ECLI:NL:TADRARL:2017:85 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-990

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:85
Datum uitspraak: 08-05-2017
Datum publicatie: 06-06-2017
Zaaknummer(s): 16-990
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Affectieve relatie van de verwerend advocaat met de dochter van zijn cliënte. Door in een familiegeschil van zijn cliënte met haar zus voor zijn ‘schoonmoeder’ op te treden heeft de advocaat naar het oordeel van de raad in de geschetste omstandigheden niet in strijd gehandeld met de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit ex art. 10a Aw. Evenmin was sprake van een belangenconflict ex gedragsregel 7.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 8 mei 2017

in de zaak 16-990

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 12 mei 2016, ontvangen op 18 mei 2016, heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 20 oktober 2016 met kenmerk 16-0131/AF/SD, door de raad ontvangen op 24 oktober 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2017 in aanwezigheid van verweerder, bijgestaan door mr. [K], advocaat in [plaats]. Klaagster is met kennisgeving vooraf niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster en haar zus zijn in diverse procedures verwikkeld over de wijze waarop en door wie de onderbewindstelling en het mentorschap van hun moeder, hierna verder: oma, geregeld moet worden.

2.2    Verweerder behartigt de belangen van de zus van klaagster. Hij heeft een affectieve relatie met de dochter van zijn cliënte.

2.3    Bij beslissing van [….] 2015 heeft de kantonrechter een externe stichting benoemd tot bewindvoerder over de goederen van oma. Verweerder heeft hiertegen namens zijn cliënte hoger beroep ingesteld. Bij arrest van [….] 2016 heeft het gerechtshof de cliënte van verweerder alsnog tot bewindvoerder benoemd over de goederen van oma.

2.4    Daarnaast heeft verweerder namens zijn cliënte hoger beroep ingesteld inzake het mentorschap van oma. De mondelinge behandeling heeft op [….] 2016 bij het gerechtshof plaatsgevonden. Het gerechtshof heeft het verzoek van zijn cliënte om haar tot mentor over oma te benoemen, afgewezen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zoals ter zitting van de raad voorgehouden aan verweerder en als juist omschreven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    op te treden voor zijn cliënte terwijl hij in nauwe betrekking staat tot de familie door zijn relatie met de dochter van zijn cliënte, waardoor de onderlinge familieverhoudingen zijn gepolariseerd en daar financieel voordeel bij te hebben;

b)    zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling;

c)    de in de procedure betrokken partij, oma, zowel voorafgaand aan de zitting bij het gerechtshof te [plaats] en op andere momenten negatief te beïnvloeden en oma daarbij te dwingen tot het doen van uitlatingen, ten nadele van klaagster;

d)    in de procedure welbewust onjuiste feiten te stellen en zich onnodig grievend uit te laten over klaagster.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder betwist dat er (gedrags)regels zijn die hem verbieden om de belangen van  de moeder van zijn vriendin in juridische procedures te behartigen. Door zijn optreden voor zijn cliënte is zijn onafhankelijkheid als advocaat nimmer in het geding gekomen. Evenmin zijn de familieverhoudingen door zijn toedoen verslechterd. Van enig persoonlijk (financieel) belang is geen sprake geweest, aldus verweerder.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Volgens verweerder is van belangenverstrengeling geen sprake geweest en zal dat in de toekomst ook niet zo zijn. Hij heeft nimmer als advocaat opgetreden voor klaagster; zij is in de procedures betreffende oma betrokken geweest als belanghebbende. Als professioneel advocaat staat voor hem het belang van zijn cliënte om de persoonlijke en financiële belangen van oma zo goed mogelijk te behartigen, voorop. Daarbij acht verweerder het bovendien niet aannemelijk dat zijn cliënte een geschil met oma zal krijgen.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Verweerder betwist dat hij oma thuis of op enig ander moment zou hebben gesproken en gedwongen om bepaalde uitspraken te doen in het belang van zijn cliënte of oma hebben geïnstrueerd net voor de zitting op [….] 2016 bij het gerechtshof. Het enige wat hij toen heeft gedaan is oma begroeten nadat zij de zittingszaal was binnengekomen.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    In de procedures mocht hij als partijdig advocaat de feiten aanvoeren, zoals van zijn cliënte gekregen, en de stellingen poneren zoals hij dat heeft gedaan in het belang van zijn cliënte. Hij betwist dat sprake was van bewust onjuiste feiten of van grievende uitlatingen jegens klaagster. Dat is ook weerlegd door de uitspraak van het gerechtshof. Van enige benadeling van klaagster is geen sprake geweest.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    De raad stelt voorop dat een advocaat die zich gedraagt zoals een behoorlijk advocaat betaamt, zich dient te houden aan de kernwaarden voor de advocatuur, die zijn vastgelegd in art. 10a Advocatenwet. In dit geval zijn volgens klaagster met name de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit in het geding. Die kernwaarden brengen onder meer mee dat een advocaat onafhankelijk, ook van zijn cliënt, en alleen in diens belang zonder dat hij een persoonlijk belang heeft, dient op te treden. De kernwaarde integriteit houdt onder andere in dat de advocaat zich gedraagt in overeenstemming met de professionele normen voor de advocatuur, zoals die zijn samengevat in art. 46 Advocatenwet. Het gaat er dus niet alleen om of een rechtsregel iets ge- of verbiedt, maar of de advocaat handelt volgens die professionele normen.

5.2    Het optreden door een advocaat voor een naast familielid of een partner, of zoals in het onderhavige geval, voor de moeder van de partner, houdt altijd het risico in dat de advocaat niet voldoende afstand tot de cliënt en tot de zaak heeft. Dat daarvan sprake is geweest bij verweerder is de raad niet gebleken; daartoe heeft klaagster onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld. Het enkele feit dat verweerder deel uitmaakt van de familie door de relatie met de dochter van zijn cliënte is onvoldoende om daaruit af te leiden dat verweerder in de gegeven omstandigheden niet voor zijn cliënte had mogen optreden. Evenmin heeft klaagster inzichtelijk gemaakt in hoeverre het handelen van verweerder de slechte familieverhoudingen nog zou hebben verslechterd. Van enig financieel voordeel voor verweerder is in het geheel niet gebleken. Nu verweerder in deze geen tuchtrechtelijk verwijt treft, oordeelt de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    De raad overweegt dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot (vgl. Gedragsregel 7 ). De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Klaagster verwijt verweerder dat sprake is van een belangenconflict in de zin van belangenverstrengeling door verweerder.

5.4    De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder - of een kantoorgenoot - eerder in opdracht van klaagster heeft opgetreden of anderszins door zijn familiaire betrokkenheid een zodanig persoonlijke band met klaagster heeft opgebouwd en vertrouwelijke informatie over haar heeft gekregen. Daartoe heeft klaagster onvoldoende concrete feiten aangevoerd. De raad is dan ook niet gebleken dat verweerder als advocaat door het optreden voor zijn cliënte in een persoonlijk lastige situatie is terechtgekomen of nog kan terechtkomen jegens klaagster, waardoor zijn integriteit in zijn beroepsuitoefening in gevaar zou kunnen komen. Op grond hiervan is de raad dan ook van oordeel dat verweerder heeft gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdeel b) is dan ook naar het oordeel van de raad ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Klaagster verwijt verweerder, kort gezegd, dat hij op enig moment oma onder druk zou hebben gezet om bepaalde uitspraken te doen tijdens de procedures die ten nadele van klaagster waren. Nu verweerder dit verwijt van klaagster gemotiveerd heeft betwist, kan de raad de juistheid daarvan niet vaststellen. Andere feiten of omstandigheden die het verwijt van klaagster aannemelijk maken zijn niet gesteld of gebleken, zodat de raad dit klachtonderdeel ongegrond zal verklaren.

Ad klachtonderdeel d)

5.6    Naar het oordeel van de raad mocht verweerder als partijdige belangenbehartiger de stellingen en feiten namens zijn cliënte in de procedures aanvoeren zoals hij dat heeft gedaan. Niet is gebleken dat verweerder daarbij bewust onjuiste feiten heeft aangevoerd en dat hij zich daarbij op enigerlei wijze grievend heeft uitgelaten over klaagster, die als belanghebbende betrokken was bij die procedures. Nu klaagster deze verwijten onvoldoende heeft onderbouwd en ook overigens door de rechter over de door verweerder aangevoerde feiten en stellingen is geoordeeld, valt niet in te zien in hoeverre daarvan aan verweerder enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Daarmee oordeelt de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. H. Dulack, B.E.J.M. Tomlow, leden, en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 mei 2017.

Griffier                        voorzitter