ECLI:NL:TADRARL:2017:150 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-307

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:150
Datum uitspraak: 31-05-2017
Datum publicatie: 27-09-2017
Zaaknummer(s): 17-307
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder als advocaat van de gedetineerde klager diens klacht over de tekortschietende medische zorg in de penitentiaire inrichting voldoende voortvarend en adequaat behandeld en, ondanks de taalproblemen, klager van zijn werkzaamheden op de hoogte gehouden, zonder dat van leugens sprake is geweest.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 31 mei 2017

in de zaak 17-307

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 18 april 2017 met kenmerk 2016 KNN097, door de raad ontvangen op 19 april 2017.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is een vreemdeling van Albanese nationaliteit die vanaf 2008 langdurig (tot 11 december 2021) is gedetineerd. Na veelvuldige overplaatsingen verblijft klager in de Penitentiaire Inrichting te [plaats] hierna: de PI.

1.2    Op 25 februari 2015 is klager door het Juridisch Loket verwezen naar verweerder in verband zijn onvrede over de medische zorg in de PI en de daardoor door klager geleden materiële en immateriële schade.

1.3    Verweerder heeft klager op 6 maart 2015 in detentie bezocht. Bij brief van 6 maart 2015 heeft hij aan klager de opdracht bevestigd en daarin aangegeven de noodzakelijke medische gegevens van klager te zullen opvragen.

1.4    Verweerder heeft op 9 maart 2015 namens klager zijn medische dossier opgevraagd bij de Medische Dienst van de PI.

1.5    Bij brief van 3 april 2015 heeft verweerder zich gewend tot de afdeling gezondheidszorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI). In die brief heeft verweerder de medische klachten van klager nader toegelicht en gesteld dat de medische zorg van klager ernstig onder de maat is gebleven en verzocht om diens medische klachten serieus te nemen en in behandeling te nemen. En voorts:

“Ook meent cliënt dat mede ten gevolge van miscommunicatie zijn medische klachten niet goed worden begrepen althans dat hij daarin niet serieus wordt genomen. Het verzoek om teruggestuurd te worden naar Albanië is dan ook een logische en is met het oog op zijn toestand dringend noodzakelijk. Cliënt acht zich detentie ongeschikt. (…)”

1.6    Verweerder heeft in de periode daarna de met de DJI en derden gevoerde correspondentie over de zaak aan klager doorgestuurd en toegelicht.

1.7    Bij brief van 22 april 2016 aan klager heeft verweerder de inhoud van eerdere gesprekken bevestigd. Onder meer heeft verweerder daarin bevestigd dat hij op nadrukkelijk verzoek van klager een concept dagvaarding aan klager heeft gegeven, maar dat hij ook heeft laten weten dat hij op basis van de huidige medische gegevens geen gronden ziet voor het starten van een procedure namens klager. Voorts heeft hij klager geadviseerd om onafhankelijk onderzoek te laten doen alvorens een procedure te starten, waarbij de kosten voor klager circa € 1.500,- kunnen bedragen. Verweerder heeft klager verzocht om te beslissen of hij die kosten van onderzoek wil maken en daarover te berichten.

1.8    Bij brief van 15 juli 2016, door de deken ontvangen op 22 juli 2016, en bij (vertaalde) brief van 26 juli 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.9    Begin september 2016 heeft klager zich gewend tot zijn gemachtigde in deze zaak met het verzoek om de behandeling van zijn zaak  tegen de PI over te nemen van verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

onvoldoende voortvarend en adequaat de belangen van klager te behartigen door slecht met klager te communiceren en klager stelselmatig te beliegen.

Toelichting:

2.2    Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de taalbarrière en de verslechterende gezondheidstoestand van klager en heeft klager, ondanks toezeggingen, bovendien onvoldoende bezocht en hem, ondanks herhaald verzoek, niet voldoende op de hoogte gehouden van de stand van zaken. 

2.3    Klager voelt zich ook belogen door verweerder. Tijdens een bezoek aan klager had verweerder laten weten dat onderzoek door een psychiater noodzakelijk was, maar verweerder heeft geen psychiater voor hem benaderd. De door verweerder opgestelde concept dagvaarding is niet door hem verzonden. Klager verwijt verweerder dat zijn gezondheidsklachten mede hierdoor zijn verergerd.

2.4    Volgens klager heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van klager en hem onvoldoende de realiteit voorgehouden dat klager moest leren leven met zijn gezondheidsklachten en voor een moeilijke keuze stond ten aanzien van de medische behandeling daarvoor.

3    VERWEER

3.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld jegens klager en voert het volgende verweer tegen de klachtonderdelen.

3.2    De gesprekken met klager in de PI verliepen met behulp van een telefonische tolk. Daarnaast zocht klager veelvuldig telefonisch contact met verweerder, waarbij hun voertaal Engels was. De communicatie verliep volgens verweerder moeizaam met klager die in de gesprekken ook steeds wisselende of nieuwe klachten aan de orde stelde. Verweerder stelt dat hij de afgesproken werkzaamheden voor klager zorgvuldig en voortvarend heeft gedaan en dat hij klager daarvan op de hoogte heeft gehouden. Verweerder heeft klager gewezen op het procesrisico van een civiele procedure en bij klager aangedrongen om eerst een onafhankelijk medisch onderzoek te laten doen om zijn standpunt over onjuiste en onvolledige zorg te kunnen bewijzen. De kosten dienden door klager te worden betaald. Verweerder heeft klager er bovendien op gewezen dat een eis tot smartengeld van minimaal € 100.000,- niet reëel was.

3.3    Verweerder betwist aan klager te hebben toegezegd om een geschikte arts voor klager te zoeken, die arts persoonlijk te zullen benaderen en klager naar het ziekenhuis te zullen begeleiden. De uitleg dat hij dit niet heeft toegezegd, werd daarna echter niet door klager geaccepteerd en heeft geleid tot deze klacht, ten onrechte volgens verweerder.

4    BEOORDELING

4.1    In deze zaak staat centraal of verweerder de afwikkeling van het medisch geschil van klager met derden heeft behandeld met voldoende zorg ten opzichte van de belangen van klager, als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De voorzitter neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.

4.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

4.3    Uit de overgelegde stukken, de vaststaande feiten en de stellingen van verweerder is de voorzitter gebleken dat verweerder de hem opgedragen werkzaamheden met de nodige voortvarendheid heeft gedaan en dat hij daarbij - waar het in zijn vermogen als advocaat lag - ook adequaat voor klager is opgetreden. Verweerder heeft immers de medische stukken opgevraagd bij derden, klager daarbij realistisch geadviseerd en waar nodig overleg met klager gehad, zowel schriftelijk als persoonlijk en/of met tolkentelefoon. De juistheid van de verdere verwijten van klager dat verweerder daarbij onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke situatie en hem zou hebben belogen, kan de voorzitter, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet vaststellen.

4.4    Op grond van het vorenstaande is de voorzitter dan ook van oordeel dat verweerder klager naar behoren heeft bijgestaan en dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. De voorzitter oordeelt daarmee de klacht kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 31 mei 2017.

griffier    voorzitter

Verzonden d.d. 31 mei 2017