het midden blijven.

4.4 Dat verweerder niet heeft gecommuniceerd (klachtonderdeel b) kan niet worden gezegd. Volgens het klachtdossier heeft de nodige correspondentie met (de advocaat van) klager plaatsgevonden. Dat verweerder daarbij niet de gewenste antwoorden heeft gegeven zoals klager heeft gesteld, is onvoldoende om tot een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen komen. Bovendien is verweerder niet gehouden om door klager verzochte informatie zonder meer te verstrekken.

4.5 Niet valt in te zien dat en waarom het verweerder niet vrijstond om een reactie van zijn cliënte integraal aan de advocaat van klager door te sturen (klachtonderdeel f). Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar en er is geen regel die dat verbiedt. Bovendien heeft verweerder de bewuste e-mail op een zakelijke en juridische wijze afgesloten waardoor niet enkel de reactie van de cliënte van verweerder relevant was.

4.6 Dat verweerder zich in zijn e-mail van 31 maart 2017 onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten (klachtonderdeel g), heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. Verweerder had wellicht iets voorzichtiger kunnen communiceren maar in een juridisch geschil, waar standpunten soms lijnrecht tegenover elkaar staan, hebben partijen het een en ander van elkaar – en diens advocaten – te dulden. Niet kan worden gezegd dat verweerder met zijn opmerkingen in de bewuste e-mail over de scheef is gegaan.

4.7 De voorzitter oordeelt de klacht op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 27 juni 2018.

griffier voorzitter

Verzonden d.d. 27 juni 2018