ECLI:NL:TADRARL:2017:74 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-534

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:74
Datum uitspraak: 10-04-2017
Datum publicatie: 29-05-2017
Zaaknummer(s): 16-534
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond verklaard. Klaagster heeft de raad verzocht kennis te nemen van een geluidsopname van een gesprek waarbij verweerder aanwezig was. Naar het oordeel van de raad is het niet nodig daarvan kennis te nemen nu door  klaagster niet adequaat is toegelicht in welke zin dat voor de beoordeling van belang zou zijn. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 10 april 2017

in de zaak 16-534

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 augustus 2016 op de klacht van:

stichting X

gevestigd te A,

klaagster

tegen

mr. Y,

advocaat te B

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 13 mei 2015 (met bijlagen verzonden per e-mail van 1 oktober 2015) heeft klaagster, hierna: de stichting, zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 6 juni 2016 met kenmerk 2015 KNN085, door de raad ontvangen op 8 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 29 augustus 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 augustus 2016 is verzonden aan klaagster

1.4    Bij brief van 8 september 2016, door de raad ontvangen op 13 september 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Op 24 december 2016 heeft de griffie van klaagster nog een e-mail met bijlage ontvangen. Van verweerder heeft de raad nog een brief van 3 januari 2017 met bijlagen ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 januari 2017 in aanwezigheid van de twee heren namens klaagster, en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift en de e-mail van 24 december 2016 van klaagster.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3.    VERZET

3.1    Uit haar verzetschrift blijkt dat klaagster er behoefte aan heeft (althans zo begrijpt de raad dat) om over de klacht gehoord te worden. Inhoudelijke verzetgronden zijn in het verzetschrift niet geformuleerd.

3.2    In de e-mail van 24 december 2016 heeft klaagster de raad verzocht kennis te nemen van een geluidsopname van een gesprek dat op 7 april 2015 tussen het bestuur van klaagster en het college van B&W van de gemeente L heeft plaatsgevonden, waarbij ook verweerder aanwezig was. Dit was het gesprek waarin verweerder, naar klaagster stelt ten onrechte, naar voren heeft gebracht dat er geen quick scan was. 

3.3    Deze geluidsopname was – aldus vermeld in de genoemde e-mail – als digitaal geluidsbestand via het medium Wetransfer bij een e-mail van gelijke datum aan de raad toegezonden en klaagster heeft de raad verzocht om daarvan kennis te nemen.

3.4    Naar het oordeel van de raad is het niet nodig daarvan kennis te nemen nu door  klaagster niet adequaat is toegelicht in welke zin dat voor de beoordeling van belang zou zijn. De mededeling van verweerder waar om het hier volgens de toelichting van klaagster zou gaan, namelijk dat hij tijdens een gesprek heeft gezegd dat er geen schriftelijk stuk was waarin een quick scan was opgenomen, is door verweerder niet betwist. De raad ziet niet in, en door klaagster is ook niet toegelicht, in welke zin de context van het gesprek waarin deze mededeling is gedaan aan de inhoud daarvan iets af- of toe zou kunnen doen. 

4.    BEOORDELING VERZET

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Daaraan voegt de raad nog toe dat, naar het haar voorkomt, de mededeling die verweerder tijdens de bespreking van 7 april 2015 aan de bestuurders van klaagster heeft gedaan logischerwijs voortvloeide uit de gang van zaken voorafgaande aan dit gesprek, zoals deze door verweerder is geschetst. Verweerder heeft verklaard dat hij eerst kort voor de bewuste bespreking bij de zaak betrokken is geraakt, dat hij de bespreking pas kort voordat deze plaatsvond met de gemeente heeft voorbereid, dat daarbij het verzoek van klaagster op grond van de Wet openbaarheid van bestuur aan de orde is geweest, dat hij in dat kader bij de betreffende gemeenteambtenaar heeft geïnformeerd naar het bestaan van de quick scan en dat hem toen is verteld dat een dergelijk stuk niet bestond. De raad ziet geen aanleiding om niet van de juistheid van deze geschetste gang van zaken uit te gaan. 

4.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, H. Dulack, K.F. Leenhouts en K.J. Verrips, leden en bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2017.

griffier    voorzitter