ECLI:NL:TADRARL:2018:144 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-163
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:144 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-06-2018 |
Datum publicatie: | 26-06-2018 |
Zaaknummer(s): | 18-163 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing: de voorzitter oordeelt alle klachtonderdelen van klager tegen verweerster kennelijk ongegrond. Verweerster heeft op zorgvuldige wijze gehandeld in het alimentatiegeschil tussen klager en zijn ex-partner en heeft daarbij de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet overschreden. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 juni 2018
in de zaak 18-163
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 februari 2018 met kenmerk 17-0115/FH/sd, door de raad ontvangen op dezelfde datum (digitaal), en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager is in een geschil verwikkeld geraakt met zijn ex-echtgenote over afspraken over (de meerkosten rondom) de kinderalimentatie. Sinds medio 2015 heeft verweerster daarbij de ex-echtgenote van klager bijgestaan. Klager heeft zich daarbij ook door een advocaat laten bijstaan.
1.2 Nadat een regeling in der minne tussen partijen niet tot de mogelijkheden behoorde, heeft klager omstreeks maart 2016 zijn advocaat opdracht gegeven om het dossier te sluiten.
1.3 In overleg met verweerster heeft haar cliënte daarna op 24 maart 2016 rechtstreeks een e-mail aan klager gestuurd met een voorstel om tot een regeling te komen, waarna correspondentie tussen partijen onderling heeft plaatsgevonden.
1.4 Per e-mail van 20 april 2016 heeft klager aan zijn ex-echtgenote laten weten niet tot een oplossing met haar te kunnen komen.
1.5 Op 16 juni 2016 heeft verweerster namens haar cliënte een verzoekschrift tot wijziging/vaststelling kinderalimentatie ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Klager heeft daarop verweer gevoerd, daarin bijgestaan door zijn advocaat mr. H.
1.6 Bij beschikking van 17 februari 2017 heeft de rechtbank onder meer de hoogte van de door klager te betalen kinderalimentatie vastgesteld, alsmede een verdeelsleutel voor de extra kosten van de kinderen bepaald.
1.7 Bij brief van 17 april 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) onzorgvuldig te handelen en klager daarbij te intimideren en chanteren.
Toelichting:
Deze verwijten blijken uit:
i. het feit dat klager een brief met dagtekening 8 juni 2015 pas op 17 juni 2015 heeft ontvangen, waardoor de daarin genoemde betalingstermijn van een week al was verstreken, waardoor klager erg is geschrokken door de ook al aangekondigde rechtsmaatregelen;
ii. het feit dat verweerster in haar e-mail van 24 juni 2015 schrijft dat zij pas de inkomensgegevens van haar cliënte aanlevert zodra klager met het voorstel instemt en tot betaling overgaat, hetgeen geenszins een eerlijke gang van zaken was;
iii. het feit dat op het voorstel van klager in zijn brief van 24 december 2015 in rood een reactie is bijgeschreven, die rechtstreeks afkomstig was van haar cliënte en daardoor niet professioneel;
iv. de zeer warrige brief met veel fouten van verweerster van 9 februari 2016, die voor klager niet te begrijpen was en was voorzien met allerlei voorbeelden uit de jurisprudentie die door klager als poging tot intimidatie is ervaren;
v. het feit dat zij structureel reactietermijnen van de advocaat van klager niet in acht nam en dat ook toegaf, wat klager veel geld heeft gekost;
vi. het feit dat zij onvolledige informatie in het verzoekschrift van juli 2016 heeft opgenomen, door geen inkomensgegevens over 2015 daarin op te nemen;
vii. het feit dat zij klager in het ongewisse laat over de vraag of zijn inmiddels 18 jarige zoon in de procedure op basis van een machtiging is betrokken of niet;
viii. het feit dat zij herhaaldelijk stellingen en de grondslag van het verzoek van haar cliënte in diverse correspondentie, het verzoekschrift en tijdens de rechtszitting wijzigt.
b) van meet af aan geen of onvoldoende onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van klager;
c) onjuiste of onduidelijke gegevens te verstrekken aan of relevante informatie te verzwijgen voor klager en de rechter, onder meer over:
- de verhoging van het kindgebonden budget en klager daarover onjuist te informeren,
- de inkomensgegevens van haar cliënte,
- de financiële stukken van klager,
- fouten in de draagkrachtberekeningen.
d) in het voortraject een volkomen onrealistisch voorstel aan klager te doen met foutieve informatie van haar cliënte, dat nooit tot een overeenkomst tussen partijen kon leiden;
e) niet een regeling in der minne na te streven, maar een conflict en daarmee eigen financieel gewin voorop stellen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster stelt voorop dat haar cliënte nog heeft geprobeerd om tot een minnelijke regeling met klager te komen, nadat hij zijn advocaat opdracht had gegeven om het dossier te sluiten. Dat is niet gelukt. Toen klager daarna de gemaakte alimentatieafspraken niet meer nakwam en niet meer wilde communiceren met cliënte, heeft haar cliënte de opdracht gegeven om een alimentatieprocedure tegen klager te starten, aldus verweerster. Zij betwist op enigerlei wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager het hebben gehandeld en voert daartoe onder meer het volgende verweer.
Ad klachtonderdeel a)
3.2 Dat de bedoelde sommatiebrief te laat is bezorgd, was het gevolg van problemen bij de koerier. Omdat volgens haar cliënte de inkomensgegevens nauwelijks waren gewijzigd, waren nieuwe berekeningen voor de oude situatie niet noodzakelijk, zoals ook uitgebreid aan klager is uitgelegd in de sommatiebrief van 17 juni 2015. Voor de toekomstige situatie waren de inkomensgegevens van klager wel nodig, zodat hem daarom is verzocht. Financiële gegevens van haar cliënte, die zelfstandig ondernemer is, konden dikwijls pas halverwege het jaar worden opgesteld. Verweerster heeft zich bij indiening ervan in de procedure altijd aan het procesreglement gehouden. Met verwijzen naar een eerdere reactie van de andere advocaat is niks mis, terwijl de advocaat van klager dat zelf ook deed. Voor zover haar brief te juridisch voor klager was, dan had hij daarvoor de deskundige bijstand van een advocaat die hem uitleg kon geven. Zij betwist dat er termijnen door haar zijn overtreden. Haar cliënte wilde dat de procedure voorspoedig zou verlopen en tegen die achtergrond heeft verweerster diverse voorstellen gedaan om tot een regeling te komen met klager, waaronder bij brief van 9 februari 2016. Al voor de zitting was bekend dat voor het jong-meerderjarige kind van partijen geen machtiging was afgegeven. Dat was een bewuste keuze van haar cliënte. Daarbij merkt verweerster op dat klager er zelf voor had kunnen kiezen om alsnog een machtiging in de procedure over te leggen van de zoon, maar dat heeft hij niet gedaan. Op juridisch juiste wijze heeft verweerster in nauw overleg met haar cliënte in de procedure de standpunten ingenomen zoals zij dat heeft gedaan. Daarover is uitgebreid gesproken tijdens de zitting in aanwezigheid van de advocaten. Klager heeft volgens verweerster bovendien in de procedure ineens een ander standpunt ingenomen dan in het daaraan voorafgaande onderhandelingstraject, zodat verweerster daarop namens haar cliënte mocht en diende te reageren.
3.3 Bij de behartiging van de belangen van haar cliënte heeft verweerster dan ook niet onzorgvuldig gehandeld en daarbij de belangen van klager meegewogen, zonder dat daarbij van chantage of intimidatie van klager sprake is geweest. Procederen kost tijd en geld. Dat haar cliënte die procedure als ‘ultiem pestmiddel’ gebruikte tegen klager, betwist verweerster ten stelligste, omdat klager zijn eigen aandeel hierin niet ziet. Klager misbruikt het klachtrecht om zijn eigen maatschappelijke onvrede aan de orde te stellen. Daarvoor is het niet bedoeld.
Ad klachtonderdeel b)
3.4 Volgens verweerster is de sommatiebrief aan klager opgesteld op basis van informatie uit de tussen partijen gemaakte afspraken en is klager uitgenodigd voor telefonisch contact of een gesprek. Daarop is klager niet ingegaan.
Ad klachtonderdeel c)
3.5 Verweerster ontkent dat zij informatie heeft verzwegen of (bewust) foutieve informatie heeft gebruikt in correspondentie of andere stukken. Dat het kindgebonden budget per 1 januari 2015 werd verhoogd, was een feit van algemene bekendheid en had klager, dan wel zijn advocaat, kunnen weten. In de procedure tegen klager heeft zij een bepaald standpunt ingenomen, waarover door de rechter is beslist. Verweerster acht het niet juist om in te gaan op hetgeen tijdens de onderhandelingen en in de procedure is besproken en gesteld. De beschikking van de rechtbank kan ten uitvoer worden gelegd. Zij betwist daarover welke toezeggingen dan ook jegens klager te hebben gedaan.
Ad klachtonderdeel d)
3.6 Verweerster heeft haar alimentatieberekeningen gebaseerd op de toen geldende Tremanormen en daarbij niet klakkeloos het advies van haar cliënte gevolgd. Het was de keuze van klager om daarop te reageren. Dat klager zonder geldige reden de onderhandelingen abrupt heeft beëindigd, kan haar niet worden verweten.
Ad klachtonderdeel e)
3.7 Volgens verweerster hebben partijen onderling al vanaf 2014 onderhandeld, eerst via een mediationtraject wat zonder resultaat bleef. Nadat verdere onderhandelingen tussen partijen niet tot een oplossing leidden en klager zijn afspraken niet meer nakwam, zag haar cliënte zich genoodzaakt om een procedure tegen klager te starten. Onder die omstandigheden kan het voor verweerster niet worden verweten dat zij niet alsnog uitputtend heeft onderzocht of een regeling in der minne kon worden bereikt met klager.
4 BEOORDELING
4.1 Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdelen a), c) en d)
4.2 Gelet op de samenhang zal de voorzitter deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.
4.3 De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerster de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De sommatiebrief van verweerster is als gevolg van problemen met de koerier kennelijk pas na de reactietermijn door klager ontvangen. Dat klager daarna meteen contact met verweerster heeft opgenomen om daarvan melding te maken of dat hij daardoor anderszins in zijn belangen is geschaad, is gesteld noch gebleken. Het stond verweerster, als partijdig advocaat van haar cliënte, vrij om voorstellen aan klager en zijn advocaat te doen zoals zij dat heeft gedaan. Dat daarbij sprake is geweest van chantage of intimidatie van klager is de voorzitter, op basis van het klachtdossier en gelet op het verweer van verweerster dat zij uitgaat van een totaal andere lezing van de toonzetting van haar correspondentie dan klager, niet gebleken.
4.4 Volgens vaste jurisprudentie geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster de door haar cliënte verstrekte informatie en opmerkingen in correspondentie en processtukken dan ook gebruiken jegens klager en de rechter. Voor zover de (voorstellen in de) correspondentie of processtukken voor klager onduidelijk waren, had het op zijn weg gelegen om daarover informatie in te winnen, al dan niet bij verweerster. Ook daaruit leidt de voorzitter niet af dat verweerster klager daarmee heeft willen intimideren of chanteren. De juistheid van het verdere verwijt dat verweerster structureel reactietermijnen jegens de advocaat van klager heeft overschreden kan de voorzitter, tegenover de betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen.
4.5 Een regeling in der minne tussen partijen was kennelijk niet mogelijk. Dat de rechtbank uiteindelijk tot een conclusie is gekomen die klager zelf al eerder min of meer had getrokken, betekent echter niet dat er door verweerster ten onrechte is geprocedeerd of alleen met het doel om klager ‘geld uit de zak te kloppen’.
4.6 Naar het oordeel van de voorzitter zijn klagers overige verwijten door verweerster afdoende weerlegd. Daarbij stelt de voorzitter voorts vast dat veel van de argumenten die door klager gebruikt zijn ook in de alimentatieprocedure aan de orde zijn gekomen. Dat is de plaats waar die discussie zich ook hoort af te spelen. Voor zover onvoldoende, onjuiste of te late (financiële) gegevens door een partij in een procedure worden overgelegd, dan is het aan de rechter om daarover te oordelen. Niet valt in te zien in hoeverre het innemen in een procedure van een ander standpunt door verweerster dan in het voorgaande minnelijke traject klachtwaardig kan zijn, temeer daar klager zelf kennelijk ook zijn standpunt heeft gewijzigd. Ook daarover dient de civiele rechter te oordelen; niet de tuchtrechter. Dat verweerster de (tuchtrechtelijke) vrijheid die haar daarbij toekomt, op enige wijze heeft overschreden, is de voorzitter niet gebleken; daartoe is door klager onvoldoende gesteld.
4.7 Gelet op het voorgaande acht de voorzitter klachtonderdelen a), c) en d) kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.8 De juistheid van het verwijt dat verweerster geen onderzoek heeft gedaan naar de situatie van klager en daarmee ook geen rekening heeft gehouden, is, daargelaten de vraag of dat zonder meer klachtwaardig is, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet komen vast te staan. Nu een feitelijke grondslag ontbreekt, zal de voorzitter klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond oordelen.
Ad klachtonderdeel e)
4.9 Een advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.10 Dat verweerster in de door haar geschetste omstandigheden vrij snel over is gegaan tot het starten van een procedure tegen klager, kan haar naar het oordeel van de voorzitter niet tuchtrechtelijk worden verweten. Dat verweerster door deze handelwijze de belangen van klager onevenredig heeft geschaad, is de voorzitter ook niet gebleken. Daartoe heeft klager onvoldoende gesteld. Het verdere verwijt van klager dat verweerster er belang bij had om een procedure te laten voortduren, is onvoldoende onderbouwd.
4.11 Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de voorzitter van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster jegens klager dan ook geen sprake. Daarom zal de voorzitter ook klachtonderdeel e) kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 6 juni 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 6 juni 2018.