ECLI:NL:TADRARL:2017:199 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-224

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:199
Datum uitspraak: 20-11-2017
Datum publicatie: 20-12-2017
Zaaknummer(s): 17-224
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij naar het oordeel van de raad op de diverse correspondentie van klager op behoorlijke wijze en voldoende tijdig gereageerd, dan wel heeft zij daarop door haar cliënte  laten reageren. Niet valt in te zien in welke zin het verweerster tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij met haar cliënte uit praktische en kostenbesparend oogpunt heeft afgesproken dat haar cliënte zou reageren, met verweerster in de cc in de mails. Verweerster heeft gedragsregel 15 lid 1 geschonden door niet gelijktijdig producties aan het gerechtshof en aan de advocaat van de wederpartij te sturen. Dat de advocaat van de wederpartij begrip had voor de omissie en nog leestijd tijdens de zitting van het gerechtshof heeft gekregen maar dat niet heeft benut, maakt het oordeel van de raad niet anders, temeer daar verweerster niet ter zitting van de raad is verschenen om haar handelwijze toe te lichten. Klachtonderdeel gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 20 november 2017

in de zaak 17-224

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 25 augustus 2016, aangevuld bij brief van 25 oktober 2016, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 maart 2017 met kenmerk 16-0231/AF/sd, door de raad ontvangen op 6 maart 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 september 2017 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard door klager, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager en zijn ex-echtgenote zijn al jarenlang betrokken in rechtszaken over onder meer de invulling van de omgangsregeling met  de minderjarige dochter van partijen, ook tijdens vakanties, en het gezag over haar. Verweerster heeft daarbij als opvolgend advocaat de belangen van de ex-echtgenote van klager behartigd.

2.2    Per e-mail van 9 juni 2016 om 15:58 uur aan de advocaat van klager heeft verweerster een e-mail van haar cliënte rechtstreeks aan klager van 6 juni 2016 doorgestuurd met een herhaald verzoek aan klager om op de voorgestelde vakantieverdeling te reageren. De advocaat van klager heeft daarop per e-mail van 9 juni 2016 om 16:13 uur de omgangsregeling toegelicht en verweerster verzocht om haar cliënte te laten bevestigen dat zij het paspoort van de minderjarige dochter zonder voorwaarden op zondag 31 juli 2016 om 18.00 uur aan klager zal meegeven.

2.3    Per e-mail van 28 juli 2016 om 09:31 uur heeft de advocaat van klager aan verweerster verzocht om uiterlijk 29 juli 2016 om 9:00 uur in elk geval te reageren op eerdere e-mails waaronder de e-mail van 9 juni 2016 en daarbij aangekondigd dat anders de deken voor bemiddeling zal worden ingeschakeld. Verweerster heeft daarop per e-mail van 29 juli 2016 om 11:48 uur laten weten dat zij de e-mail aan haar cliënte heeft doorgestuurd en dat wegens haar vakantie tot en met 5 augustus 2016 haar cliënte rechtstreeks met klager contact zal opnemen om nadere afspraken te maken over de overdracht.

2.4    De cliënte van verweerster heeft per e-mail van 29 juli 2016 om 14:18 uur aan de advocaat van verweerder, met verweerster en klager in de cc, laten weten dat klager niet bereid bleek om met haar te willen communiceren zodat zij om die reden de vakantieverdeling per e-mail toelichtte met de  toezegging dat zij het paspoort aan klager zou afgeven. Eveneens per e-mail van 29 juli 2016 om 14:46 uur heeft de advocaat van klager rechtstreeks aan de cliënte van verweerster, met verweerster en klager in de cc, de reactie van klager toegezonden.

2.5    Op 9 augustus 2016 heeft verweerster middels een V6-formulier aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een brief met een drietal aanvullende producties toegezonden.

2.6    Bij de mondelinge behandeling van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2016 waren klager en zijn advocaat en verweerster en haar cliënte aanwezig.

2.7    Per e-mail van 24 augustus 2016 om 07:31 uur heeft de advocaat van klager aan verweerster laten weten haar brief van 7 augustus 2016 aan het gerechtshof niet per e-mail te hebben ontvangen, dat hij er deze keer geen consequenties aan zou verbinden, en tevens verzocht om alsnog toezending ervan.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    stelselmatig niet of erg laat reageren op e-mails van de advocaat van klager rond de vakantieverdeling tussen de ouders, waardoor verweerster de echtscheiding van klager en zijn ex-partner bewust heeft laten escaleren;

b)    op 9 augustus 2016 producties aan de rechter te sturen, zonder daarvan meteen een kopie aan de advocaat van klager te sturen, waardoor klager in zijn verdedigingsbelang is geschaad;

c)    onwaarheden te vertellen aan de rechter, feiten verdraait en liegt tegen de rechter.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster betwist dat zij niet of te laat heeft gereageerd op vragen van klager of van zijn advocaat. Omdat zij haar cliënte op betalende basis bijstaat, hebben zij onderling ter voorkoming van hoge kosten afgesproken dat haar cliënte eerst zelf probeert om met klager tot afspraken te komen, alvorens verweerster zich in de kwestie mengt. Uit de diverse overgelegde e-mails blijkt ook in juni en juli 2016 dat haar cliënte altijd en snel heeft gereageerd op e-mails van klager over de omgang. Waar nodig heeft verweerster binnen korte tijd op vragen van klager of zijn advocaat gereageerd. Zij verwijst ter onderbouwing daarvan naar de overgelegde e-mails van 31 mei 2016, 9 juni 2016 en 29 juli 2016 van haar aan de advocaat van klager.  Hieruit blijkt dat van enig klachtwaardig handelen geen sprake is geweest, aldus verweerster.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster geeft aan dat zij per abuis geen afschrift van haar brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 augustus 2016, met drie producties, aan de advocaat van klager heeft gestuurd. Tijdens de zitting bij het gerechtshof is dat gebleken. Klager en zijn advocaat hebben toen alsnog een kopie ontvangen en zijn door het gerechtshof in de gelegenheid gesteld om de stukken te lezen. Het gerechtshof heeft ook aangeboden om de zitting te schorsen voor een leespauze maar daarvan is door klager en zijn advocaat geen gebruik gemaakt. De advocaat van klager heeft daarna tijdens de zitting gereageerd op genoemde brief met bijlagen van verweerster. Nadien heeft verweerster het stuk alsnog aan de advocaat van klager gemaild, die al per e-mail van 24 augustus 2016 zijn begrip had uitgesproken voor haar omissie. Nu klager bovendien niet is geschaad in zijn verdedigingsbelang, treft verweerster in deze geen tuchtrechtelijk verwijt.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Verweerster betwist dat zij in de verschillende procedures tussen de ex-echtelieden onwaarheden heeft verteld, feiten heeft verdraaid of de rechtbank anderszins heeft voorgelogen. Zij heeft daarbij de belangen van haar cliënte behartigd op basis van de door haar cliënte vertelde feiten, waarvan zij uit mocht gaan, en heeft tegenover de rechter het standpunt van haar cliënte verwoord. Zij betwist op enigerlei wijze de belangen van klager onnodig of onevenredig te hebben geschaad, zodat geen sprake is van klachtwaardig handelen van haar jegens klager.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Uit het klachtdossier en de vastgestelde feiten is de raad gebleken dat verweerster op de diverse correspondentie van de advocaat van klager, ook over de vakantieverdeling, op behoorlijke wijze en voldoende tijdig heeft gereageerd, dan wel dat zij daarop door haar cliënte heeft laten reageren. Niet valt in te zien in welke zin het verweerster tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij, zoals kennelijk zo was afgesproken, uit kostenbesparend en praktisch oogpunt wegens haar eigen vakantie haar cliënte heeft laten reageren op een aantal e-mails van de advocaat van klager, welke e-mails bovendien in cc aan verweerster werden gestuurd. Nu van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster dan ook geen sprake is, zal de raad klachtonderdeel a) ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Gedragsregel 15 lid 1 luidt: “Het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat der wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren”. Handelen in strijd met deze gedragsregel is in beginsel handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet.

5.4    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster op grond van de vastgestelde feiten gedragsregel 15 lid 1 geschonden en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld. Dat de advocaat van klager tijdens de zitting van het gerechtshof op 23 augustus 2016 na de gebleken omissie van verweerster nog leestijd heeft gekregen maar die niet heeft benut, vervolgens wèl inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen haar brief van 9 augustus 2016 en de producties en de advocaat van klager in zijn e-mail van 24 augustus 2016 begrip heeft getoond voor haar vergissing, zoals verweerster heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel van de raad, temeer daar verweerster niet ter zitting is verschenen om toe te lichten waarom zij heeft gehandeld zoals zij heeft gedaan. Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en tevens de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij van klager had. Daarmee oordeelt de raad klachtonderdeel b) gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    De juistheid van dit verwijt kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. Dat leidt ertoe dat de raad klachtonderdeel c) ongegrond zal verklaren.

6    MAATREGEL

Op grond van het vorenstaande ziet de raad aanleiding om aan verweerster een maatregel van waarschuwing op te leggen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,- aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

-    verklaart klachtonderdelen a) en c) ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de forfaitaire reiskosten van € 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. Bige, R.J.A. Dil, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken op 20 november 2017.

Griffier                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 20 november 2017