ECLI:NL:TADRARL:2017:75 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-605

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:75
Datum uitspraak: 10-04-2017
Datum publicatie: 29-05-2017
Zaaknummer(s): 16-605
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
  • Waarschuwing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft zonder toestemming van klaagster met een dochter van klaagster en haar cliënt gesproken. De raad overweegt dat een advocaat die wordt geconfronteerd met een verzoek van zijn cliënt om in verband met een regeling omtrent gezag en omgang, met een minderjarige te spreken, zich dient te realiseren dat hij de belangen van slechts één van de ouders behartigt en derhalve per definitie een partijdige rol vervult. Om te vermijden dat het gesprek van de advocaat als inzet in de strijd tussen de ouders wordt gebruikt of dat dat door de andere ouder als zodanig wordt ervaren en om te vermijden dat het kind in een loyaliteitsconflict belandt, dient daarom in beginsel de toestemming van de andere ouder voor een dergelijk gesprek te worden verkregen. Klacht gegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 10 april 2017

in de zaak 16-605

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw X

wonende te A

klaagster

tegen

mr. Y

advocaat te B

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 februari 2016 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 24 juni 2016 met kenmerk 16-0053/ML/sd, door de raad ontvangen op 27 juni 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 januari 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster stond de ex- echtgenoot van klaagster bij.

2.2    Op 10 juni 2015 heeft verweerster met het minderjarige kind van klaagster en haar cliënt, hierna: de minderjarige, gesproken. Aanleiding daarvoor was het kinderverhoor van de minderjarige in de echtscheidingsprocedure dat op 15 juni 2015 zou plaatsvinden.

2.3    Klaagster en de cliënt van verweerster hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarige. Verweerster heeft vooraf noch achteraf van verweerster toestemming  gekregen voor genoemd gesprek en verweerster heeft klaagster daarover ook niet vooraf of achteraf geïnformeerd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door op haar kantoor een persoonlijk gesprek te voeren met de minderjarige dochter van klaagster zonder dat klaagster hierover vooraf of achteraf is geïnformeerd, laat staan daarvoor haar toestemming heeft verzocht.

4    VERWEER

4.1    Gedurende de echtscheidingsprocedure werd klaagster wisselend bijgestaan door diverse advocaten. In de periode dat klaagster niet werd bijgestaan door een advocaat heeft zij nimmer gereageerd op berichten of verzoeken van verweerster. Bovendien wist de cliënt van verweerster lange tijd niet waar verweerster verbleef. Medio 2015 is de situatie tussen klaagster en de minderjarige geëscaleerd waarna de minderjarige tijdelijk bij de cliënt van verweerster is gaan wonen. In deze periode werd de oproep voor het kinderverhoor ontvangen. Op verzoek van de cliënt van verweerster heeft verweerster met de minderjarige gesproken.

4.2    Het gesprek heeft buiten aanwezigheid van haar cliënt plaatsgevonden. Doel van het gesprek was de minderjarige te informeren over de gang van zaken tijdens het kinderverhoor. Er is met de minderjarige niet over de standpunten van de ouders gepraat. Verweerster heeft de minderjarige zeker niet bij de echtscheiding willen betrekken.

4.3    Ter zitting heeft verweerster naar voren gebracht dat zij met de kennis van nu destijds anders zou hebben gehandeld. Voortaan zal zij niet meer zonder toestemming van de andere gezaghebbende ouder met een minderjarige spreken.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerster heeft erkend dat zij op verzoek van haar cliënt, maar zonder toestemming van klaagster en zonder klaagster daarover te informeren met de minderjarige dochter van haar cliënt en klaagster heeft gesproken.

5.2    Een advocaat die wordt geconfronteerd met een verzoek van zijn cliënt om in verband met een regeling omtrent gezag en omgang, met de betreffende minderjarige te spreken, dient zich te realiseren dat hij de belangen van slechts één van de ouders behartigt en derhalve per definitie een partijdige rol vervult. Om te vermijden dat het gesprek van de advocaat als inzet in de strijd tussen de ouders wordt gebruikt of dat dat door de andere ouder als zodanig wordt ervaren, dient daarom in beginsel de toestemming van de andere ouder voor een dergelijk gesprek te worden verkregen.

5.3    Bij het voorgaande is van belang dat een kind door een dergelijk gesprek in een loyaliteitsconflict kan belanden, hetgeen hier mogelijk ook is gebeurd nu, zoals klaagster naar voren heeft gebracht, de minderjarige haar in eerste instantie niet over het gesprek wilde vertellen. Pas na enige tijd heeft de minderjarige klaagster willen informeren over het gesprek en over de inhoud ervan. Daarvan uitgaande, kan niet worden uitgesloten dat het gesprek, in de wetenschap dat dit is gevoerd zonder raadpleging van haar moeder, voor de minderjarige niet zonder gevolgen is gebleven.

5.4    Voor de norm zoals hiervoor geformuleerd wijst de raad op een daarmee overeenkomstige aanbeveling in de Best Practice Guide “Echt Scheiden” 2009 (p. 100), een leidraad geschreven op initiatief van de Raad voor Rechtsbijstand en de Nederlandse Orde van Advocaten. Daaruit wordt geciteerd:

“Het kan ook zijn dat de kinderen graag met de advocaat van hun ouders willen praten of dat de ouders het kind meenemen. Wees hier voorzichtig mee en zorg dat als u besluit met de kinderen te praten, u hiervoor de toestemming van beide ouders hebt. Zeker waar de ouders ieder een eigen advocaat hebben, moet u de advocaat van de andere partij van tevoren raadplegen. Het is van groot belang om te voorkomen dat de kinderen tijdens of na de procedure in een loyaliteitsconflict verzeild raken of door de ouders als inzet van de onderhandelingen worden gebruikt”. 

5.5    Dat verweerster de toestemming van klaagster diende te verkrijgen wordt overigens niet anders door, zoals verweerster heeft aangevoerd, klaagster op dat moment geen advocaat meer had. Verweerster had klaagster rechtstreeks kunnen benaderen, bijvoorbeeld per e-mail. Als zij niet meer over het mailadres beschikte had verweerster dat bij haar cliënt kunnen opvragen.

5.6    Het voorgaande wordt ook niet anders indien, zoals verweerster heeft gesteld, het gesprek zich heeft beperkt tot de praktische gang van zaken tijdens het kinderverhoor, en dus over de feiten zelf niet is gesproken. Ook dan kan sprake zijn van een onevenredige schending van de belangen van klaagster en de minderjarige met de hiervoor gesignaleerde gevolgen van dien.    

5.7    Op grond van het bovenstaande komt de raad tot de conclusie dat verweerster niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.8    Derhalve wordt de klacht gegrond verklaard.

6    MAATREGEL

6.1    Volstaan kan worden met de lichtste maatregel, zijnde een enkele waarschuwing. De raad neemt daarbij in overweging dat niet is gebleken dat verweerster met de minderjarige ook over de inhoud van de zaak heeft gesproken, verweerster tijdens de zitting bij de raad heeft toegegeven dat zij van het gesprek had moeten afzien, verweerster ook heeft toegezegd het voortaan anders te gaan doen en, tot slot, verweerster niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.  

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 50,- aan klaagster;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, H. Dulack, K.F. Leenhouts en K.J. Verrips, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2017.

Griffier    Voorzitter